No. 38
%e £indegtacAt
te dKeetenoeen.
VRIJDAG 19
WELKE OOK DES WINTERS IN BLADER-
LOOZEN TOBSTAND EEN MACHTIGEN IN
DRUK OPLEVERT.
roerde zij opnieuw en haar gelaat
van hem afwendend, trok zij "blo
zend haar hand terug.
Om haar behulpzaam te zijn
haar verwarring te overwinnen,
vervolgde Paul na een korte pauze
het gesprek over het oude onder
werp.
„Ja, 't is wel hard iemand te
moeten missen die ons dierbaar is,
maar u heeft nog een menigte ge
lukkige herinneringen, die uw moe
der en vader als het ware doen
voortleven in uw gedachten. Ik
heb mijn vader nooit bewust ge
kend, hij stierf toen ik twee jaar
oud was en ik kan me zelfs geen
voorstelling van hem maken. Wel
heeft mijn moeder me dikwijls van
hem verteld, maar dat weegt niet
op tegen de waarde van de her
innering aan één enkel uur op zijn
knie doorgebracht. Begrijp je wel,
Tine eindigde hij op weeken
toon.
Het meisje knikte getroffen.
„Ja ik bezit een schat van her
inneringen," beaamde zij na een
oogenblik, „niet alleen aan mijn
vader, maar vooral ook aan mijn
moeder. En bij mijn spijt dat ik
haar heb moeten missen, komt toch
ook altijd een gevoel van vreugde
dat zij, verzekerd van onze liefde
en zonder vermoeden van cenig dreigend ongeluk, ontslapen is. Wij be
schouwden het toen als een ramp, niet alleen voor ons, die achterbleven,
maar ook voor haar die heenging. En toch hadden mijn vader en ik later alle
reden om den hemel te prijzen dat moeder van ons was weggenomen voor zij
het lijden had leeren kennen."
„Trof u een ongeluk vroeg hij deelnemend, toen het meisje zweeg.
Paul begreep dat hij een snaar had aangeroerd, die de smart in haar trillen
deed, want er vloog een pijnlijke trek over het gelaat van het meisje.
„Ja, een groot ongeluk," antwoordde Tine na een oogenblik met bewogen
stem. „Een ontzettend ongeluk in den dood van mijn zuster.Zij was twee
jaren ouder dan ik. Zij stierf vorig jaar.zij verdronk, eenige maanden voor
den dood van mijn vader."
„Zij verdronk vroeg Paul getroffen. „Verdronken, hoe verschrikkelijk
en dan zoo jong. Ja, dan heeft u uw deel van het lijden al vroeg toebedeeld
FEBRUARI 1932
2>e eenzame utandelaat
in de MiddaeMet AUee,
gekregen. Het lijkt me een hard lot, eenzaam in het leven achter te moeten blij
ven als men zoo jong is als u."
„O, ik ben gelukkig niet heèlemaal alleen in de wereld en er wacht me nog
een heerlijke taak in het leven. Daarom zal ik ook zoo verheugd zijn als ik dit
alles verlaten kan."
„Zal het u geen pijn doen van uw vrienden in het circus te moeten schei
den Ik meen te hebben opgemerkt, dat velen hier een hartelijke belangstel
ling voor u aan den dag leggen en eenige zorg koesteren met betrekking tot
uw toekomst," sprak Paul, daarbij aan verschillende uitlatingen van Farber
denkend.
Er kwam een zacht, droomend licht in de oogen van het meisje.
„Ja, het scheiden van eenige vrienden hier zal me werkelijk pijn doen,"
gaf zij ten antwoord. „U hebt gelijk, aan velen van het gezelschap voel ik me
gebonden en aan eenigen hunner ben ik veel verplicht. Het zal me dan ook
moeite kosten mij geheel van hen
los te maken. Maar ach, het moet
toch, wij weten toch ook dat veel
lieve wenschen in het leven on
vervuld moeten blijven."
„Je hebt gelijk, Tine," gaf hij
toe, „maar is het absoluut nood
zakelijk met allen te breken Kan
je voor niemand een uitzondering
maken
„Je hebt gelijk, Tine," gaf
hij toe, „maar is het absoluut nood
zakelijk met allen te breken Kan
je voor niemand een uitzondering
maken
Het meisje keek hem met
eenige verwondering aan als be
greep ze hem niet. Er zweefde Paul
reeds een bekentenis van zijn ge
voelens voor haar op te lippen,
toen plotseling met een ruk de deur
van het leeuwenverblijf werd open
geworpen en Willen binnentrad.
De oppasser verwaardigde noch
Tine, noch Paul met een groet,
doch keek hen even grijnzend aan
voor hij aan zijn werk begon. Paul
constateerde dat hij meer dan half
dronken was en met het oogmerk
't meisje aan zijn hatelijk gezelschap
te onttrekken, geleidde hij haar
naar buiten. Wordt voortgezet)