3tieUamU hoofatad in vtoegcï dagen, naat een oude hofuagtavuïe.
1002
VRIJDAG 12 FEBRUARI 1932
No. 37
Om half zeven was eindelijk de opbouw van het circus gereed en even later
werd Paul gewaarschuwd voor het diner, den eersten geregelden maaltijd sinds
het vertrek uit Utrecht waaraan iedereen deelnam. De aanwezigheid van het
Hindoe-echtpaar, dat zich in geen enkel gesprek mengde en dat zich slechts
nu en dan een gefluisterde opmerking tegenover den clown liet ontvallen,
drukte de stemming aan tafel en dit deed iedereen verlangen naar het einde.
Na tafel kreeg Paul eindelijk gelegenheid eenige woorden met Tine te
wisselen, waarvan hij een dankbaar gebruik maakte.
„Ik voel me sinds ons laatste gesprek laat eens kijken, wanneer was het,
eergisteren, geloof ik, dus een eeuw geleden vreeselijk door u verwaarloosd,"
begon Paul met quasi-verwijtende stem.
„Door mij verwaarloosd vroeg het meisje lachend. „Wel, u wist toch
hoe druk wij het hadden en u kon toch niet verwachten dat ik mijn plichten
verwaarloosde
„O, maar als u wist hoe eenzaam ik me voelde, dan had u
„Ja, ik heb u wel zien dwalen," viel Tine hem plagend in de rede, „u zag
er diep ongelukkig en verongelijkt uit, meneer van Affelen."
„Als ik mij goed herinner hebben we afgesproken, dat u dat deftige me
neer van Affelen zou laten varen," viel Paul op strengen toon uit.
„U hebt gelijk, meneer Paul dus," lachte het meisje.
„Alleen Paul," drong hij aan. „Toe, laat mij u Tine noemen en noemt u
mij Paul, die vertrouwelijkheid is meer in overeenstemming met mijn gevoe
lens voor u. Wilt u
Hij had deze halve bekentenis met trillende stem uitgesproken, en bij het
heldere schijnsel van de groote booglampen die over het terrein verspreid
hingen, zag Paul een verlegen glimlach om den mond van het meisje trekken
en een zachte, warme glans in haar oogen verschijnen.
„Is het goed, Tine drong hij vragend aan, haar tegelijk zijn hand aan
biedend.
De aandoening waaraan de jongeman,die haar eigenlijk nog geheel vreemd
was, zichtbaar ten prooi was, deed haar aarzelen met een antwoord op zijn
overigens onschuldig verzoek. Zij hief haar blik naar hem op en keek hem onder
zoekend aan, alsof zij hoopte in Paul's oogen een antwoord te vinden op een
vraag, die haar met een lichte onrust vervulde. Wat zij erin las ontroerde en
verwarde haar, maar zij putte er tevens genoeg vertrouwen uit om haar aarze
ling te overwinnen.
Zwijgend reikte zij Paul de hand en, vreemd-gelukkig als deze zich plot
seling voelde, kon hij de verleiding niet weerstaan een kus op haar vingertop
pen te drukken. Voor hij echter nog iets zeggen kon, werden zij gestoord door
de verschijning van Farber.
„Meneer van Affelen, een telegram voor u," kondigde hij aan.
Paul dacht verschrikt aan zijn moeder en met bevende vingers nam hij het
telegram aan en scheurde het open. Zijn eerste vrees bleek ongegrond, maar
toch deed de inhoud hem ontstellen. Het telegram was verzonden door de
directie van het Utrechtsch ziekenhuis en hield het bericht in, dat er een nood
lottige wending in Sitah's toestand gekomen was en dat deze vrijwel hopeloos
was.
Tine en Farber ontstelden en op verzoek van den laatste begaf Paul zich
met iooden schoenen naar den Hindoe en lokte hem onder een voorwendsel
naar zijn eigen verblijf. Deelnemend legde hij zijn hand op den schouder van
den fakir en dit gebaar deed den ander reeds terstond verbleeken.
„Sitah fluisterde Mathama Akbar met een snik in zijn stem.
„Beste vriend," begon Paul haperend, „ik weet dat gij een verontrustende
tijding.
Het gelaat van den Hindoe trilde even van smart, maar zich beheerschend
boog hij gelaten het hoofd.
„Is zijis zij dood, Sir?"
Er lag bij deze vraag zoo'n hopeloos fatalisme in de geneimzinnige diepten
van zijn oogen, dat Paul's hart voor een oogenblik werd samengenepen van
angst en droefheid.
„Neen mijn vriend, maar haar toestand doet het ergste vreezen," ant
woordde Paul.
„O, mijn Rani, mijn Rani.fluisterde de Hindoe met bevende lippen.
„Ik heb gehoopt, ik dacht, dat zij dezen keer nog te redden zou zijn.ik wist
het, dat wij haar zouden verliezen, maar ik had haar zoo graag nog eenige
jaren bij me gehouden.
Zijn stem brak in een snik en Paul liet hem eenige oogenblikken aan zijn
smart over.
„Het is nog niet te laat, beste vriend, ge moet er zoo spoedig mogelijk
heengaan," wekte Paul hem eindelijk met weeke stem op. „Als gij uw vrouw
even wilt voorbereiden, zal ik zorgen voor een auto. Het is nu half zeven en
„Neen, neen, ik kan nu niet vertrekken," weersprak hem de Hindoe. „Ik
moet eerst optreden. Ik mag deze tournée niet nog slechter maken dan zij
reeds is en mijn optreden is als een sensatie aangekondigd. Als ik niet verschijn
zal het publiek ons beschuldigen van bedrog en morgen zal er geen plaats
bezet zijn. Ik moet optreden, al is het alleen maar vanavond. Farber heeft
ons dikwijls door slechte tijden heengeholpen, wij kunnen hem nu niet in den
steek iaten, Sir. Ik zal hem echter vragen of hij het nummer wil verschuiven,
zoodat ik het eerst kan optreden, t Is vreeselijk, vanmiddag om half twee liet
zich de toestand wel ernstig, maar toch niet hopeloos aanzien