UIT HET ENGELSCH VAN PATRICK LEYTON - N o. 20 Maar tot zijn onuitsprekelijke verlichting zag hij, toen ze den weg bereikten, niet een chauffeur en een rechercheur in burgerkleeding, die vol ijver bezig waren, ieder hoekje en gaatje van het kreupel hout na te speuren, maar twee uitgeputte mannen, die als zout zakken op hun plaats zaten eh den slaap des rechtvaardigen sliepen. Voor Simon's beklemd gemoed was het een weldoend, haast aandoenlijk tafereel, dat zijn onverstaanbaar-gemompelde verzuchting „Gelukkig 1" volkomen rechtvaardigde. „Arme kerels," zei Gosling goedmoedig. „Ze zijn al van den vroegen mor gen af in het touw en het is warempel geen wonder, dat deze brandende hitte ze slaperig heeft gemaakt." De mannen echter bleken lichte slapers ze schrokken direct wakker door het geluid van de naderende zware voetstappen. „Even verder is een plek, waar u beter kunt keeren," zei Simon, die deze bosschen op zijn duimpje kende en met inspanning van al zijn geestkracht er in slaagde zijn oogen van de Daimler af te houden. „Dank u, Lord Santley. Dus we zien u straks „Ik ga nu direct naar huis om een oud pak aan te trekken en dan kom ik bij u. Waar kan ik u vinden „We beginnen aan den uitersten rand van dit bosch." En daarop stapte de hoofdinspecteur in zijn auto en reed een tiental kilometers door. Daar keerde de wagen, om een oogenblik later Simon in snelle vaart te passeeren op weg naar de Manor. „Kom maar weer boven water," zei de jongeman toen, zich bukkend. „De kust is zoo veilig, als 't maar kan. Maar die prettige kerels gaan deze bosschen afzoeken naar Robert Redmayne en John Ling en ik zal je in dien tijd in een behoorlijke schuilplaats onder dak moeten brengen." Toen hij uitgesproken was, stond Bobbie naast hem, het gezicht doods bleek en vertrokken door de ontzenuwende spanning, waarin hij had verkeerd. Hij keek Simon met verwonderde oogen aan. „Zei u, dat ze behalve mij nog iemand zochten Een zekeren John Ling Wie is dat „Een Chinees geloof ik, die ook verdwenen is het eenige, dat ik er van weet, is, dat ze denken, dat hij iets met de misdaad te maken heeft. Als je 't mij vraagt, zou ik zeggen, dat hij waarschijnlijk de dader wel zal zijn." Een paar seconden staarde Bobby zwijgend voor zich uit. Hij twijfelde er nu niet meer aan, wie die John Ling was. Ah Ling had hem dus niet ver trouwd en was zelf op het tooneel verschenen om te zien hoe de zaken stonden. Hij kon niet weten, dat hij, Bobby, opgehouden was door dien ellendigen griepaanval, maar waar was Ah Ling al dien tijd geweest En waarom had hij het bekend laten worden, dat hij een Chinees was? Bij oningewijden kwam immers nooit de gedachte op, dat hij geen Engelschman was en maar heel enkelen kenden zijn nationaliteit. Bobby keerde zich plotseling met een vraag naar Simon „Hoe komt een Chinees in deze geschiedenis betrokken Waar komt die zoo eensklaps vandaan „Ik zou het je heusch niet kunnen zeggen ik weet alleen, dat de Chinees, dien ze zoeken, een tuinman is, die in dienst van Sir Anthony Hayden was. Hij is een maand op de Grange geweest." „Aha was alles, wat Bobby zei. Nu ging hem een licht op. Het was een maand geleden, dat Ah Ling hem dat werkje opgedragen had. Dus hij had een betrekking gezocht op 't landgoed van Sir Anthony om in de buurt te zijn, ingeval er iets verkeerd ging, of en dit was waarschijnlijker wanneer zijn handlanger de zaak zou verknoeien of hem bedriegen. Het lag welbeschouwd ook voor de hand, peinsde Bobby, dat iemand en zelfs Ah Ling, die hem toch langer kende dan vandaag een type als hem niet blindelings zou vertrou wen. Maar het was toch ontzettend onaangenaam, want hoe moeilijk het ook zou zijn, nu de politie hem nazat, hij moest en zou de beide beelden in handen krijgen en ze aan Ah Ling overhandigen, of anders., och, hij wilde maar liever niet denken aan wat gebeuren zou als hij faalde, door eigen schuld, want Ah Ling was, niettegenstaande het Engelsche bloed in zijn aderen en zijn beschaafde manieren, iemand, die geen gekheid met zich liet maken, en Chi- neezen want 'n Chinees was hij tenslotte hielden er onplezierige ideeën op na op het punt van straf, die iemand verdiende, die hun plannen gedwars boomd had. Neen, dat moest hij maar uit zijn gedachten zetten er waren op het oogenblik nog genoeg andere zaken om zijn geest mee bezig te houden. Hij wendde zich weer naar Simon dit alles was hem bliksemsnel door het hoofd gevlogen en greep den jongen hard bij den arm. „Wat moet ik in vredesnaam doen, en waar moet ik heen vroeg hij gespannen. „Ik durf mij nergens meer te vertoonen, nu de politie overal aan het loeren is." „Dat begrijp ik," antwoordde Simon met gefronste wenkbrauwen, „en dat vraagstuk houdt mij ook bezig. Laat mij even denken. Het heeft er warem pel veel van of ik je eerst uit den put heb gehaald om je er nu met een smak weer in te gooien." Even bleef het stil Simon, met een peinzende uitdrukking op het gezicht, keek eerst naar den grond, toen liet hij zijn blik over de bosschen dwalen en tenslotte over den weg, die door de velden naar de Manor liep. Eindelijk kwam er weer beweging in zijn gestalte en hij klopte Bobby op den schouder. „Ik geloof, dat ik er echter ben," zei hij langzaam. „In ieder geval weet ik op het oogenblik niets beters. Je moet met me mee terug gaan naar het huis. Het gelukkige toeval wil, dat ik daar een eigen kamer heb mijn oom en tante zijn erg op mij gesteld waarom mag Joost weten en ik ben minstens even vaak dóar als thuis. Ik heb er een deel van mijn garderobe hangen en er komt niemand buiten mijn voorkennis binnengevallen. Daar moet je zoo lang blijven tot de eerste opwinding 'n beetje geluwd is en vanavond rijd ik je naar de bosschen van Barnes." „Maar wat zullen de anderen zeggen, wanneer ik zoo plotseling verdwijn?" bracht Bobby in het midden. „Ze zullen het ook wel gek gevonden hebben, dat ik me onder den auto verstopte. Zouden ze argwaan koesteren „Er is er één bij het gezelschap, die in staat is dieper door te denken en een moeilijk probleem te doorgronden met allen eerbied voor mijn lieve moeder en dat is het wonderbaarlijkste meisje, dat op de wereld bestaat. Die heeft geen argwaan, maar ze wéét hoe de vork in den steel zit. Dat heeft ze me duidelijk genoeg laten merken." „Maar, lieve deugd! Als zij het weet...." hijgde Bobby. Simon legde kalmeerend de hand op zijn schouder. „Ik heb je immers gezegd, dat ze het wonderbaarlijkste meisje is, dat er bestaat 1 Wat kun je méér verlangen Ze zou liever sterven dan je verraden, waarde heer. Dus wind je maar niet op, we zullen den politiemannen een lek kere poets bakken „Maar hoe breng je je familie naar huis vroeg Bobby. „Laat dat maar aan mij over 1 Stap maar vast in ik ben er met een se conde weer." Simon Santley verdween in het struikgewas. Bobby ging in den auto zitten en voorovergeleund, de kin in de handen, staarde hij somber voor zich uit, zich afvragend of het ten slotte niet het verstandigst zou zijn om zich maar zelf bij de politie aan te melden. Hij had immers geen recht om wel willende, brave menschen in moeilijkheden te brengen. Wat die bovenste- beste Simon Santley deed, was iets, waarvoor hij, als het uitkwam, zwaar gestraft zou kunnen worden. Het zou verschrikkelijk zijn, als zoo'n door-en- door-goedhartigen, nobelen kerel iets dergelijks overkwam. Wat moest hij in vredesnaam doen, peinsde Bobby met beklemd hart. Vrijheid was heerlijk, hij besefte dat zelden zoo sterk als op dit oogenblik, nu hij op het punt stond haar weer te verliezen. Maar als hij er in slaagde hét avontuur met de beelden tot een goed einde te brengen en veilig wegkwam, zou hij probeeren een ander mensch te worden. Driehonderd pond was een mooi bedrag om een nieuw leven mee te beginnen. Hij kon uitstekend chauffeeren en was een voortreffelijk mecanicien. Misschien was er wel een betrekking te krijgen En terwijl Bobby in deze overpeinzingen verdiept was, zette Simon Sant ley aan zijn familie de situatie uiteen, dat wil zeggen, eén situatie, die de schrandere jongeman wilde, dat ze als de werkelijke zouden accepteeren. „Luister eens," zei hij opgewekt, „als jullie geen bezwaar hebt om een paar minuten te wachten, wilde ik Leslie nu even mee naar huis nemen, dat hij ook kan meedoen aan de jacht, en zoodra ik een oud pak van mij voor hem gevonden heb want dat kruipen door het kreupelhout ruïneert de kleeren kom ik terug om jullie te halen. Kunnen jullie je daarmee vereenigen „Waarom zouden we niet allemaal tegelijk gaan wierp de kolonel tegen. „We zijn hier nu lang genoeg geweest, vind ik." „Ja," viel Lady Santley hem bij. „Ik zou nu graag ook wel terug willen, Simon ik vind het heelemaal niet veilig hier in de bosschen met al die rond zwervende moordenaars." Sybil barstte in een hartelijk gelach uit. Ze had Simon's ernstig gezicht gezien en hoewel ze absoluut niet wist wat hij eigenlijk van plan was, voelde ze, dat ze zijn bondgenoot moest zijn. Hij had er ongetwijfeld zijn welover wogen redenen voor om dien anderen jongeman alléén mee terug te willen nemen. „Nee maar, tantelief, dat is het toppunt," schaterde ze. „U praat warem pel of zich in de bosschen een heele bende ontsnapte moordenaars schuil houdt en in werkelijkheid is de toestand zóó, dat die arme stakkers veel ban ger voor ons zijn, als ze ons zouden zien, dan wij voor hen Ga maar, Simon, en neem meneer Leslie vast mee. De manden zijn bovendien nog niet eens ingepakt en ik voel er niets voor me te haasten. Tegen dat jij dan weer terug komt, ben ik er mee klaar." Simon dankte haar met een veelbeteekenenden blik. Wat een schat was zij toch „Goed dan," zei hij met gedwongen vroolijkheid, want hij had zich nog nooit in zijn leven zóó zenuwachtig gevoeld. „Dan ga ik nu maar ik ben er met een goede tien minuten weer daarna zal ik de politie ook een handje hel pen, want ik zou die pret niet graag willen misloopen." Simon haastte zich weg en even later sprong hij in den auto. „Het is in orde, hoor," riep hij over zijn schouder, terwijl hij den motor aanzette. „Dat is het niet," klonk het bitter terug. „Terwijl u weg was, heb ik eens goed over alles nagedacht en ik ben tot de conclusie gekomen, dat ik niet het - recht heb om u in mijn moeilijkheden te betrekken, Lord Santley. Als het be kend wordt, dat u mij hebt helpen ontsnappen, krijgt u gevangenisstraf, dat weet u evengoed als ik. Het eenige wat er voor mij opzit, is, mezelf bij de poli tie aan te melden." Simon wendde het hoofd om en keek Bobby aan. „Schei uit, kerel," antwoordde hij ernstig. „Er is geen sprake van, dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 21