1046 VRIJDAG 19 FEBRUARI 1932 No. 38 blemen, waarin jullie verwikkeld bent," merkte Rachel sarcastisch op. „Door jullie aandeel in de geschiedenis zijn jullie de eigenlijke oorzaak van Hyram Shutter's dood en maken jullie 'n aardige kans, om opgehangen te worden. Een prettige toestand, dat moet ik zeggen, vooral nu jullie je er nog dieper ingewerkt hebt, door het goudwerk in huis te houden. Ik zeg nog eens, dat ik niet wist, dat jullie twee zulke grenzelooze idioten waren." „Wat dat tafelgerei betreft, heb je toch 't mis," haastte Gabriël zich te zeggen. „Nat heeft het vanmorgen vroeg mee naar Londen genomen en het als bestelgoed naar de Grange gestuurd." „Het is haast niet te gelooven, dat jullie zoo'n helder oogenblik hebt gehad," prees Rachel. „Na wat ik hier vanmiddag gehoord heb, had ik jullie niet voor zoo snugger gehouden. Je hebt natuurlijk dien bediende van je hoe heet hij ook weer? dat zaakje voor je laten inpakken en versturen. Ik zie het jou al doen, Nat. Haha „Alweer mis, Rachel," zei Nat met een luguber soort vroolijkheid hij kon op dit onderdeel zich de luxe veroorloven, met voldoening op dit onderdeel terug te zien, vond hij. „Ik heb den huisknecht met een boodschap uitgestuurd en het zaakje zelf naar Euston-Station gebracht en vandaar verzonden." „En wien heb je als afzender opgegeven vroeg zijn zuster, wier scherp verstand blijkbaar met alle details rekening hield en wier weetgierigheid onverzadiglijk scheen te zijn. „Deksels! Daar heb ik nog niet eens aan gedacht," viel Gabriël uit. „Hoe heb je dat klaar gespeeld, Nat?" „O, dat heb ik héél aardig ingepikt," verklaarde Nathaniël met onrnis- kenbaren trots en 'n triomfantelijk lachje. „Ik kon met den besten wil van de wereld zoo gauw geen valschen naam verzinnen en daar ik steeds maar aan dien Redmayne moest denken en ik bovendien de politie graag op een dwaal spoor wilde brengen, als die met haar nieuwsgierigen neus naar den afzender ging snuffelen, teekende ik het verzendingsformulier met den naam van Robert Redmayne." Er was even een gespannen stilte Gabriël keek naar Rachel en Rachel naar Nathaniël. „Schitterend Werkelijk schitterend," kwam het eindelijk over de dunne lippen van Rachel Barnett, „als de politie naar Euston-Station gaat om in lichtingen in te winnen over den afzender, zullen ze niet alleen jouw signale ment krijgen en een onopvallend type ben je niet bepaald, Nat maar in een moeite door ook den naam te weten komen van den inbreker. Het zal hun direct duidelijk zijn, dat jij de gestolen goederen van hem hebt gekregen of in bewaring genomen hoe je het noemen wilt en, jouw manie voor zeldzame kunstvoorwerpen kennend, zullen ze niet veel moeite hebben de gevolgtrekking te maken, dat jij dien meneer Redmayne hebt omgekocht om dat ongeluksbeeld voor je te stelen. Als je nu ook nog naar het politiebureau gaat om alles haarfijn te vertellen, is de maat van je stommiteiten heelemaal vol „Misschien in het eerst van mijn leven ben ik het met je eens, Rachel," zei Gabriël met een treiterend lachje. „Je hebt jezelf werkelijk overtroffen, Nat. Mijn eenige troost ligt in het feit, dat het afgodsbeeldje jouw speciaal eigendom is en mij dus alleen medeplichtigheid ten laste kan worden gelegd. Je zult dus heel wat langer moeten brommen dan ik, en warempel, kerel, je verdient het voor je verregaande ezelachtigheden." „Ze zullen mij niet licht voor den onbekenden handlanger houden," ant woordde Nat, in zijn wiek geschoten. „Ze zullen mij Nat Barnett nooit met dien diefstal in verband brengen. Behalve dan, wanneer Redmayne gesnapt is en zijn werkelijken naam opgeeft." „En hoe weet jij zoo zeker, dat ze hem niet hebben bracht Rachel daar tegen in. „Volgens je eigen verhaal moest hij dat beeld al lang en breed af geleverd hebben. Kunnen jullie niet proheeren gewaar te worden of er iets 3k ®W'aa§ aft da Jtieuwótad tc falllttllrffW omtrent hem bekend is, of zijn jullie van plan kalm af te wachten tot de politie alles ontdekt en jullie komt op pakken." „Ik zal Jenkins eens vragen of die misschien iets weet," opperde Gabriël en hij voerde zijn voornemen uit, toen de bedienden met den tweeden gang binnen kwamen. „Heb je nog bijzonder heden gehoord over den diefstal en den moord, Jen kins?" richtte hij zich tot den butler. „Ja, wel iets, meneer," was 't antwoord. „De huis bewaarder van de Grange heeft aan een van onze tuin lui, die daar eens een kijkje is gaan nemen verteld, dat de jongeman, die het beeld gestolen en meneer Shut ter vermoord heeft, van nacht een ongeluk heeft gehad „Een ongeluk riepen de broers tegelijk. „Zijn verdiende loon," merkte Rachel op. „En is hij gearresteerd „Dat niet, juffrouw. Hij werd door een aanrijding uit Sir Anthony's two-seater, dien hij gestolen had, geworpen en door den jongen meneer Dim- mock op den weg gevonden .Die heeft hem meegenomen naar zijn huis. De dokter kreeg argwaan, ging vanochtend naar de Grange, nadat hij hem in zijn kamers had opgesloten, en toen hij terugkwam, was meneer Redmayne gevlogen." „O, heeft hij zijn naam genoemd vroeg Nathaniël, plotseling verblee- kend. „Zeker, meneer. Toen hij weer bij bewustzijn kwam. Hij heeft de kleeren waarin hij ontsnapt is, gestolen en nu kunnen ze zijn spoor nergens terugvinden. DAt heb ik gehoord, meneer." „Jullie eenige hoop is nog," zei Rachel beslist, zoodra ze weer alleen waren, „dat die lui in Euston, met hun gewone ambtenaarstraagheid, het kistje nog niet verzonden hebben. Dat zou jullie een paar uur respijt geven om na te denken over wat jullie nu het beste kunnen doen. Ik zou zeggen of jullie probeert het land uit te komen öf jullie geeft jezelf bij de politie aan." „Maar mijn goeie mensch," riep Nathaniël uit. „Ik heb speciaal gevraagd het kistje vlug te verzenden en de beambte heeft me verzekerd, dat het met den trein van 10.30 meeging." „Dan is het al ongeveer een uur geleden bezorgd," constateerde Rachel grimmig, met een blik op de klok. „Jullie hebt nog tijd om je koffers te pakken en te verdwijnen de politie heeft 'n uur of drie noodig om op het bestelgoe- derenbureau inlichtingen in te winnen over den afzender en weer hier terug te komen." Nathaniël trachtte zijn zuster te overtuigen, dat de politie niet op het idee zou komen, dat hij iets met de zaak uitstaande had. Hij had zijn gezicht goed verborgen en een beambte aan een loket kreeg dagelijks zóóveel menschen te zien, dat het niet heel waarschijnlijk was, dat hij een nauwkeurige persoons beschrijving zou kunnen geven van iemand, dien hij slechts eenmaal en dan nog vluchtig gezien had. En dan nog wat anders," ging hij voort, „waar zouden we heen moeten, als we er inderdaad vandoor wilden gaan Ik heb overigens absoluut geen plan om te vluchten. Het is gewoon belachelijk om je zoo op te winden. Redmayne heeft beloofd om mij vóór vannacht twaalf uur het beeld te komen brengen en ik kan het gevoel niet van mij afzetten, dat hij zich aan die belofte zal houden. Wij zijn absoluut veilig, daar durf ik een eed op te doen. Niemand denkt er aan, ons in verband te brengen met het gebeurde, als Redmayne tenminste ons niet verraadt, en dat zal hij alleen al uit eigenbelang niet doen. Hij komt hier vóór vannacht twaalf uur zijn tweehonderd pond halen, let op wat ik zeg." „Ik geloof heusch, dat Nat gelijk heeft," stemde de jongere broer na eenig nadenken toe, „als de politie komt, zal het zijn om inlichtingen over ons be zoek van gisteravond op de Hall en als ze over wat anders beginnen, is het eenige wat we te doen hebben koelbloedig te liegen. Bewijzen kunnen ze niets. Niemand was bij onze onderhandelingen met Redmayne tegenwoordig. Zelfs als ze zouden ontdekken dat Nat vanmorgen in Londen is geweest, houdt dat nog niet in, dat hij die gouden spullen bij zich had. Neen, ik zeg nog eens ze kunnen niets bewijzen, hoogstens vermoedens hebben, en dat is in ons land niet voldoende om ook maar een vinger naar iemand uit te steken." „Ja, ik heb altijd gezegd, dat Engeland een buitengewoon veilig oord is voor misdadigers," merkte Rachel met bijtend sarcasme op. „Misschien is het inderdaad het verstandigst, dat jullie blijven." Dus toen een poos later de bel ging en de brigadier der recherche Green wood werd aangediend, hadden de gebroeders Barnett zich er op voorbereid, den bezoeker met volmaakte zelfbehecrsching te woord te staan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 22