AN
'P
Charles Gar vice
7
c<& 6 VT-
171
lil'
CLM
door
i cent
Feitelijk is het overbodig over een boek van Garoice iets te
vertellenhier zegt de naam van den schrijver genoeg:
GAR VICEWie denkt niet gaarne terug aan de onverge
telijke boeken Flora'en „De verdwenen brief" van den
zelfden beroemden schrijver, om slechts een paar titels te
noemen 1 Wij twijfelen er dan ook niet aan of ons nieuwste
premiewerk „De Erfgename van den Graafzal hetzelfde
reuzensucces hebben als de vorige romans, die wij van
Garvice voor onze lezers hebben beschikbaar gesteld. En
hun die nog niet het genoegen en het rxtorrecht hadden onze
premieboeken, of een premieroman van Garvice, te lezen, drukken
wij met aandrang op het hart om zich ten spoedigste in het
bezit te stellen van dit werk. dat wij, uitsluitend voor onze
abonnes, voor het luttele bedrag van slechts 171 2 cent, of
70 cent in luxe prachtband, verkrijgbaar stellen. Onze be
zorgers, agenten of kantoren leveren het U, zoolang althans de
voorraad strekt, IFranco toezending nolgl na ontvangst oan
postwissel, groot 221/ï cent Door een ingenaaid of 80 cent
Door een gebonden exemplaar.)
Op haar eerste morgenwandeling na de aankomst
op het landgoed haars vaders, passeerde Norah de
stallen en vroeg zich juist af, of het wel met haar
plotseling verkregen voorname positie zou strooken,
indien zij aan haar nieuwsgierigheid gevolg gaf en
eens een kijkje ging nemen, toen uit een der vele
deuren een herdershond te voorschijn kwam en blaf
fend op haar af sprong.
Een stalknecht riep hem en de hond bleef staan,
doch zonder Norah verder uit het oog te verliezen.
Norah was buitengewoon op honden gesteld en in het
geheel niet bevreesd. Zij riep het dier, dat eerst lang
zaam naar haar toekwam, doch weldra kwispel
staartend met zijn neus tegen haar hand wreef.
De knecht kwam naar voren en nam zijn pet af.
„Zal ik hem naar binnen sturen, mylady vroeg
hij op denzelfden onderdanigen toon, welken Norah
ook bij de andere bedienden reeds had opgemerkt.
„O, neen," antwoordde zij. „Het is een mooi beest.
Hoe heet hij
„Casper, mylady," antwoordde de knecht.
„Hij schijnt goed te vertrouwen te zijn," zei Norah,
terwijl zij den kop van het dier tusschen haar handen
nam en hem in de bruine oogen keek.
„Ja, mylady, hij is volkomen te vertrouwen."
„Hij schijnt nogal op mij gesteld te zijn," vervolgde
Norah. Zij deed eenige stappen achterwaarts en riep
het dier bij zijn naam. Tot haar genoegen kwam de
hond met groote sprongen op haar af onder luid ge
blaf. Norah scheen één oogenblik te yergeten, dat zij
de dochter van den graaf was en vroeg
„Kan ik hem misschien medenemen
De stalknecht kon een blik van verbazing niet
onderdrukken.
„Zeker, malady, indien u dat wenscht."
„In elk geval," dacht Norah, „zal ik mij niet zóó
eenzaam geyoelen." Zij streelde het dier over den kop
en zei „Laat eens zien of je nu werkelijk zoo'n ge
hoorzaam en gewillig dier bent. Kom
Casper was blijkbaar volkomen bereid, zich in elk
opzicht naar de wenschen van zijn nieuwe meesteres
te schikken en liep bedaard met haar mee. Norah, die
vreesde, dat hij in een oogenblik van vreugde een ren-
partij door de bloembedden zou ondernemen, richtte
haar schreden naar het boschgedeelte. Het terrein
werd heuvelachtig en na een poosje te hebben ge
wandeld, onderwijl vriendelijke woorden sprekende
tegen haar nieuwen vriend, beklom Norah een heuvel
en zette zich aan den voet van een grooten boom
neer, om een oogenblik uit te rusten. De hond legde
zich bedaard aan haar'voeten neder.
Hij toonde echter voortdurend eenige onrust en
sprong plotseling grommend op. Op hetzelfde mo
ment vernam Norah hoefgetrappel tusschen de boo-
men, welke zich aan den voet van den heuvel ver
hieven.
Zij keek naar beneden, terwijl zij den hond kalmee-
rende woorden toesprak, en was verbaasd, niet, zooals
zij verwachtte, een ruiter te zien, doch een jongeman,
die, gezeten voor een ezel, aan het schilderen was.
Hij was zich schijnbaar niet van haar aanwezigheid
bewust en werkte rustig voort. Het was duidelijk,
dat de onrust van Casper niet hem betrof, daar het
dier voortdurend keek in de richting vanwaar het
hoefgetrappel hoorbaar was.
Norah had nog juist .gelegenheid op te_nierken, dat
de schilder een knap,
krachtig gebouwd man
was, toen Guilford Ber-
ton, gezeten op een groot zwart paard,
kwam aangaloppeeren. Casper ging staan en gromde
diep. Blijkbaar behoorde Guilford Berton niet tot
zijn vrienden, doch Norah slaagde er in hem tot be
daren te krijgen en wilde juist langs de andere zijde
van den heuvel teruggaan, daar zij op onverklaarbare
wijze den nieuwaangekomene liever niet wenschte
te ontmoeten, toen zij hem hoorde spreken en on
willekeurig bleef staan.
„Goedenmorgen," zei hij op koelen toon.
De jonge man voor den ezel keek op.
„Goedenmorgen," antwoordde hij.
Norah's hart klopte sneller.
Het was dezelfde stem, welke zij den vorigen avond
op zoo'n geheimzinnige wijze op het terras had ge
hoord. Zij bleef nog even wachten.
„Bent u er zich van bewust, mijnheer, dat u zich
op verboden terrein bevindt vroeg Guilford Ber
ton op zoo'n opvallend onvriendelijke manier, dat
de jonge schilder verbaasd opkeek. Norah zag, hoe
het bloed hem naar de wangen steeg, doch toen hij
sprak, klonk zijn stem volkomen kalm en beheerscht.
„Neen, daar was ik mij niet van bewust. Ik dacht,
dat dit bosch voor een ieder toegankelijk was."
„Niets daarvan, mijnheer," antwoordde Guilford
Berton uit de hoogte. „Slechts tot het hek daar. Dit
hier is particulier eigendom."
„Dan verzoek ik u mij te willen verontschuldigen,"
zei Cyril Burne. „Het is een vergissing, welke alleen
een vreemdeling kan begaan, en ik ben een vreemde
ling. Ten slotte," hij lachte even, „spijt het mij, dat
u geen half uur later is gekomen, dan had ik mijn
schets af kunnen maken."
Hij sprak opgewekt en prettig, waardoor Norah
aangenaam werd getroffen. Guilford Berton integen
deel scheen er door te worden geprikkeld.
„Ik heb u medegedeeld, dat u zich op verboden
terrein bevindt, en het zou mij aangenaam zijn,
indien u zoo spoedig mogelijk wilde vertrekken, mijn
heer," zei hij.
Cyril keek hem aan met een mengeling van ver
bazing en verontwaardiging ovér zijn onhoffelijkheid
en voelde zich tevens geamuseerd door den gewich-
tigen indruk, welken die ruiter wilde wekken.
„Zeker," zei hij, terwijl hij kalm zijn penseel af
veegde. „Mag ik misschien vernemen aan wien dit
verboden terrein behoort
„Aan graaf Arrowdale," antwoordde Guilford Ber
ton kort.
Cyril Burne keek hem aan.
„Heb ik het genoegen met graaf Arrowdale zelf te
spreken vroeg hij op rustigen toon.
„Neen, mijnheer!" antwoordde Guilford.
„Met den zoon van den graaf misschien veronder
stelde Cyril. „Of een neef
„Neen, mijnheer," antwoordde Guilford weer,
terwijl er een donkere trek op zijn gelaat kwam.
Norah's belangstelling was ten zeerste getrokken,
want de zelfbeheersching van den jongen artist wees
onmiskenbaar op een geestesgesteldheid, welke zonder
meer geen genoegen nam met de behandeling, waar
mede Guilford Berton hem had bejegend.
„Geen boedverwant zei Cyril, terwijl hij zijn
benoodigdheden bij elkaar pakte.,, 'n Intieme vriend
„Ik ben een vriend van den graaf, mijnheer, indien
u dat verlangt te weten," beet Guilford hem toe.
„Och," zei Cyril Burne, „ik wenschte alleen te
weten, indien u de graaf zelf niet was, wien hij toe
stemming had verleend om een vreemdeling, die zich
bij vergissing op zijn grondgebied bevindt, onbeleefd
te behandelen. Graaf Arrowdale is niet gelukkig in
de keuze van zijn vrienden."
Deze woorden werden op zoo'n rustige en kalme
wijze geuit, dat Guilford Berton er eerst volkomen
door scheen te zijn verslagen. Toen het was niet
duidelijk of hij het dier met zijn sporen had aange
raakt, óf dat het ongeduldig was geworden deed
plotseling het paard een sprong vooruit, zoodat
Cyril bijna van den voet werd geloopen. Cyril sprong
opzij met een snelheid, welke den athleet verried, en
greep het dier bij de teugels, terwijl hij Guilford scherp
aankeek.
„Oppassen, mijnheer," zei hij.
„Hand van mijn teugels riep Guilford Berton
uit, terwijl hij zijn zweep ophief.
Zonder twijfel zou hij hebben toegeslagen, indien
niet op datzelfde oogenblik Casper zich had losgerukt
en luid blaffend op de beide mannen was toegespron
gen.
Het paard maakte een zijsprong, zóó plotseling
dat Berton werd afgeworpen, en Norah snelde met
een luiden kreet van schrik den heuvel af.
Guilford sprong onmiddellijk op met de zweep in
zijn handen geklemd, doch bleef ineens staan bij het
verschijnen van Norah. Beide mannen staarden haar
aan.
VI.
Het was een gespannen oogenblik. Norah was plot
seling te voorschijn getreden en de beide heeren had
den geen gelegenheid om de strijdlustige sfeer, waartoe
hun woordenwisseling aanleiding had gegeven, geheel
te verbergen.
Norah keek van den een naar den ander en mom
pelde zacht, terwijl de kleur weer langzamerhand op
haar wangen terugkeerde
„Foei
Cyril Burne werd vuurrood, en Guilford Berton
staarde met een bleek gelaat voor zich uit, terwijl hij
den hond trachtte te bedaren, welke hoofdzakelijk
hem aanblafte.
Norah greep Casper bij den halsband en deze be
weging scheen de betoovering te verbreken, welke
over CyriTen Berton was gekomen.
„Het het spijt mij, dat mijn paard u heeft doen
schrikken. Lady Norah," zei de laatste zonder op te
zien. „Maar maar de hond," het was duidelijk,
dat hij moeite had om een minder wellevende aan
duiding van het dier in te houden, „maakt mij altijd
aan het schrikken. Het is een wild, onbetrouwbaar
beest, dat reeds lang had moeten worden afgemaakt
en ik begrijp niet, dat men hem met u liet meegaan."
Norah streek Casper over den kop.
„Ik geloof niet, dat hij zoo onbetrouwbaar is,"
zei zij. „En ik ben in het geheel niet bang voor hem."
„Hij vliegt mij altijd aan," zei Guilford Berton,
terwijl hij zijdelings naar Casper keek, „en waarom
weet ik niet."
Er heerschte een oogenblik stilte. Cyril ging verder
met het bijeenpakken van zijn schildergerei. Berton
stond met de teugels te spelen. Toen zei hij
„Het is een mooie morgen (im te wandelen. Ik moet
even een bezoek brengen aan een afgelegen gedeelte
op het landgoed van den graaf. Goedenmorgen, Lady
Norah." Hij steeg te paard en galoppeerde weg, na eerst
nog een korten blik te hebben geworpen naar Cyril.
Norah wilde zich nu ook omwenden, ten einde terug
te gaan in de richting van het huis, toen Cyril haar
aansprak
„Mag ik het wagen mijn verontschuldiging aan te
bieden voor het aandeel, dat ik heb gehad in het onver
kwikkelijk tafereel, waarvan u zonder twijfel getuige
is geweest
„Ik geloof niet, dat het geheel en al uw schuld was,"
zei zij op zachten toon, terwijl zij hem onbevangen in
de oogen keek.
„Eigenlijk wel," merkte hij op. „Ik was in de eerste
plaats degene, die in het ongelijk stond en die heer
vroeg mij zeer terecht het verboden terrein te verla
ten."
„U deed toch zeker geen kwaad," zei zij met een
glimlachje.
„Dat kan men nooit zeggen. Ik had misschien een
jachtpartij in den weg kunnen zitten of" hij zweeg
even „bij voorbeeld een prettige eenzame wande
ling van u kunnen verstoren."
Zij glimlachte wederom.
„Dat zou niet mogelijk geweest zijn," zei zij. lk
ben hier vóór vandaag nog nimmer geweest."
Ook in dezen roman bevindt zich
een prijsvraag, waarbij een
prachtig boekenrek benevens 20
geldprijzen worden uitgeloofd.