-
No. 44 VRIJDAG 1 APRIL 1932 1219
We zagen mensehen, die het
hoofd lieten hangen
Vroolijk crisisbeeld". Geïnspireerd misschien
door het geoal oan een big ooor Dier zoenen",
biedt de marktkoopman, die z'n maren
niet knnjt raakt, deze aan Door 1 zoen
Toch mogen we ons in Zeeland nog gelukkig
prijzen, en meer of minder geldt dit voor heel ons
land.
De berichten die we den laatsten tijd uit andere
landen, vooral uit Duitschland kregen, spreken
van diepe ellende en hongersnood, en vergeleken
daarbij hebben de meesten van ons nog een rijk
bestaan.
Maar ook in onze groote steden is de toestand
zorgvol. We zagen daar straten waar de meeste
huizen leegstonden. En dat is dan nog maar het
geen men ziet. Armoede wordt meestal in stilte
geleden, en armoede is er in meerdere plaatsen.
En is daarvan in Zeeland reeds sprake Ik heb
het nog niet kunnen ontdekken. Zeker, er zijn er
velen, ook in onze provincie, en speciaal op het
platteland, die den komenden tijd met zorg
tegemoet zien.
Vooral voor de landbouwers ziet het er niet
rooskleurig uit. Ook zijn er in onze provincie be
drijven en ondernemingen, die stilliggen of waar
met minder personeel wordt gewerkt. Maar dit
kan nog de vergelijking niet doorstaan met wat
men buiten de nrovincie, vooral in de
industrie-streken, ziet.
Een enkel hoopgevend feit is het, dat
de levens-standaard de laatste maanden
zeer sterk is gedaald. Dit gaat niet overal
in een gelijk tempo, en vergelijken we
de Zeeuwsche prijzen met die buiten
Zeeland, dan zijn we hier nog niet in het
voordeel. Maar, zoowel als de nadeelige
gevolgen van de crisis zich in ons gewest
nog niet zoo sterk doen gevoelen als el
ders, evenzeer zal ook hier de prijsver
laging later intreden.
Men moge klagen zooveel men wil, we
zijn hier toch nog niet zoo ver, dat we,
zooals in een kleine Zuid-Hollandsche stad
gebeurde, een big verkoopen voor de
somma van.... vier zoenen!
Elk mensch zal op dezen economischen
toestand anders reageeren.
en 'n ander, die er met z'n sigaren,
die niet toerden gekocht, den moed in hield.
Ik vermoed, dat onze fotograaf niet
lang zal hoeven te zoeken om menschen
te vinden, die met hun hoofd naar den
grond loopen.
Maar evenzeer geloof ik, dat hij men
schen zal weten te treffen, die ondanks
crisis en malaise zich vertoonen met een
zonnig lachje, dat den zwartsten pessi
mist zal weten op te beuren.
Malaise in onze provincie, ze is er on
getwijfeld, en de foto's spreken er van.
Maar naast de schaduw is het licht, en
zoo spreken de foto's ook van den voor
spoed waarin ons gewest zich toch ook
nog verheugen kan.
De ijsco-man, die met de vroege Paasch ook
vroeg is verschenen, vreest blijkbaar de crisis niet.
N