JOHAN DE GRAAFF HOOFDSTUK VIII DROOMEN EN ONTWAKEN a,,l besteedde een deel van den middag aan de beantwoording van de brieven die hij ontvangen had. Uitvoerig wijdde hij in het schrijven aan zijn mneder uit over zijn entrée in het circus en de personen beschrijvend met wie hH het meest in aanraking kwam, kon hij niet nalaten zich in warm-bewon- derende woorden uit te laten over de lieftalligheid en den moed van Tine van St1neooeewekte stemming woonde hij vervolgens de dressuurlessen bij van den Arabier, tot wien hij zich meer aangetrokken voelde naarmate hij hem hpfpr leerde kennen. Aan tafel besprak Farber de maatregelen, die den anderen dag dienden te worden genomen om het circus zoo spoedig mogelijk naar Arnhem te ver- nlaatsen en wijl de stemming door het sombere zwijgen van het Hindoe-echt paar gedrukt bleef, begroette iedereen den afloop van den maaltijd met een zucht van verlichting. Toen Paul zich in de vallende schemering naar Tine s compartiment begaf om thee te drinken, bleek de ponnyrijdster afwezig te zijn. Bij zijn binnen komst strekte het meisje de hand uit om het licht op te draaien, maar Paul s stem weerhield haar. Och als het voor u nog niet te donker is om te schenken, laten we dan nog eenige oogenblikken zoo blijven zitten, juffrouw Tine," verzocht hij. De schemering en de zachte herfstgeuren hebben zooveel bekorends en wekken zooveel gelukkig gepeins, dat men zichzelf een vreugde ontzegt als men er niet too lane mogelijk van geniet. Of houdt u misschien met van schemeren? Heel veX meneer Paul, de schemering en de stilte doen me altijd tot mezelf komen na het jachtig gedoe van allen dag," gaf het meisje ten ant- W00rTerwiil zij thee schonk volgde Paul met droomende aandacht het spel van haar handen, die zich als blanke, dartele vlinders op en neer bewogen. Het meisje zette zich tegenover hem en bevangen als beiden zich voelden door een vreemde behoefte om het zwijgen te bewaren, staarden zij droomend naar de '1Cht De zwakke geuf van lathyrus, die van het meisje uitging, prikkelde faul's verbeelding en voerde hem ver weg van de wereld met haar gistende massa van goed en kwaad. Denkend aan de vreemde maar heerlijke vertrouwelijk heid die hij snel tusschcn zichzelf en Tine voelde groeien, trilde zijn hart van een 'bekorende aandoening, die hem zijn ouden, nuchteren kijk op de menschen en op de dingen in zijn omgeving langzamerhand deed verliezen Als hij zich de geheimzinnigheid herinnerde waarmee Farber over het meisje gesproken had, voelde hij eenige onrust in zich opkomen en trachtte hij een verklaring voor die geheimzinnigheid te vinden, die zoowel zijn hoofd als zijn hart bevredigen kon. Maar een volgend oogenblik wierp hij alle ver ontrustende gedachten van zich af. In Tine's gezelschap vond hij een behagen en voldoening, die hij nog nimmer had gekend,en bevreesd, die gevoelens op de vlucht te jagen, wilde hij aan niets anders denken. 't Is een dwaasheid, bekende hij zichzelf, maar het is een heerlijke dwaas heid. Ik ken het meisje nog slechts vier en twintig uur en toch voel ik me nu reeds eigen aan haar, alsof zij altijd deel van mijn leven heeft uitgemaakt Ik kan me niet vergissen, ik voel dat zij iets in me gewekt heeft dat ono"t^L'r l^ is voor een waarachtig geluk en ik kan me dat geluk met indenken zonder dat zij er deel aan zou hebben.. Vroeger zou Paul hebben gespot met het denkbeeld van een liefde op het eerste gezicht, maar nu durfde hij niet meer te twijfelen aan het bestaan ervan. Voor twee .dagen nog zou een verbintenis met een circusart.ste hem een on mogelijkheid hebben geleken, nu deinsde hij voor de consequentie van zijn gevoelens niet langer dan een enkel oogenblik terug. Een oogenblik slechts, waarin hij dacht aan de teleurstelling die hij zijn moeder zou Een blik op Tine's gelaat bracht hem tot de werkelijkheid terug en een teedere aandoening vervulde hem, toen hij in haar groo e, on ere die in het blank-en-rose gelaat glansden als edelgesteenten, een zacht, warm, droomend licht ontdekte. Een schorre vloek uit zijn onmiddellijke nabijheid deed hem opschrikken en plotseling opstaan. Voor hij echter het licht had kunnen inschakelen, betrad de Duitsche den wagen. „Mijn hemel, welk een verrukkelijke idylle, nep zy"lt met venijnige spot in haar stem, toen zij Paul en Tine ontdekte. „Dat ,s de tweede schoone verrassing op dezen avond." „En welke was de eerste vroeg Paul met iets dreigends in z,,n stem „De eerste werd me zooeven bereid door dien dronken vriend van onze Tine," antwoordde de Duitsche met hatelijke triomf. „Hij ligt hïer diclhtbij wezenloos op den grond en ik struikelde over zijn beenen. oor e u e Vl0elpaul voelde den slag die Tine werd toegebracht, alsof hij hem zelf had opgevangen en zonder de Duitsche met een antwoord te verwaar igen, hij haar met 'n vernietigenden blik aan. Toen zij haar oogen voor e zijne sloeg, wendde hij zich tot Tine, die hem met een roerende, u pzoe en drukking in haar blik aankeek. „Als ik u misschien verzoeken mag...." noodigde hij aar mt stem uit den wagen met hem te verlaten. Paul strekte zijn hand uit om 't meisje bij 't afstappen van het trapj hulpzaam te zijn en tot zijn ontroering voelde hij haar vingers in zijn anc ri en. „Nog maar eenige weken, Tine, dan is dit alles achter 5 den rug," troostte hij haar met gevoelige stem, zoodat zij plotseling bewogen werd en bloosde. Ja gelukkig, en danzuchtte zij verward. la' en dan.. herhaalde Paul met een vreemden glimlach en zonder nog iets'aan deze woorden toe te voegen, leidde hij het meisje de helverlichte circustent binnen en liet met zachten druk haar hand los. HOOFDSTUK IX. SMART EN ROUW. r^ven volgenden dag vertrok 't gezelschap Farber naar Arnhem. Voor zij zich naar den trein begaven, brachten Tine, Hans en Paul nog een bezoek aan het ziekenhuis om afscheid te nemen van de kleine Sitah, die niet mocht wor den vervoerd. Hoewel de dokters een heftige en alles beslissende crisis hadden verwacht had het kind een rustigen nacht doorgebracht. De toestand van het meisje bleef echter hoogst ernstig en dit had Gottlieb Farber aanleiding ge geven, het Hindoe-echtpaar voor te stellen in Utrecht achter te blijven tot het grootste gevaar geweken zou zijn. Mathama Akbar begreep echter dat van de persbeoordeelingen over de openingsvoorstelling in Arnhem alles zou afhangen voor het financieel wel slagen van de tournée en daarom had hij erop gestaan, althans den eersten avond op de nieuwe standplaats op te treden, waarmee hij Farber s liefsten wensch voorkwam. In het ziekenhuis sprak Paul af dat men allereerst hem zou waarschuwen, indien het kind in zoodanig gevaar zou komen te verkeeren, dat de over komst van de ouders gewenscht was. Paul voldeed hiermee aan een wensch van Farber, die het noodig vond het Hindoepaar voor te bereiden, indien de ziekte een noodlottige wending nam. Vervolgens bracht hij het zieke meisje een kort bezoek. De kleine lag met groote, koortsige oogen haar ouders en de andere zoekers aan te staren en terwijl er nu en dan een zachte glimlach over haar uitgeteerd gezichtje gleed, speelden haar klamme vingertjes nerveus met de hand van den clown, die, diep onder den indruk van den toestand en het af scheid van zijn vriendinnetje, met gebogen hoofd naast het bedje gezeten was. In een zonderling mengelmoes Duitsch en Engelsch vroeg het meisje den clown of hij na de voorstelling weer bij haar zou terugkeeren en om haar voor het oogenblik tevreden en gerust te stellen beloofde Hans dit, hoewel hij over eenige uren in Arnhem zou zitten. „Komt u dan direct als de voorstelling is afgeloopen, oom Hans drong het meisje met een bevend fluisterstemmetje aan. „Onmiddellijk na de voorstelling, kindje," beloofde de clown, pijnlijk glimlachend. Getroffen keek Paul den kleinen kring rond, maar den smartelijken blik van de moeder ontmoetend, wendde hij zijn oogen naar line, aan wier oog wimpers een paar groote tranen beefden. Het meest echter ontroerde hem de droefheid van den clown die met vreemd vertrokken gelaat het kind zat aan te staren en die door het lijden van zijn klein vriendinnetje dat bijna onafschei delijk van hem was, blijkbaar even zwaar getroffen werd als de ouders zelf. Na eenige minuten viel het kind in een lichte sluimering, die allengs rus tiger en dieper werd en waarin allen een gunstig teeken zagen. Na een laatsten blik op de kleine te hebben geworpen, verwijderden de bezoekers zich en nadat Paul het Hindoe-echtpaar in 'n hotel in de nabijheid van het ziekenhuis had ondergebracht en alles voor hen geregeld had voor hun reis naar Arnhem waarheen zij het gezelschap den volgenden dag zouden volgen, begaf Paul zich met de anderen naar het station, vanwaar zij een half uur later naar hun nieu we bestemming vertrokken. De velerlei beslommeringen, die de opbouw van het circus in Arnhem mee- bracht voor allen, die tot het gezelschap behoorden, waren oorzaak, dat Paul dien dag geen gelegenheid meer kreeg zich met Tine te onderhouden. Om zijn onrust die daarvan het gevolg was het zwijgen op te leggen, maakte hij tegen den avond een lange wandeling waarvan hij vermoeid terugkeerde. Het circus had een standpaats gevonden op een weiland grenzend aan het landgoed Zij- pendaal in de onmiddellijke nabijheid van de stad en terstond nadat het wa genpark was opgesteld, begaf Paul zich ter ruste. Den volgenden dag werd er met koortsachtigen ijver gewerkt om voor den aanvang van de gala-opening met alles gereed te zijn en nadat Paul zich ver dienstelijk had gemaakt bij het vervoer van de paarden en de ponmes, schreef hij, gedrongen door een vreemde behoefte om zijn hart eens uit te storten, een langen brief aan zijn moeder, dien hij daarna onmiddellijk postte. Tegen vier uur haalde hij den fakir en diens vrouw van het station en belangstellend informeerde hij naar den toestand van hun kind. Er is nog geen verandering te bespeuren, Sir,"' antwoordde Mathama Akbar in het Engelsch, van welke taal hij zich bij voorkeur bediende. „Heeft de dokter u niet van zijn verwachtingen gesproken?" vroeg Paul medelijdend. De Hindoe schudde ontkennend het hoofd en wierp een zijdelingschen blik op zijn vrouw waaruit Paul opmaakte dat de ander zich in haar bijzijn niet uit wilde spreken. Rani Sitah zag er ongelukkig uit en haar lijdend en vermoeid gelaat verried dat zij een slapeloozen nacht had doorgebracht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 9