Navallen cpoot&eid te "Sluik, Zeeland. 1162 VRIJDAG 18 MAART 1932 No. 42 WAT EENS EEN IMPOSANT BOUWWERK WAS, UIT DEN JARE 1651. „Zeg me wat het is in je leven, dat we samen niet zouden kunnen over winnen," viel hij plotseling smartelijk uit. „Dat kan ik niet, Paul 1" herhaalde het meisje, wanhopig over zijn aan dringen. Als venijnige angels staken hem plotseling de woorden van zijn moeder, de insinuaties uit de anonieme brieven en de geheimzinnige betrekking, waarin het meisje tot den dronkaard stond. Het in ieder menschenhart sluimerend gevoel van jaloezie ontwaakte plotseling krachtig. Met een snelle beweging beide haar handen grijpend, keek hij het meisje vast in het smartelijk ver trokken gelaat. „Zeg het me 1" viel hij ruw uit, zichzelf vergetend. „Zeg het me, is er iets, wat dan ookiets in je familiein je eigen leven, waarvoor je je oogen moet neerslaan Hij zag Tine ineenkrimpen als onder een zweepslag en hij begreep dat hij haar tot in het diepst van haar ziel gekwetst had. „Vergeef me...." stamelde hij, „ikik wil niets weten, niets, hoor je Ik ben een dwaas, een bruut „Stil, stilweerde zij af met betraande oogen. Ik heb je niets te ver geven. Ik heb het aan 't leed, dat ik je toebreng verdiend, dat je me nog tien maal meer pijn doet. Kijk me niet zoo aan, Paul," vervolgde zij smeekend, toen hij een wanhopigen blik op haar richtte. „Leg je er nu toch bij neer, het dient nergens toe nog langer aan te dringenik word zoo moe door me te ver zetten Zachtjes maakte zij haar handen los en wischte haar tranen af. Paul aan ziende, zag ze plotseling weer dien harden glans van zooèven in zijn oogen komen en sneekend hief ze haar handen op. „Dring niet meer aan, Paul, mijnmijn wanhoop zou me ertoe brengen je een leugen te vertellen en...." „Een leugen viel hij haar barsch in de rede. „Zeg me slechts de waar heid, de waarheid „Ik kan niet, nu weet je 't toch barstte het meisje los. Zachtjes begon ze te snikken, terwijl Paul opstond en besluiteloos weer ging zitten. „Zeg me dan een ding, Tine," verzocht hij met schorre stem, geroerd door haar tranen. „Zeg me of er hoop is.één, één enkele kans. „Neen, nu niet en nooit, nooitriep zij handenwringend uit. „Tracht je ervan te doordringen en aanvaard het als iets dat onafwendbaar is. Probeer dit te vergeten, alles te vergetenWat tusschen ons gegroeid is of in ons gegroeid is, hebben we geen van beiden kunnen voorkomenJe moet.. niet slecht van me denken.niet gelooven dat ik heb gespeeld met je liefste gevoelens. Hoewel het me oneindig veel verdriet doet je zooveel pijn te hebben gedaan, ben ik er den hemel dankbaar voor dat ik tenminste eenmaal in mijn leven de liefde heb leeren kennenWe moeten dit vergeten, PaulNu doet het even pijn, maar de tijd zal de smart verzachten en eindelijk zal ze geheel verdwijnen. Eens zal je leeren van een ander te houden en „Nooit I" wierp hij haar met schorre stem tegen. „Je moet leeren van een ander te houden, Paul," hernam het meisje vast beraden, zichzelf met geweld beheerschend. „Je moederzij zal wenschen dat je je een gezin stichtDatdat meisje, weet je, die jongedame, die je in Arnhem bezochtik heb opgemerkt hoeveel zij van je hield en zij zal je meer kunnen geven en je leven mooier kunnen maken dan ik, een meisje van eenvoudige afkomst, ooit zou kunnen doen." Haar stem klonk warm en teeder als voelde zij niets van de pijn in haar eigen hart. Toen Paul bleef zwijgen, waagde zij het een blik naar hem op te slaan en bewogen door zijn smartelijk gelaat, ging zij voort hem te troosten, hoewel zij niet vermoedde dat elk van haar woorden 'n pijniging voor hem was. „Zelfs als het je onmogelijk zou zijn dit te vergeten, behoef je nog niet ongelukkig te zijn, Paul. We kunnen van elkander houden zonder dat iemand het ooit weten zal. Die liefde zal ons nooit teleurstellen en zij zal mooier en kostbaarder zijn dan wanneer we samen waren. Zij zal ons beschermen tegen alles wat leelijk is in het leven en zij zal je aansporen het beste te geven wat in je is en het mooiste van je leven te maken dat er van te maken is. Je moet trachten je boven dit leed en deze teleurstelling te verheffen, ik wil altijd aan je blijven denken als aan iemand die tevreden en gelukkig is,..." „Maar dit is voor het eerst in mijn leven en ik zal zoo hopeloos verlaten zijn," liet hij zich klagend ontvallen. „Neen, je zult nooit alleen zijn, Paul," wierp zij hem tegen, diep ge troffen door den smartelijken klank van zijn stem. „Ik zal nooit ophou den aan je te denken en in den geest zal ik alles niet je deelen, niet alleen je smart, maar ook het geluk dat voor je komen zal. Heusch boy, je moet probeeren je over je leed heen te zetten.. 't is beter zoo, veel beter zoo...." eindigde het meisje, terwijl ze in een opwelling van wanhoop, die volkomen in tegenspraak was met haar woorden, zenuwachtig haar handen samenwrong. Hoe diep getroffen ook, had Paul alles wat het meisje tot hem had gezegd, woord voor woord in zijn hart geprent. Zijn ziel boog zich voor den glans van haar karakter, maar juist het bewustzijn hoe hoog zij stond, deed hem voelen dat alles uit zijn leven met Tine van Staveren verdwenen zou zijn. „Wil je me een ding beloven, liefste viel hij plotseling uit met een nieuw hoopvol licht in zijn blik. „Wil je me beloven mij direct te waar schuwen, als de moeilijkheden, die nu tusschen ons staan, verdwenen zullen zijn Een glans van geluk verhelderde voor een oogenblik Tine's gelaat, maar onmiddellijk bedwong zij zich. Haar antwoorïT doofde het laatste vonkje hoop, dat weer in zijn hart was komen gloren. „Die moeilijkheden zullen nooit verdwijnen, Paul," antwoordde zij bedroefd en met ernstigen nadruk. „Alles zal blijven zooals het is, schep je dus terwille van je eigen rust geen illusies dat ik ooit, ooit vrij zal zijn." „Toe, sluit niet alle deuren die me toegang tot je kunnen geven, liefste," drong hij aan, „beloof me dan, dat je me direct zult roepen als je ooit een vriend, een raadgever noodig zult hebben. We zullen van elkander scheiden en ik zal je uit het oog verliezen. Je hebt me ge sproken van duistere uren die voor je komen zullen en dag en nacht zal ik me bezorgd maken voor je lot. Het zal zoo'n groote geruststelling voor me zijn, te weten dat je me zult waarschuwen als je in gevaar verkeert." „Goed, ik beloof het je, als ik ooit in ernstige moeilijkheden zal komen, zal ik je vragen me te helpen, Paul," stelde zij hem fluisterend gerust. Met een smartelijken glimlach boog hij het hoofd. Wat zij hem nu beloofde was hem een oogenblik geleden nog zoo veel voorgekomen. Nu leek het hem plotseling niets, minder nog dan een kruimel brood van een tafel vol overvloed voor een hongerig mensch. „We moeten heengaan, Paul," verbrak Tine zijn wanhopigen gedachten- gang. „Ja, we moeten heengaan," herhaalde hij werktuiglijk, doch roerloos bleef hij zitten. Nu was dus alles vervlogen, stormde het door zijn hoofd. Mor gen zou hij haar van weggaan, het zou te veel pijn doen nog langer in haar nabijheid te blijven. Hij zou heengaan en hij zou eenzaam staan in het leven als nooit tevoren. Niets bleef hem over van zijn droomen dan de herinnering aan de tranen, die zij om hem geschreid hadHij schrok plotseling terug voor de toekomst, die zich voor hem opende en opnieuw ondernam hij een poging om het meisje te overreden. „Tine, kijk me nu eens één oogenblik aan. Denk nu nog eens aan de uren, waarin onze harten tot elkander werden aangetrokken door eenzelfde gevoel. Denk er eens aan dat ik het ben die de liefde in je leven bracht. Je was een kind toen je me leerde kennen, nu heeft het gevoel, dat ik in je deed ontbranden, je tot een vrouw gemaakt, die de poort van het leven wijd voor zich ontsloten ziet. Weet je wel, .liefste, dat wat je nu afwijst, nooit, nooit meer even echt, even diep in je leven zal terugkeeren „Ik kan niet, martel me toch niet zoo, Paul. Je maakt me zoo wanhopig en moe, zoo verschrikkelijk moe," riep het meisje klagend uit. Haar stem stierf weg met een diepen zucht, die verloren ging in het rui- schen der dorre bladeren die ronddwarrelden op den flauwen ademtocht van den herfstwind. Zij klonk hem in de ooren als het weeklagen van een verloren ziel in het rusteloos dwalen door de ruimte der eeuwige verwachtingen en eerst nu drong het volkomen tot hem door dat alles, alles verloren was. Met een ruk stond hij op en hielp het meisje overeind, maar voor rij gingen legde hij zijn hand op haar arm. „Mag ik je eenmaal, eenmaal kussen, liefste vroeg hij smeekend. Het verlangen, deze herinnering mee te dragen in zijn leven, was hem plot seling te machtig geworden. Tine gaf geen antwoord doch met gesloten oogen keerde zij het gelaat naar hem toe, dat nat was van tranen. Lang bleef hij haar aanstaren, als wilde hij eiken trek onuitwischbaar in zijn hart prenten. „Zie je hoe ik terugschrik voor het afscheid, liefste vroeg hij met een hopeloozen glimlach. „Ik wacht, ik wacht, want dit is de laatste vreugde in mijn leven Zij kon haar snikken niet bedwingen en stamelend bracht zij uit„Toe, Paul, ik kan niet meer, laten we gaan Hij drukte een enkelen, tcederen kus op haar voorhoofd en boog 't hoofd toen als wilde hij haar danken. „Vaarwel, liefste," zei hij met verstikte stem. „Vaarwel.snikte het meisje zacht. Met een bijna bovenmenschelijke poging om zich te beheerschen, maakte hij zijn blik van haar los en het volgende oogenblik daalden zij zwijgend de hoogte af. HOOFDSTUK XIX IN HET AANGEZICHT VAN DEN DOOD Na 't onderhoud met Tine was Paul vastbesloten den anderen dag naar huis terug te keeren. Het viel hem echter niet gemakkelijk voor dit onverwacht vertrek 'n aannnemelijkc reden te vinden. Een brief van zijn moeder redde hem echter uit de pijnlijke situatie. Bij het diner deelde hij de noodzakelijkheid mee

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 10