1 m 918 VRIJDAG 22 Wéér kroop er ontzetting in haar oogen, die echter, evenals straks, weldra plaats maakte voor gloeiende verontwaardiging. „O!" riep ze met gesmoorde stem, „dat is eenvoudig schande lijk... daar zijn geen woorden voor! U hebt niet het recht mij op een dergelijke manier te ondervragen, om dergelijke stui tende verdachtmakingen uit te spreken. Als we niet alleen waren, als er iemand bij mij was, zou u dat allemaal niet heb ben durven zeggen." „Neemt u me niet kwalijk, mevrouw, maar nu vergist u zich toch heusch. Mijn superieuren hebben mij opgedragen, deze zaak tot in de kleinste kleinigheden te onderzoeken en vast te stellen, wie meneer Shutter gedood heeft en om welke reden de moord is gepleegd. En aangezien ik het bewijs heb, dat u mij.... welnumij heeft voorgelogen met betrekking tot die snuifdoozen „Hoe komt u aan dat bewijs?" viel ze hem snel in de rede. „Dat kan ik u tot mijn spijt niet vertellen. Laat het u genoeg zijn, dat het zoo is. Ik héb het bewijs, dat u onwaarheid gespro ken hebt op dit punt en het is niet meer dan natuurlijk, dat ik ook op andere punten de waarheid uwer woorden in twijfel ga trekken. En dat doe ik inderdaad! Ik twijfel er ten sterkste aan of u, toen u om half twee hier in de hall kwam, uw man dood vónd. Ik ben er integendeel van overtuigd, dat hij op dat moment nog springlevend was; dat hij, toen u binnenkwam, öf rtien jongeman bedreigde, die hem wilde bestelen, öf dat hij het u deed en dat de jongeman kans zag zich meester te maken van den dolk en hem doodstak. Zóó of zoo ongeveer heeft naar mijn overtuiging de zaak zich toegedragen." Er viel een zwijgen na deze woorden, alleen verbroken door de klokken die het uur sloegen, en luider, door het gaan van de 'ScAootóUenen U ïïottetdam. JANUARI 1932 No. 34 voordeurbel. Maar geen van beiden hoorden zij het. Opeens omklemde het jonge vrouwtje, de oogen groot van schrik en wijd-starend, krampachtig de leuning van haar stoel en hortend en schor kwam het over haar lippen: „Het is een leugen.... een schandelijke leugen. Ik heb u gezegd, dat ik geloof, dat hij door een Chinees vermoord is. Hij lag dood op den grond en er was verder niemand in de kamer, toen ik beneden kwam. Ik zweer het u...." Ze schrokken alle twee op, toen een rijzige, voorname, in drukwekkende gestalte door de half-geopende deur onaange diend binnenkwam en rechtstreeks op Evangeline toeging, die zich nog steeds in wanhoop aan haar stoel vastklemde, wan kelend op haar voeten. Het was 'n man van 'n jaar of veertig, met een prettig, joviaal, door veelvuldig verblijf in de open lucht ruig-verweerd gezicht; zijn haar grijsde aan de slapen, maar verder was hij jeugdig in elk opzicht: zonder rimpels, de oogen helder, de gestalte krachtig en sportief. Kin en neus ferm en wilskrachtig, de mond vriendelijk. Hij legde voorzichtig zijn arm om Evangeline en drukte haar zachtjes in den stoel. „Arm kind," zei hij, zijn stem vol warm medelijden. „Wat ben ik blij, dat ik direct hierheen gekomen ben." Toen richtte hij zich hoog-op en wendde zich tot den detective. „Ik veronderstel, dat u brigadier Greenwood bent, die de leiding van het onderzoek heeft in deze zaak." Zijn stem klonk opeens heel anders: voornaam, autoritair. „Ik ben Sir Anthony Havden, een oud vriend van meneer en mevrouw Shutter, en her. feit in aanmerking genomen, dat mevrouw een vreeselijken schok heeft gehad en haar groot verdriet nog zoo heel versch is, ben ik uitermate verbaasd u hier te vinden. Tusschen haak jes, ik hoorde toevallig het laatste deel van het gesprek. Er werd iets over een Chinees gezegd, nietwaar? „Ja, Sir Anthony. Mevrouw trachtte mij te overtuigen, dat er meer personen in deze zaak betrokken zijn dan waarvan wij weten. Ze vertelde mij, dat haar man bang was voor Chineezen in verband met dat Chineesche afgodsbeeld, veronderstel ik en ik van mijn kant trachtte haar duidelijk te maken, dat mij dat. zacht gezegd, in hooge mate onwaarschijnlijk leek. Er waren maar twee personen bij meneer Shutter op het oogenblik van den moord en er zijn hier nergens in de buurt Chineezen." Sir Anthony keek den detective even met saamgeknepen oogen aan eer hij antwoord gaf; toen liep hij langzaam de kamer door tot waar Greenwood stond en tikte hem met een uitgestrekten vinger op den schouder. „Meneer Greenwood," zei hij bedachtzaam, „tracht in het vervolg wat zekerder van uw zaak te zijn, als u iets beweert. Ik ben toevallig in staat uw bewering met den meesten nadruk tegen te spreken. Dat zit zoo: ongeveer een maand geleden schreef iemand op mijn advertentie voor een tuinman; een beschaafd man, een heel ander type dan wat zich gewoonlijk op dergelijke advertenties aanmeldt. Ik nam aan, dat hij een Engelschman was; hij sprak vlekkeloos Engelsch en zag er ook volkomen Europeesch uit. Maar ik heb een paar jaar in China gewoond en ik merkte bepaalde eigenaardigheden bij den man op; die mij tot de overtuiging brachten, dat hij een flinke dosis Chineesch bloed in de aderen moest hebben, en toen ik hem daarover aan den tand voelde, ontkende hij dat niet. Maar ik had den man al aangenomen en ik mag gerust zeggen, dat ik daar geen spijt van heb, want ik heb nog nooit zoo'n uit- nemenden tuinman gehad. Toch zou ik op dit oogenblik niet meer durven beweren, dat hij geen verborgen doel had met zijn komst hier in de streek, integendeel, het type in aanmerking genomen, komt het mij thans hoogst waarschijnlijk voor, dat dit wél het geval is. Het zou daarom zeker niet verkeerd zijn, brigadier, als u uw aandacht aan dit heerschap wijdde, of schoon ik vrees, dat ik daardoor een waardevol dienaar zal verliezen. En nu u dit weet, wilt u waarschijnlijk wel zoo goed zijn een anderen toon aan te slaan ten opzichte van mevrouw Shutter. U zult zich moeten doordringen van het feit, dat de verdwijning van dat jade afgodsbeeld geen gewone diefstal is, maar dat hier veel diepere motieven in 't spel zijn. Ik voor mij ben geneigd aan te nemen, dat de aanwezigheid van dezen John Ling voornamelijk, of misschien wel heelemaal, de oorzaak is geworden van den dood van meneer Shutter. In ieder geval zou ik, als ik u was, alles nog maar eens goed overwegen, voor u een beslissenden stap doet...." XII. HET TWAALFDE UUR. (Vervolg). Bobby Redmayne merkte, dat Lady Santley's blik met ver wondering op hem rustte en onmiddellijk herstelde hij zich en had hij zichzelf weer onder controle. Voor zijn sterk-ontwikkeld gevoel voor humor was de situatie het toppunt van grappigheid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 22