No. 46 VRIJDAG 15 APRIL 1932 1293 Prooenf-aalsche vrouwen op de renbaan. Op een ruiterdag komt menige ver loving tot stand. De herders allen met een soort speer gewapend) dingen naar de gunst der dorpsschoonen. het wilde feest deelne men. Tal van andere kunst stukken vertoonen zij op zoo'n dag natuurlijk nog. Hoofdzaak is, dat zij hun bedrevenheid in het paardrijden weer eens hebben kunnen demon- streeren. En des avonds keeren zij weer terug naar hun leven van ontbering in de bergen. Deze paarden sport is hun eenige aflei ding, hun eenige genoegen, hun hoogste trots. Het is echt „mannen werk." Op hun ourige paarden ge zeten dwingen de cowboys ieders bewondering af. natuur weiden de Provengaalsche herders hun kudden. Zij leven bij hun dieren, al de maanden van het jaar. De jaargetijden hebben deze herders als het ware ge tooid zij zijn zwijgzaam, ruw, maar eerlijk en trouw. Slechts eenige malen in het jaar keeren zij naar hun dorpen terug. Dat gebeurt bij gelegenheid van groote kerkelijke feesten. Zijn deze in de Godshuizen gevierd dan begint het groote vermaak, het volksvermaak bij uit nemendheid van geslacht op geslacht. Dan toonen deze heid van handelen, tegenwoordigheid van geest, evenzeer vereischt als bij het Spaansche stierengevecht. En wanneer het een herder eindelijk ge lukt een cocarde met een sierlijken sprong te bemachtigen, dan breekt een orkaan van jubel onder de dor pelingen los. De geestdrift der toeschouwers gre nst aan razernij. Luide e.n hartstochtelijk klinken de aanmoedigingskreten, even fel zijn de teekenen van afkeuring of teleurstelling, en als een herder er in slaagt om terwijl hij in volle vaart voortgaloppeert den stier van een van zijn kopversiersels te berooven, smijt men den overwinnaar bloemen, zakdoeken, hoeden, parapluies, tas- schen, boodschappenmanden, vruch ten, en wat al niet meer, van loutere begeestering naar het hoofd. Ja, het komt voor, dat een toeschouwer der mate. in verrukking raakt, dat hij de arena in stormt en op zijn beurt den stier wil gaan bekampen. Maar dan zijn de ruiters er gauw genoeg bij om hem op zijn plaats terug te brengen. Zij begrijpen heel goed, dat een „leek" hier in groot gevaar verkeert. Alleen de beste rijders mogen dan ook aan van den stier eenvoudig met tal van gekleurde cocarden. Wel wordt het dier opgehitst en opge jaagd want de ruwe klanten willen hun spel alleen spelen, als het ge vaarlijk is maar de eer bestaat hier niet in het dooden van t den stier, maar in het „afkapen" van een cocarde. Doch hierbij zijn lenigheid, snel- Europeesche cowboys dat zij op even fabelachtig- zekere, schijnbaar-woeste, maar in werkelijkheid zeer kunstige wijze weten te rijden als hun makkers van de Amerikaansche steppen. Ongeloofelijk zijn de staaltjes van moed en durf, die zij te paard weten uit te halen. Zij zitten in hun zadel gesmeed als kozakken en kennen bij hun levensgevaarlijke toeren angst noch vrees. Het hoogtepunt van de volks feesten vormen de stierengevechten. Deze zijn van een ander karakter dan in het land aan de andere zijde der Pyreneeën. Hier kent men het bloe dige schouwspel niet van opgereten paardenbuiken, van bloedende torero!s. Hier versiert men den kop i

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 13