rmt&
DOOR JOHN HOLDEN
3oee, die de cactuMen bewaakt bij een bloemenmagazijn aan
den Amitetdantócfan "Singel.
Met ontkuiien van den aaedapjul-ooomad.
1038
VRIJDAG 19 FEBRUARI 1932
No. 38
Er stonden at verscheidene menschen in de bus,
toen juffrouw Daisy Clark, chef-verkoopster
in de schoenenafdeeling van Sellum en Quick,
aan den hoek van Hyde Park instapte; maar toch
hoefde zij niet te staan. Een lange heer in den
versten hoek gaf haar zijn plaats. Dat deden de
heeren trouwens meestal.
Daisy gaf den heer een lief lachje tot dank, maar
daarna sloeg ze niet veel acht meer op hem. Niet
omdat ze den heer niet interessant vond. Daisy
vond iedereen interessant en bij dien glimlach
had ze opgemerkt, dat de plaatsmaker groot en
donker was en zoowat vijfendertig en „officier
achtig." Maar ze ontdekte, dat ze naast Dorothy
Thomas zat, die verkoopster was in fournituren
bij Buygoods, en die had ze in geen jaar gezien.
Ze begonnen direct over zaken te praten en ver
geleken hun zegeningen en beproevingen, vooral
beproevingen.
„Ik wou dikwijls, dat ik zooiets makkelijks had
als fournituren," zei Daisy.
„Makkelijksriep Dorothy, ,,'t Is nogal een
pretje, dat gepeuter Eiken keer een paar shillings,
op z'n hoogst. Teekenen, teekenen, teekenen
Drie shilling elf, twee shilling zeven, drie pence
en dan hebben ze nog drukte ook. Als je een paar
schoenen verkoopt, verkóóp je tenminste iets!"
„Je weet niet waar je 't over hebt, kind," ver
zekerde Daisy haar. „Bij schoenen heb je rechts
en links, en die schatjes van me kunnen ze maar
niet in paren bij elkaar houden in de doozen. Ze
halen een heele kast leeg om een oud vetertje, ze
bergen den boel op een holletje weer op, en later
krijg je de gekste dingen twee rechtsche of
twee linksche en verschillende nummers bij
elkaar. We hebben zoo'n massa losse exemplaren
liggen, dat ze wel kunnen adverteeren voor men
schen met één been of voor menschen met twee
rechtervoeten."
„Die zijn er toch zeker niet vroeg Dorothy.
„Die zijn er wél," zei Daisy. „Een massa men
schen hebben den éénen voet grooter dan den
anderen. Ik moet zelf een kleine vier voor m'n
rechtervoet hebben en 'n groote drie-kwart voor
m'n linker.
Daar stelde Dorothy haar eigen ongemakken
tegenover, totdat Daisy opstond en verklaarde,
dat ze over moest stappen. In 't voorbijgaan gaf
ze nog een lachje van dank aan den langen heer,
en stelde een kort oogenblik weer belang in hem.
„Hij lijkt wel een beetje op Jack Carter," dacht ze.
Een paar dagen later dacht ze hetzelfde van
een heer, die haar afdeeling binnenkwam.
„Ik dacht eerst bijna, dat 't Jack wós," zei ze
bij zichzelf. „Was er iets van uw dienst, meneer?"
„U verkoopt hier zeker geen heerenschoenen?"
vroeg hij.
„Volgende verdieping," wees ze, „deze trap op,
voorbij de heerenkleeding."
De heer dankte haar,
boog licht en ging.
„Ik zou durven zweren,
dat ik hem meer gezien
heb," dacht ze. „Maar
knappe menschen lijken
zoo op elkaar.
Een uur later ver
scheen hij weer. Hij kwam
recht op juffrouw Clark
toe. Hij zocht iemand,
zei hij.
,;Hoe was ze gekleed
vroeg Daisy.
„Ik.eh.ik weet
't niet," bekende hij.
Een half uur daarna
kwam hij weer kijken. Juf
frouw Clark was met een
klant bezig; de heer sprak
dus in 't eerst niet tegen
haar, maar hij bleef zoo
treuzelen, dat juffrouw
Clark het tenslotte niet
heelemaal vertrouwde. Hij
zag er niet uit als een
winkeldief maar je
kon nooit weten 1
Toen de klant vertrok
ken was treuzelde hij
nog, dus ging juffrouw Clark naar hem toe.
„Zoekt u nog naar uw vrouw vroeg ze.
„T Is mijn vrouw niet," zei hij, „tenminste nóg
niet."
„Zou ze hier vandaag zijn In deze afdeeling?"
„Ikeh.... ik dacht zeker van wel."
„Hoe ziet ze er uit?"
„O, knap, zoowat even groot als u, en van uw
leeftijd, en ze praat nogal vlug."
„Hm 1 Hoe heet ze
„Dat weet ik niet," erkende hij.
„Dan zal ik u slecht kunnen helpen," zei ze.
„Eh.... nee," zei hij.
Den volgenden dag kwam hij een paar muiltjes
koopen voor zijn moeder, en hij kwam tweemaal
terug, om zeker te zijn van de verzending. Den
dag daarop kwam hij vragen, of hij zijn paraplu
daar had laten staan. Ze zeiden van niet. Later
kwam hij zeggen, dat hij de paraplu,al gevonden had.
Toen hij weg was, sprak juffrouw Clark met haar
helpsters. Ze had dat trouwens al eenseerdergedaan.
„Hoor eens," zei ze, „die paraplu heeft hij zoo
niet opgerold, 't Iseennieuwe. Wie van jullie is't?"
Ze verklaarden, dat ze hem nog nooit gezien
hadden.
„Ik heb hem wél eens ergens gezien," verklaarde
juffrouw Clark, „en dat zal wel met één van jullie
geweest zijn. Als jullie hem kennen, vertel hem
dan, dat 't hier geen conversatie-kamer is. Als
hij nog eens komt, zal ik er zelf een eind aan
maken."
Hij kwam, twee dagen later. De chef was op
reis, dus zat juffrouw Clark in 't glazen kantoortje,
en juffrouw Brown bestuurde in haar plaats den
verkoop. Hij zei, dat hij „die dame daar" spreken
wou. Juffrouw Brown vroeg dus aan juffrouw Clark,
of ze hem in 't kantoortje kon laten.
„U zult me wel niet herkennen...." begon hij.
„U niet herkennen!" zei Daisy. „Ik had me al
voorgenomen, u te zeggen, dat u hier veel te vaak
komt."
„Ik ben er een paar maal geweest," gaf hij toe.
„Daar had ik een speciale reden voor, ziet u."
„Ah 1" riep ze uit. „De meisjes zeiden allemaal,
dat ze u niet kenden; maar ik geloofde ze niet. Onze
firma wil beslist niet, dat de meisjes haar vrienden
hier laten komen. U wilt haar natuurlijk niet in
moeilijkheden brengen.
,,'t Gaat niet om een van uw meisjes," verklaar
de hij. „Ik wil een dame opsporen en de manier,
om 't te doen, schoot me te binnen door een ge
sprek, dat ik in de bus hoorde."
„Oh-h-h 1" riep mejuffrouw Clark, „bent u
dié! Ik dacht al, dat ik u eerder gezien moest
hebben." Ze lachte, en boorde kuiltjes in haar
kin met 't stompe eind van haar potlood. „Als
u de dame bedoelt, waar ik mee praatte, kan ik u
niet helpen. Ze is verloofd en gaat volgende maand
trouwen; en ik weet, dat ze geen kennis zou willen
maken met iemand uit een bus, zonder behoorlijk
voorgesteld te zijn."
„Vindt u dat nu niet een beetje overdreven en
ouderwetsch vroeg hij.
„Dat kan ik niet zeggen," zei juffrouw Clark,
„want ik vind 't precies zoo."
„Dus dan wilt u me niet helpen, om de dame op
te sporen Uw vriendin is 't niet."
„Hoe wou u dan, dat ik u hielp
„De dame," zei hij, „heeft ongelijke voeten
de ééne is grooter dan de andere. Dat heb ik haar
hooren zeggen, 't Verschilt zoowat een kwart
maat. En ze koopt haar schoenen hier."
,,'t Is vreemd, dat u zooveel van haar schoenen
weet, terwijl u haar naam niet eens kent," merkte
Daisy op.
„Dien herinner ik me nu Diana Smith. We
hebben samenik heb haar eens getroffen, en
toen heb ik een en ander gehoord, 't Heeft me al
tijd gespeten, dat ik maar niet direct gevraagd
heb, of ik kennis met haar mocht maken maar
dan zou ze gezegd hebben, wat u zooeven zei,
is 't niet zoo
"„Als 't een dame is wel," vond juffrouw Clark.
„Daar was ik al bang voor. Maar 't is altijd
mogelijk, dat ze niet zoo streng is als u. U ziet er
trouwens óók niet naar uit."