JOHAN DE GRAAFF
Ik kan er zoo niets van zeggen, meneer Paul, ik zal eerst eens moeten gaan
kijken," gaf 't meisje hem met een hulpeloos schouderophalen ten ant
woord. Haar verlegenheid weerhield Paul van verdere vragen. Het kleine
voorval scheen storend op de stemming van de aanzittenden te hebben
gewerkt, want iedereen zweeg en haastte zich om een einde aan het ontbijt
te maken. Met een zucht van verlichting zag Paul den directeur eindelijk
opstaan, welk voorbeeld onmiddellijk door de anderen werd gevolgd.
„Komt u om elf uur een kopje koffie bij ons drinken, meneer van Affefen?"
haastte de ponyrijdster zich te vragen, toen Paul met Moelay den wagen
wilde verlaten.
„Juffrouw van Staveren was gisteren reeds zoo vriendelijk mij daartoe uit
te noodigen," antwoordde Paul op koelen toon, onaangenaam getroffen als
hij was door het leedvermaak waarvan de Duitsche bij de verschijning van den
stalknecht had blijk gegeven.
De ponyrijdster beet zich op de lippen en wendde zich vervolgens met
een spottend gelaat tot de dompteuse, die haar blik onbewogen en met een
hooghartigen trek om den mond doorstond.
Zoowel Paul als de directeur hadden dien blik opgevangen en terwijl zij
zich samen verwijderden, keken ze elkander onwillekeurig eens aan.
Jalousie de métier," maakte Farber Paul duidelijk. „Erna heeft een klein
en benepen zieltje en ze is bovendien harteloos en coquet. In een andere om
geving zou ze zelfs gevaarlijk kunnen zijn, maar hier kennen wij haar en wij
houden haar zooveel mogelijk buiten onze vertrouwelijke aangelegenheden.
U is dus gewaarschuwd," besloot hij glimlachend.
Paul knikte geamuseerd.
„Ik heb haar al spoedig op haar juiste waarde weten te schatten," ver
klaarde hij lachend. Terstond weer ernstig wordend, lag hem de vraag op de
lippen of de stalknecht, wiens verschijning hem zoo onaangenaam getroffen
had, in familiebetrekking tot de dompteuse stond, doch zich herinnerend hoe
de directeur den vorigen avond alle uitleggingen daaromtrent vermeden had,
legde hij, hoewel met tegenzin, zijn nieuwsgierigheid het zwijgen op.
Op het punt staande, zijn eigen wagen binnen te gaan, zag Paul een auto
den toegang tot het wagenpark inrijden, waaruit hij den dokter, een van zijn
stndiegenooten, te voorschijn zag komen. Op de verwonderde vraag van zijn
vriend verklaarde hij lachend wat hem in het circus had gebracht, waarop
de directeur den medicus naar het verblijf van den fakir geleidde. Eenige
minuten later kwam hij weer te voorschijn en belangstellend informeerde
Paul wat de kleine scheelde.
„Longontsteking in ernstigen graad, Paul," antwoordde de dokter met
een bezorgd gelaat. „Het kind mag hier geen oogenblik langer blijven, ik zal
direct maatregelen nemen, dat het overgebracht wordt naar het ziekenhuis."
Deze tijding bracht ontsteltenis teweeg en nadat de dokter vertrokken
was, begaven de dompteuse en de clown, diep onder den indruk van het gevaar,
waarin het vierjarig kind, dat aller lieveling was, verkeerde, zich naar den
wagen van het Hindoe-paar. Een oogenblik later kwam Sidi Moelay Paul
waarschuwen, dat de rijlessen in 't circus aanvingen, waarop deze zich schoor
voetend naar de tent begaf.
Tot zijn bevreemding en ergernis constateerde Paul, dat hij bijna alle
belangstelling in de paardendressutir, die hem eerst zoo aangetrokken had,
verloren had en hoewel hij zijn best deed, de aanwijzingen en uitleggingen van
den Arabier te volgen, gelukte het hem niet, zijn onverdeelde aandacht daarbij
te bepalen. Telkens dwaalden zijn gedachten gedurende de eerstvolgende twee
uren naar de dompteuse en naar bet gebeurde aan de ontbijttafel af en toen
het eindelijk elf uur was, verheugde hij er zich in, zich te kunnen verwijderen.
Zichzelf bespottend als een kinderachtige dwaas, begaf hij zich naar het
verblijf van de dames, waar hij tot zijn teleurstelling alleen de ponyrijdster
aantrof.
„Tine is met Mathama naar het ziekenhuis," legde de Duitsche hem uit.
nadat zij hem had verzocht binnen te treden en hem een stoel had aangeboden.
„De fakir vond het beter dat de Rani hier bleef, zij is nogal zenuwachtig als
het de kleine betreft en haar man vreesde dat het afscheid in het ziekenhuis
haar te veel zou aangrijpen, begrijpt u."
Om niet opzettelijk onbeleefd te schijnen verborg Paul zijn teleurstelling
zoo goed mogelijk en trachtte zijn bezoek door een gesprek te rekken, in de
hoop dat de dompteuse spoedig zou terugkeeren. De Duitsche. die, naar hij had
opgemerkt, zich tegenover hem verdienstelijk trachtte te maken door hem
ongevraagd in te lichten omtrent de andere leden van den troep, maakte hem
dit gemakkelijk.
,,'t Is een heele slag voor de ouders om hun kind hier te moeten achter
laten, meneer van Affelen," begon zij. „Overmorgen vertrekken we naar
Zutphen en Mathama en zijn vrouw kunnen daar niet gemist worden natuur
lijk, hun optreden behoort tot de sensatienummers.'
Paul knikte. „Juffrouw vanStaveren schijnt veel van het kind te houden,"
merkte hij op.
„Ja, maar Hans toch nog het meest," antwoordde de Duitsche.
„Dan is hij daarom zeker zoo bedrukt," veronderstelde Pau!.
„Neen, zoo is hij altijd," verzekerde de ponyrijdster, „fk ben nog niet
zoo lang aan den troep verbonden, maar ik vernam van anderen, dat Hans
een groote teleurstelling heeft ondervonden in zijn leven. Weet u dat Hans
maar een tooneelnaam van hem :s Niet Ja, hij heet anders, maar ze noemen
hem allemaal Hans. Hij moet een paar jaar geleden een ongelukkige liefde
hebben gehad en zoo is hij bij het circus gekomen. Hij kon het in de stad niet
meer uithouden. Soms, als hij zoo'n bui heeft, spreekt hij dagenlang geen
woord, maar in 't circus is hij altijd de beste dolle man. De f\fo 4
directeur zegt, dat hij op zijn best is als hij veel verdriet
schijnt te hebben. Maar dat kan toch geen echte vroolijkheid zijn, gelooft
u we! 7"
Paul knikte ontkennend, doch vermeed het iets te zeggen hij vreesde
dat een enkele belangstellende vraag de praatzieke Duitsche verleiden zou
tot nog grooter onbescheidenheid.
„Ja, het is een zonderling mensch, de clown," ging zij voort, „als men met
hem spreekt is zijn belangstelling alleen maar geveinsd en soms geeft hij niet
eens antwoord. Gewoonlijk zoekt hij zijn troost bij de kleine Sitah, die veel
van hem houdt. Hij kon soms heele dagen met haar en haar poppen zitten
spelen. Gek voor 'n man, vindt u niet 7"
Een antwoord werd Paul bespaard door de verschijning van de dompteuse.
Haar oogen verrieden dat zij gehuild had en Paul wendde, zonderling bewogen
bij den aanblik van haar verdriet, zijn blik van haar af.
„Het spijt me dat ik mijn woord niet kon houden," verontschuldigde het
meisje zich, den wagen binnentredend. „Maar Erna zal ti wel hebben gezegd
dat ik naar het ziekenhuis was gegaan, vertrouw ik."
„Ja, dat vernam ik hoe maakt uw klein vriendinnetje het nu vroeg
Paul.
„Haar toestand schijnt gevaarlijk te zijn, het vervoer heeft haar geen
goed gedaan."
„Is er onmiddellijk levensgevaar?"
„Neen, maar men verwacht de crisis tegen den nacht," antwoordde de
dompteuse bedrukt. Terwij! ze met een hoofdknikje de koffie aannam, die de
ponyrijdster haar aanbood, vervolgde zij bedroefd ,,'t Is zielig, we voelen
het verdriet van de arme ouders zoo echt mee, we houden allemaal veel van
het kind."
„Ja, het is ook een echt lief en aanhalig meisje," viel de Duitsche in, „heel
iets anders dan die jongen dien we vorig jaar hier hadden, een neefje van den
directeur. Hè, ik kon dat feelijke gezicht niet uitstaan."
Er trilde verontwaardiging in Tine's stem, toen zij op die woorden inging.
„Ik vind dien afkeer misplaatst, Erna, alle kinderen behooren voor ons
gelijk te zijn. Indien er al sprake mocht zijn van voorkeur, dan zou juist een
gebrekkig of leelijk kind meer recht hebben op onze liefde dan anderen. Zoo
moet een moeder het ook voelen, dunkt mehet kind dat ongelukkig is heeft
haar liefde het meest noodig. Ik ben op een school geweest, waar de kinderen
met een lief uiterlijk en zij die het gemakkelijkst met de lessen meekwamen
het meest gewaardeerd werden en werden voorgetrokken, terwijl de andere
kinderen, waaronder zelfs eenige weezen waren, de minste belangstelling
trokken en nooit eenig blijk van genegenheid of waardeering ontvingen. Zooiets
is heel verkeerd, dunkt me."
Het meisje had met toenemende verontwaardiging gesproken en de Duit
sche zat haar quasi-verbaasd met open mond aan te kijken.
„Maar kind," viel zij spottend uit, „waar haal je die levenswijsheid van
daan Je zou me waarachtig doen gelooven dat je op een kansel had gestaan."
„Ach ja, wat dom ook van me, om me zoo op te winden, 't is toch
„Toch maar paarlen voor.... neen, ik bedoef toch maar boter aan de
de galg gesmeerd," viel Paul haar lachend in de rede. „U heeft gelijk, juffrouw
Tine, het zijn de ongelukkigen en zwakken, die het meest behoefte hebben aan
onze sympathie en steun, de zonnekinderen onder de menschen komen ook
wel zonder hulp van de verstandigen door de wereld, want er blijven altijd nog
genoeg onverstandigen over om hen te prijzen en aan te moedigen."
Het voorbijgaan van Willem, den knecht van den leeuwenstal, gaf de
ponyrijdster een hoogst welkome gelegenheid zich te wreken. Terwijl de
man een brutalen blik in den wagen wierp, merkte zij op „Daar gaat onze
geliefde vriend of liever die van u, Tine. Hij gaat zijn gebruikelijke hoeveelheid
schnapps koopen voor hij zich aan de lunch zet. Bah, wat een man.
Er lag hatelijkheid in haar stem en Paul, die Tine doodsbleek zag worden,
trachtte de situatie te redden door onmiddellijk op te staan.
„Komt het u gelegen nu het voorgenomen bezoek aan de leeuwen te
brengen wendde hij zich met 'n warmen klank in zijn stem tot de dompteuse,
die zichtbaar moeite deed haar zelfbeheersching te bewaren.
„Welzeker, meneer," antwoordde zij met bevende stem en haar oogen
van hem afwendend, „het gebeurde van vanmorgen heeft me nog geen gelegen
heid gegeven naar Zemba om te zien."
„Willen we dan maar onmiddellijk gaan hernam hij, terwijl hij den
wagen verliet zonder de Duitsche met een blik te verwaardigen.
Zonder een instemmend antwoord van haar af te wachten, stak hij met
een hartelijk gebaar zijn hand uit om haar behulpzaam te zijn van het trapje
af te komen en, hoewel aarzelend legde het meisje voor 'n oogenblik haar hand
in de zijne. Met een lichten druk, die haar verward en blozend naar hem deed
opzien, liet hij haar los. Om haar gelegenheid te geven geheel tot zichzelf te
komen, begon hij te spreken over de lessen die hij dien morgen gevolgd had.
„En gaat u vanmiddag weer paardrijden 7" vroeg het meisje, toen hij een
oogenblik zweeg.
„Neen, neen, vanmiddag moet ik aan mijn moeder mijn wedervaren..
wel, wat onachtzaam,daar ben ik vergeten dat ik nog een brief van haar