m No. 44 VRIJDAG 1 APRIL 1932 1229 De rijkdom der Noordelijke fjorden aan visch- soorten bezorgt den bewoners hun welstand. In Fraskrusfjord een verrassing: sinds de tijden van Pierre Loti's „IJslandsche Visschers" is er nog niets veranderd. In de havenbocht Fransche schoeners, en naast de stapelplaats van gezouten visch langs de oevers ligt het kerkhof met de talrijke houten kruisen, onder elk waarvan een Bretonsche visscher zijn laatste rustplaats vond. Wie uit een wereldstad van het Vasteland on middellijk naar Reykjavik reist, moet wel weinig achting koesteren voor deze metropool uit plaat ijzer. Alleen de aanblik van de verbrokkelde Fjord- kust, hun armzalige eenzaamheid en de geweldige inspanning, die hun de wegenaanleg door de rots woestenijen kost, maken den trots van de IJslan- ders op hun hoofdstad eenigszins begrijpelijk. afstammeling van het Noorweegsche paardenras er geen concurrentie te duchten. Het korte, gedrongen paardje, met de zware, breede bee- nen, in den loop der eeuwen aldus uit de Noorsche paarden als 't ware samengeschrom- peld, draagt den berijder veilig en zeker over de on begaanbare rots- De schrijver van het artikel op expeditie, in de buurt nan een der groote ijsgletschers. Kokend heete springbronnen. Nergens in Europa zijn de Vulkanische machten der aarde in zoo grooten getale werkzaam. Even bui ten Reykjavik bevindt zich een warme bron, welker water een. na tuurlijke temperatuur van 89° heeft, waarin de IJslandsche vrou wen, tegen de over matige hitte door tra liewerk beschermd, haar wasch spoelen. Veel boerderijen ma- kengebruik van de aan wezigheid van warm waterbronnen voor huiselijk gebruik. Men treft vaak bad kuipen aan bij de boeren midden op het veld de natuurlijke geyser vervangt bij hen de gas- en elec- triciteitscentrale. In 't Zuid-Westen van het eiland, dat zoo vul- canisch is, dat er bijna geen dag zonder lichte aardbeving voorbijgaat, heeft men zelfs geen bak ker noodig. Wanneer men het als deeg den eenen dag op den grond legt, kan men het er na vier en twintig uur gebakken weer af halen. Meer dan veertig kilometer het land in, komt geen enkele auto. Daarom heeft de kleine IJslandsche pony Koning Christiaan van Denemarken, die ook den titel van koning van IJs land voert, bij zijn bezoek aan het eiland gekiekt vlakten, waaruit dan hier, dan daar de geysers hun heete waterstralen omhoog spuiten. Beter dan den naam 1 Jsland, zou het eiland dan ook den titel van Vuurland verdienen. En alles is er geweldig en grootsch van proportie. Alleen de vogels brengen er hun liefelijke, idyllische noot. Wanneer van de kilometersbreede ijsgletschers het ijs barst en naar de zee wordt gevoerd zingen de wilde, witte zwanen, klinkt het geroep van den regenvogel, kakelen druk de sneeuwhoenders, die men er in overvloed vindt. Elk eilandje langs de brokkelige, onherbergzame kust heeft zijn vogelkolonie. Zeepapegaaien, die met hun kromme snavels zelf hun nest boren in den harden, grond, en bij de nadering van den mensch verschrikt zee waarts vliegen, of minder schuwe Eider- ganzen, door de Wet beschermd, omdat twee en dertig van hun mooie, kringvor mige nesten een pond van 't beroemde Eider dons opleveren. Wat is de mensch toch een ijverig na tuurbeschermer, wan neer het hem voordeel oplevert IJslandsche ponnies met dameszadel. In de hoofdstad Dan het eiland. Reykjavik, tijdens een muziek- uitvoering in de openlucht, bij regenachtig meer. De moningen zijn alle, zooals men hier ziet, door gegolfd plaatijzer beschermd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15