ytaat $ioenlo zuinig op U> 1110 VRIJDAG 4 MAART 1932 No. 40 we gesnapt worden geen van tweeën, als je je precies houdt aan wat ik je zeg. Ik weet heel goed wat ik doe, en als er geen andere bezwaren waren tegen je voornemen om jezelf aan de politie te melden, zou ik je nóg in overweging geven het niet te doen op het landgoed van mijn oom. Hij houdt er niet van op die manier de aandacht van zijn medemenschen te trekken hij heeft er al genoeg het land over, dat die kerels in zijn bosschen aan 't zoeken zijn, maar dat kan hij nu eenmaal niet beletten. Maar ik heb andere redenen voor hetgeen ik doe behalve het plezier, dat ik er in heb dus als je mij een groot genoegen wilt bewijzen, houd dan verder je mond en volg mijn instructies op. Hier zijn we er stap uit, dan breng ik je naar mijn heiligdom en schei alsjeblieft uit met dat geklets van jezelf aanmelden." Bobby zweeg ln ieder geval kon hij nu niets doen,want de auto stopte voor de Manor en op korten afstand klonk het geroep van mannen. „Ze verzamelen hun hulptroepen op het stalplein," fluisterde Simon. „Er zal wel geen levende ziel in huis zijn ze verwachten ons nog niet terug en ze wilden natuurlijk allemaal met hun neus bij die voorstelling zijn. Kom, kerel." Al pratende pakte hij Bobby bij den arm en trok hem door de voordeur. Redmayne liet zich gewillig meevoeren en volgde Simon, de kostbare tasch in de hand, de ruime trap op en door een gang, waar vele deuren op uitkwamen. Daarna gingen ze een smallere trap op, door wat een onbewoonde vleugel van het huis leek, en eindelijk kwamen ze op een bovenportaal, waar ze een oogenblik bleven staan. „Precies zooals ik dacht," mompelde Simon, „de heele bende maakt zich gereed voor de menschenjacht zoo'n pleziertje hebben ze niet eiken dag en het vrouwvolk doet de dappere strijders natuurlijk uitgeleide." Hij bleef even met gespitste ooren luisteren, maar overal in huis was het doodstil het eenige geluid, dat van verre hun ooren trof, waren de stemmen buiten. Hij greep zijn metgezel weer bij den arm en liep haastig met hem een nauwe gang door, aan het eind waarvan hij bleef staan. Daarop nam hij een sleutel uit zijn zak, ontsloot de deur, waarvoor zij stonden, en even daarna bevonden ze zich in 'n kamer. Simon draaide onmiddellijk den sleutel weer om. Het was een groot vertrek, laag van verdieping, met twee kleine vensters, waarvan één uitzicht gaf op den draai naar de voordeur van de met grint bedekte oprijlaan en verder over de velden tot aan het bosch, waaruit ze ge komen waren het andere zag uit op de stallen en garages. De kamer was smaakvol en gezellig gemeubeld, maar het was er niet bepaald ordelijk een wonderlijke verzameling van de meest ongelijksoortige voorwerpen lag in bonte mengeling dooreen. Een stapel oude boeken op tafel, en andere op den grond. Een collectie golf-stokken stond in één hoek, hengels en ander visch- tuig in een andere. Een schildersezel lag op den vloer en een chiffonnière her bergde kwasten, verf en vellen teekenpapier. In 't kort, het was de kamer van een gemoedelijk-onverschillig jnngmer.sch, sportsman en artist tegelijk. De merkwaardige uitstalling werd gecompleteerd door een revolver in een half geopende lade en een geweer in een foudraal tegen een muur. Uit alles bleek, dat geen dienstbode of huisknecht hier zonder speciale vergunning waagde binnen te treden. „Ziezoo," zei Simon, toen Bobby, met het instinct van een vervolgd dier, direct naar het venster liep. „Nu nog een woordje voor we afscheid nemen." De ander keerde zich met een ruk om en op hetzelfde oogenblik kreeg Simon de geopende lade met de revolver er in in het oog. „Toe, doe me een plezier en geef mij dat wapen," verzocht hij onverschillig en wees naar de lade. „Ik heb het vergeten, toen ik gisteren hier was, maar er komt hier niemand binnen, want ik houd de deur altijd op slot, dus ik ben niet zoo onvoor zichtig als het lijkt. Denk er om, het is ge laden," voegde hij er aan toe. Er speelde even een grimmig lachje om Bobby's bleeke lippen. „Bang, dat ik het voor iemand gebrui ken zal vroeg hij, terwijl hij Simon het wapen overhandigde. Deze liet het direct in zijn jaszak glijden. „Dat wil ik niet zeggen, iwant ik weet heel goed, dat je geen moordenaar bent, maar het is nu eenmaal een feit, dat een kat, die in nood zit, rare sprongen doet en ik heb liever niet, dat je ongelukken maakt. En nu wat anders, vriendlief. Je moet hier blijven tot het donker is. Ik ga nu de anderen halen en zal het wat jou betreft wel met hen in orde maken. Als je goed en wel weg bent, vertel ik hun misschien nog wel de waarheid. Dat hangt van de omstandig heden af. Je kunt, om den tijd 'n beetje te verdrijven, net zooveel sigaretten rooken als je wilt voorraad genoeg als je het maar door den schoorsteen doet. Laat den rook niet in de kamer komen, anders kon een of ander kamermeisje of huisknecht het wel eens op de gang ruiken en argwaan krijgen. En vóór ik het vergeetdat geweer daar is niet gelad- i en patronen heb ik niet." Bobby glimlachte vermoeid. „Doe je de deur op slot als je weggaat?" vroeg hij na een korte pauze. „Ja, als je er niets tegen hebt, ehhet is voor alle partijen het beste." „Uitstekend," antwoordde Bobby rustig. „Ik wilde u dit nog zeggen, Lord Santley, voor u gaat," vervolgde hij., „en dat is, dat u de puikste kerel bent, dien ik ooit ontmoet heb in mijn leven en ik heb heusch met heel behoorlijke menschen omgegaan. En als ik er toe kom om een ander leven te beginnen wanneer dit allemaal goed afloopt dan zal dat zijn, omdat ik, na u ontmoet en u de hand gedrukt te hebben, in de toekomst niet de vent wil blijven, die ik was vóór onze kennismaking. En u moet vooral niet denken, dat ik dit zeg in de emotie van het oogenblik.het is mijn diepste overtuiging." „Brave kerel," zei Simon en zijn stem klonk eigenaardig heesch. „Ik geloof je op je woord het maakt dat het avontuur nu nog aantrekkelijker voor me is. Ik ga nu en als ik terug kom, zal ik den auto volpakken met pro viand, zoodat je geen gevaar loopt te verhongeren. Tot ziens en houd je taai!" Simon ging de kamer uit en even later hoorde Bobby Redmayne den sleu tel in het slot omdraaien. Hij was nu wel gedwongen hier te blijven, want de vensters waren te hoog boven den grond om daar uit te kunnen ontsnappen. Toen hij het zoemen van een motor hoorde, liep hij naar het raam, dat op de bosschen uitkeek hij zag Simon in den auto de oprijlaan afgaan. Hij keek hem na, terwijl hij in de verte verdween en tien minuten later hij stond nog steeds bij het raam zag hij den auto met vijf inzittenden terug komen. Hij zag hen uitstappen, daarop liet Simon den wagen keeren en spoedde zich terug in de richting van het bosch. Een lange stilte volgde toen, heel duidelijk, ofschoon heel zacht, werd er geklopt. XVII HET ZESTIENDE UUR Goeden middag, heeren," zei de detective honigzoet, toen hij in de stu deerkamer werd gelaten, waar hij niet alleen de beide Barnetts aantrof, maar ook een dame, die zóóveel op hen leek, dat het wel niet anders kon of het moest een zuster van hen zijn. „Goeden middag, brigadier," antwoordde Nathaniel, eveneens honigzoet. „U komt zeker om een en ander te hooren over ons bezoek op Trend Hall gisteravond We zijn nog nooit zóó geschrokken als vanmorgen, toen we het ontstellende nieuws hoorden. O, neem me niet kwalijk, Rachel meneer- hier is brigadier Greenwood van de recherche, die de leiding van het onderzoek in deze vreeselijke tragedie heeft. Mijn zuster, juffrouw Barnett." Ze maakten een beleefde buiging tegen elkaar. „Hoe laat hebt u het eerste bericht over den moord gekregen, meneer Barnett vroeg Greenwood, nadat hij had plaats genomen. Laat eens kijken, dat zal ongeveer om half elf geweest zijn, is 't niet, Gabriel zei de oudste van de twee broers. „Ja, om 'n uur of tien. We hoorden het van de bedienden." Het moet zonder twijfel een schokkende tijding voor u geweest zijn," merkte Greenwood op. „Als ik wel geïnformeerd ben, hebt u er gisteravond gegeten." „Inderdaad. Het valt moeilijk hét je in te denken, dat onze gastheer van gister avond dood is." „U hebt met hem gesproken over de mogelijkheid het beeld te koopen, dat daarna gestolen is," ging Greenwood voort. „Ik weet dit, omdat mevrouw Shutter het mij natuurlijk heeft verteld." „Het is zooals u zegt daar hebben we over gesproken, of om me precies uit te drukken, ik heb daarover gesproken," ver klaarde Nathaniel. „Al een heelen tijd heb ik dat beeld graag willen koopen, omdat het tot een paar behoort, waarvan ik het andere exemplaar bezit.... Ze schijnen oorspronkelijk uit denzelfden tempel ge stolen te zijn." „Juist. Mag ik uw exemplaar misschien eens zien, meneer Barnett „Met alle genoegen. Het bevindt zich achter slot in een kabinet wijlen mijn vriend Shutter bewaarde het precies op dezelfde manier." Al pratende nam hij den detective mede naar de andere zijde van het vertrek. Daar zag Greenwood een ebbenhouten kast met sterk spiegelglas en daarachter, op een soort voetstuk, den dubbelganger van het voorwerp, dat al deze ellende had veroor zaakt. De detective maakte bij zichzelf de opmerking, dat het beeld een onbehaag lijke tronie had en een lichtelijk griezeligen inlruk maakte, ondanks de rijke kleur van hel jade en de schitterende oogen van robijn. „Op hoeveel taxeert u de waarde on geveer?" luidde zijn volgende vraag. „Ruwgeschat op vijf of zeshonderd pond." „En was u bereid dit bedrag aan meneer Shutter te geven voor zijn beeld?" „Méér als 't moest. Dat heb ik hem ook tijdens het diner gezegd." „En hij weigerde het te verkoopen Eer Nathaniel kon antwoorden, kwam er een stoornis in de gedaante van Jenkins, den butler, die onverwacht in de deur opening verscheen. DE TEGEN DE VORST GOED INGEBAKERDE POMP.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 22