Dn (ut ytiUinksfarf-patk te 2)tiebet$en (Ufo.)
Diet monument te tënócfiedé,
No. 37
VRIJDAG 12 FEBRUARI 1932
1015
(Wordt voortgezet)
dat oogenblik tot juffrouw Barnett's groote verlichting uit het plaatskaarten
bureau kwam opdagen. „Maak dat je wegkomt, kwaje apen," vervolgde hij
tot het tweetal. „We hebben jullie ruggen voorloopig niet noodig om den
muur van het station te steunen."
Mopperend dropen de straatslijpers af en de taxi stopte voer het trottoir.
Na meegedeeld te hebben, dat ze naar Barnes wenschte gebracht te worden
en zich te hebben vergewist, dat de chauffeur vrij was, stond ze dezen genadig
toe, haar behulpzaam te zijn bij het instappen.
„Hoeveel kost het?" informeerde de dame, die een inkomen van vijf
duizend pond per jaar had.
„Vijftien shilling," was het antwoord en dat was werkelijk niet veel, den
afstand in aanmerking genomen. Maar juffrouw Barnett schrok zichtbaar
van het bedrag en ze vroeg onmiddellijk of de heeren Barnett misschien een
rekening bij den chauffeur hadden, wat echter niet het geval bleek.
„Enfin, het hindert niet," zei juffrouw Barnett, iets gemoedelijker dan
zooeven, want ze had het snelle besluit genomen den butler den chauffeur te
laten betalen en nadat ze de portierraampjes zorgvuldig geslopen had, wijdde
ze zich aan de ernstige overweging van hetgeen haar broers zouden moeten te
hooren krijgen wegens hun verzuim den auto naar het station te sturen.
Rachel Barnett beschikte over een scherpe opmerkingsgave en zoo ont
ging het haar gedurende den rit door het plaatsje niet, dat de menschen in
groepjes samenschoolden in levendig gesprek met elkaar. Ze vroeg zich af wat
er toch gebeurd kon zijn dat deze vredige streek opgeschrikt kon zijn door
een moord, kwam niet bij haar op en ze wist niet beter te doen dan de oploopjes
toe te schrijven aan een of ander onbenullig voorval, dat in de oogen dezer
kleine-stadsmenschen de beteekenis had van een wereldgebeurtenis.
„Walg ijk," dacht ze minachtend, „dat boersche gedoe Toen leunde ze
achterover en sloot de oogen.
Het was even over tweeën, toen de taxi voor het statige huis stopte
en juist toen de voordeur openging, hoorde juffrouw Barnett de bel
luiden voor de lunch.
„Ze hadden ook wel even op me kunnen wachten," dacht ze be-
leedigd, terwijl ze de stoep opliep. „Betaal den chauffeur, Jenkins,"
voegde ze er aan toe, „hij komt van het station. Ik dacht den auto daar
te zullen vinden."
„Ja. juffrouw," antwoordde Jenkins onzeker; haar verschijning
verbaasde hem, zooals nog nooit in zijn leven hem iets verbaasd had.
Nathaniel en Gabriel, die uit de rookkamer kwamen en juist naar de
eetkamer wilden gaan ze hadden hun lunch wat later gesteld dan ge
woonlijk om eerst ongestoord den toestand met elkaar te kunnen bespre
ken botsten in de hall bijna tegen hun zuster aan.
„Alle menschen Rachel 1" riep Nat onthutst.
„Hoe kom jij zoo uit de lucht vallen klonk Gabriel's broederlijke
begroeting.
„Jullie schijnen heelemaal vergeten, dat je mij gevraagd hebt den
acht en twintigsten van de maand bij jullie te komen lunchen en
de rest van den dag op Barnes door te brengen?" antwoordde juf
frouw Barnett snibbig.
„Verdraaid-nog-aan-toe, dat is zoo," gaf Nathaniel toe. „Ik heb het
gladweg vergeten. De kwestie is, Rachel, dat we hier met heel ernstige en
moeilijke problemen zitten om het zacht uit te drukken."
ALDAAR RGF.RICHT TER HERINNERING AAN DEN GROOTEN BRAND WELKE
EEN GROOT GEDEELTE VAN ENSCHEDE IN DE ASCH LEGDE (1862L
„Toch niet, meneer. Meneer is hier inderdaad geweest,
maar is weer weggegaan, terwijl ik, anderhalf uur later
ongeveer, uit was, om een boodschap voor hem te doen."
„Aha. Nu, het is niet zoo heel erg, dat ik hem niet
meer tref."
„Wie kan ik zeggen dat er geweest is, meneer?"
Renfrew achtte Nathaniel's terugkomst niet bijster
waarschijnlijk, maar die meening hield hij uiteraard voor
zich. Hij zei alleen maar „O, dat komt er niet op aan," liet
den huisknecht verbluft in de deuropening staan en reed
voldaan weg, om met een haast ongepermitteerde vaart
koers te zetten naar Trendham.
„Dus Greenwood had gelijk," dacht Renfrew, terwijl
zijn auto over den straatweg suisde, „tenminste, wat
Barnett betreft. Maar waarom heeft die stomkop in vredes
naam Redmayne als afzender opgegeven en met diens
naam geteekend
Een heelen tijd hield dit probleem zijn geest bezig en
ten slotte leek de eenig mogelijke verklaring, dat Barnett
zijn hersens suf- en moegedacht had, dat hij voortdurend
vervuld was geweest van wat hij gedaan had, of beter
gezegd Redmayne had laten doen, en in een staat van
zenuwachtige gejaagdheid verkeerde door den angst, dat
Redmayne falen of hem verraden zou. Daar Redmayne's
naam hem onafgebroken door het hoofd gespookt had, was
deze hem het eerst ingevallen, toen hem bleek, dat er een
naam op het bestelgoed-formulier moest worden ingevuld.
Hij wilde natuurlijk onder geen voorwaarde zijn eigen
naam zetten, maar had daarbij over het hoofd gezien, dat
die van Redmayne minstens even erg was, zoo niet gevaar
lijker. „Maar," besloot de inspecteur wijsgeerig zijn over
peinzingen, „als misdadigers geen fouten maakten, zou
vrijwel niemand van ons kans hebben promotie te maken.'
Het bevel van inhechtenisneming lag klaar, toen hij
een uurtje later op het bureau kwam. Nadat hij zijn uniform had aange
trokken, stapte hij weer in den auto en vervolgde zijn tocht, waarvan thans
Barnes het doel was.
Toen ze uit het station kwam, had juffrouw Barnett naar alle kanten
spiedende blikken geworpen. Ze was grooter dan haar broers, mager en hoekig,
droeg een lange donkere japon en had het haar in een onaanzienlijk toetje
gedraaid. Haar zwarte stroohoed hing als aan een krani achter op haar hoofd.
Voor moderne vrouwenoogen leek zij een wezen uit de arke Noachs en haar
verschijning moest wel op den lachlust van de oneerbiedige en onbarmhartige
jeugd werken.
Juffrouw Barnett had geen witkiel in haar gevolg, want ze had geen
bagage. Ze wendde zich daarom tot twee jongens, die zich verdienstelijk
maakten door tegen een muur te leunen en sigaretten te rooken.
„Weten jullie ook of de Barnes-auto al gekomen is?" vroeg ze.
„Barnes-auto? Wat is dat?" antwoordde een van de jongens met een
wedervraag. „Een nieuw merk?"
„De auto van de heeren Barnett, van Barnes. Ik dacht, dat iedereen dat
wel wist," verklaarde de dame geprikkeld.
„Het nieuws is nog niet tot hier doorgedrongen, juf," klonk het brutaal
uit den mond van een der knapen en deze geestigheid deed zijn kameraad in
schaterend gelach uitbarsten.
„Jullie manieren zijn er niet op vooruitgegaan, sedert ik het laatste hier
was." Juffrouw Barnett's opmerking was even scherp als onverstandig en
had dan ook nieuwe lachsalvo's ten gevolge. „Is er misschien ook een taxi te
krijgen vroeg ze gedwee haast, toen het gelach weer bedaarde.
„Daar komt er net een aan, juffrouw," deelde een witkiel mee, die op