Diamfm 1098 VRIJDAG 4 MAART 1932 No. 40 EEN PRACHTIGE FOTO VAN DE SOLIEDE EN WERKELIJK INDRUKWEKKENDE BRUG OVER DEN IJSEL. Een belofte aan iemand gegeven, die nu reeds lang gestorven is en haar eigen warm liefhebbend hart, hebben haar een taak op de schouders gelegd, die onder deze omstandigheden ver boven haar krachten gaat. Ik kan er u niet meer van zeggen, meneer, maar zij zal in de toekomst behoefte hebben aan een krachtigen steun, wil zij geen hel op aarde vinden. Ik.. wel, ik hoop, dat gij haar dien steun zult kunnen verleenen, ik ben ervan overtuigd gewor den, dat gij het waarachtige geluk van het meisje beoogt." Bij deze laatste woorden, gesproken op hartelijken toon, stak de Arabier Paul de hand toe, die deze krachtig drukte. „Zeg me, Sidi," vroeg hij vervolgens, „is Tine nu veilig „De schurk zal het voOrloopig niet meer wagen, haar geld af te persen, daar zal ik voor zorgen," antwoordde hij met 'n dreigenden klank in zijn stem. „Neen, u kunt nu gerust zijn, ik zal er het oog op houden. Eigenlijk heeft die aanval me verrast, gewoonlijk ga ik nooit eerder ter ruste voor ik mij over tuigd heb, dat die schurk slaapt." Paul begreep thans waartoe de nachtelijke inspecties van den Arabier dienden. „Vergeef me, indien ik onbescheiden ben geweest," hernam hij. „Ik heb u in den nacht eenige malen het wagenpark rond zien wandelen, maar was uw bezoek aan het leeuwenverblijf ook een veiligheidsmaatregel Het kwam me zoo vreemd voor dien eersten nacht, dat ik u een eindweegs gevolgd ben, in de meening, dat er iemand met kwade bedoelingen rondsloop. Toen ik u herkende, was ik natuurlijk geheel gerustgesteld." Moelay knikte somber. „Ik overtuig me altijd, dat de kooien goed gesloten zijn. Het is eenmaal gebeurd, dat ze door een kwaadwillige hand geopend waren, blijkbaar in de hoop, dat Tine of ik bij het betreden van het leeuwenverblijf overvallen zou den worden. De toeleg mislukte, doordat de dieren niet hebben bemerkt, dat zij het traliehek konden openduwen. Anders was er ongetwijfeld een slacht offer gevallen. Toen de schurk, die voor het opsluiten der leeuwen te zorgen heeft, ter verantwoording werd geroepen, beweerde hij van niets te weten en veronderstelde hij, dat hij vergeten had, de kooideuren te verzekeren. Maar we zullen nu gaan slapen, meneer Paul," eindigde de Arabier met een glimlach, „zullen we den stal maar sluiten Den Arabier, in wiens edel karakter hij zich bij een nadere kennismaking niet bedrogen zag, krachtig de hand drukkend, begaf Paul zich naar zijn wa gen, waar hij ten prooi aan heimelijke onrust en geplaagd door allerlei ver moedens en veronderstellingen voor de tweede maal zijn bed opzocht. Na een onrustige en dikwijls onderbroken slaap stond hij bij het aanbreken van den dag op en begaf zich na een haastig ontbijt naar het station om het beloofde bezoek aan zijn moeder te brengen. HOOFDSTUK XV. ONRUST EN ANGST. r ou had mevrouw van Affelen na haar terugkeer uit Arnhem in een zeerner- veuze stemming aangetroffen, die veroorzaakt was door de onrust, waarin zij in den loop van den dag was komen te verkeeren. Hoewel het midder nachtelijk uur reeds geslagen had, dacht zij er niet aan om zich ter ruste te begeven voor Lou haar bevindingen had meegedeeld en zoo spoedig het meisje zich eenigszins van de reis had verkwikt, wilde zij haar nieuwsgierigheid bevredigd zien en begon zij haar te ondervragen. „Vertel me nu je wedervaren maar eens, kind, maar vooral niets ver zwijgen hoor," ving Paul's moeder aan, nadat Lou zich naast haar in een fau teuil had neergezet. Lou had die aansporing om alles op te biechten niet noodig en omstandig verhaalde zij, hetgeen ze gezien en gehoord had. Zij verzweeg dat ze nog een onder-onsje met de Duitsche had gehad, maar zij stond zooveel langer stil bij den indruk, dien de dompteuse op haar had gemaakt. ,,'t Is een schaamteloos schepseltje, dat met die leeuwen optreedt, tante, en zij' is het, die Paul het hoofd op hol gebracht moet hebben. Hij gaat dagelijks met haar wandelen en niet alleen afgaande op de verzekeringen van die andere artiste, maar ook op wat ik zelf heb gezien, ben ik ervan overtuigd, dat zij Paul geheel ingepalmd heeft." „Maar hemellief, Lou, hoe is dat mogelijk riep mevrouw van Affelen verschrikt uit. „Paul, de koele, verstandige Paul, die zich door de eerste de beste circusartiste van de hemel-weet waarvandaan laat overrompelen en vergeet wat hij aan zijn moeder en aan zijn positie in de wereld verplicht is. Ik kan het me niet voorstellen, Lou, ik kan het me niet voorstellen." Wanhopig hief de oude dame haar handen op en Lou verslagen aanziende, vroeg zij „Zeg me eens, kindlief, welken indruk maakt dat schepsel op je Is ze jong, oud, knap „Ze is nog jong, tante, tenminste, ik vermoed twintig of twee en twintig jaar. Over haar uiterlijk zou te twisten zijn, smaak is onberekenbaar, maar ik apprecieer haar juist als ik haar 'n duivelsche schoonheid noem. Ze heeft zich een raffinement van quasi-onschuld en kinderlijkheid eigen weten te maken en hierdoor zal Paul zich wel hebben laten vangen." „En verder, kind, heb je haar gesproken hernam mevrouw van Affe len, geheel terneergedrukt. „Neen, tante, dacht u, dat ik me met zoo'n intrigante zou inlaten wierp Lou haar verontwaardigd tegen. „Begrijp eens, Paul nam dat schepsel bij de hand toen hij haar aan ons voorstelde, u behoeft dus niet te vragen op welk een vertrouwelijken voet hij met haar staat. De jongedame was ook nog schaamteloos-brutaal genoeg om haar hand terug te trekken, toen ik haar eens opnam. Zij heeft natuurlijk wel vermoed, dat ik, dat zijAch, tante, wat een ellende, hoe moet dat toch eindigen, heb ik me al afgevraagd Plotseling toegevend aan haar woede en wanhoop barstte het meisje in snikken uit, zoodat mevrouw van Affelen verschrikt opstond. Hulpeloos zette zij zich echter weer terstond neer en sloeg met een vertwijfeld gebaar de handen in elkander. „Wat moeten we doen, kindlief, wat kunnen we doen Want er moet toch iets gedaan worden, we kunnen dat toch zoo maar niet blijven aanzien Ik kan toch mijn zoon zoo maar niet blindelings in zijn verderf laten loopen Er moet toch iets gedaan worden om hem de oogen te openen en dien onzaligen hartstocht voor zoo'n circusschepsel te keeren. Ja, wat moeten we doen, Lou, toe, laat jij je meening nu eens hooren," vroeg mevrouw van Affelen smeekend. Het meisje haalde eenige malen de schouders op en droogde haar tranen. „Ik weet het niet, tante, hoe hieraan een einde is te maken. Ik hoop juist op uw levenservaring om dit ongeluk te voorkomen." Het beroep op haar initiatief gaf mevrouw van Affelen iets van haar wils kracht terug. „Goed, je hebt gelijk, kindlief, jij kunt in zulk een delicate aangelegenheid geen raadgeefster zijn. Ik zal morgen eens overleggen wat er moet worden ge daan om de plannen van dat schepseltje te verijdelen. Apropos, heeft Paul met geen enkel woord over mij gesproken in verband met zijn voornemens „Neen tante, hij heeft alleen gezegd, dat hij u morgen zou schrijven ik weet echter niet of hij daar een of andere bedoeling mee heeft, want ik kon hem nergens naar vragen, zooals u zult begrijpen."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 10