GEE DOOR EFFIE GROVES 1294 VRIJDAG 15 APRIL 1932 No. 46 Toen de heer Alpheus Baggs, postbode, moeizaam voortpeddelde naar de brievenbus op den hoek van Greenfield-laan, gloeide 't brandende einde van een sigaret in 't donker, en in 't bleeke licht van Baggs' fietslamp kwam de figuur van Charles Sturgess, die terug was gekeerd van een lange zakenreis in 't buitenland. „Genavend, meneer Sturgess," zei de postbode, die een gemoedelijk mensch was. „Avond, Baggy," antwoordde Sturgess, terwijl hij een brief in de bus liet glijden. „Mooi avondje," ging Baggs voort, scharrelend met zijn sleutels. „Gaat wel," gaf Sturgess toe. Toen hij de brievenbus had opengesloten, pau zeerde Baggs even om den jongen man critisch te bekijken. „Neem me niet kwalijk, meneer Sturgess, maar u ziet er niks best uit." „Vind je „U hebt iets op uw hart, meneer, als ik 't zeggen mag. 't Is net of u niet meer kunt lachen. U bent niet eens meer zoo bruin als anders. Ergens pijn?" „Natuurlijk niet, ouwe tante." Baggs schudde bezorgd het hoofd. Zijn kennis van andermans zaken was uitgebreid en intiem, en hij had zijn eigen methoden om die kennis te verkrijgen. De oorzaak van dien somberen trek op het jonge gezicht van Fred Sturgess kon iets heel merkwaardigs zijn, wie weet zelfs iets schan daligs, en Baggs wou weten, wat 't was. „Ze zeggen wel eens, dat twee méér weten dan één, meneer." Fred Sturgess zuchtte. ,,'t Dorp lijkt me niet meer 't zelfde, als toen ik wegging, Baggy." „Dat is 't ook niet, meneer," gaf de postbode toe, nieuwsgierig en volhardend. „Eh.... dacht u aan iemand speciaal „Er zijn nieuwe menschen op De Berken komen wonen, terwijl ik weg was," antwoordde Fred droomerig. „Aha deed de heer Baggs met voldoening. „Wat aha!" vroeg Fred. „Ken je haar?" „Kén je haar?" zei Baggs hem na. „Natuurlijk ken ik haar. Ik breng haar toch zeker iederen mor gen de brieven Fred klaarde hier zichtbaar van op, en hij be keek zijn metgezel met nieuwe belangstelling. „Is 't waarachtig Zeg eens op, Baggy Weet je hoe ze heet „Hoe ze heet Ik weet alles, wat er van haar te weten is," beweerde Baggs met vergeeflijken trots. „Ik kan u practisch net zooveel over d'r vertellen, als ze zelf weet." Fred Sturgess deed een stap achteruit en zag den postbode aan met hartelijke bewondering. „Stel je voor!" riep hij uit. Ik heb drie heele dagen om de Berken heen gehangen, om af en toe 't meisje te zien, dat op 't bordes met haar hond speelde, en ik heb geen oogenblik aan Baggy ge dacht Baggy, ons levende adresboekBaggy, onze altijd springende bron van informaties Baggy, de nieuwsgierigste, oude zondaar op aarde „Hoort u eens," sputterde de postbode veront waardigd. „Baggy," smeekte Fred, „vertel me alles Ver tel alles wat je bedenken kunt over dat pracht- meisje op de Berken, Baggy je zult er geen spijt van hebben. Om te beginnen hoe heet ze Baggs ontdooide weer. „Clevedon," antwoordde hij. „Juffrouw Enid. Mevrouw Forshaw, de zieke dame, waar de Berken van hoort, is haar tante." „Maar waarom komt ze nooit 't huis uit vroeg Fred. „Ik heb drie dagen loopen schilderen, en ze heeft nog geen stap buiten gedaan, behalve om op 't bordes met dien hond te spelen." „Dat komt, omdat ze op 'r tante moet passen. Ze moet die oude dame van den winter gezelschap houden, en 't weer is te koud om met haar zieken- wagentje uit te gaan. t Is een echte zorgzame ver pleegster, dat zeg ik." „Klets knorde Fred Sturgess. „Ik noem 't een misdaad dat een.. een snoezig jong meisje den heelen dag binnen moet zitten, terwijl ik maar drie weken tijd heb, om...." Baggs grinnikte stil in 't donker, terwijl hij de brieven uit de bus overbracht in zijn postzak. Baggs, snel de brieven in zijn zak duwend. „Wa-a-at „Ze hoeft dien brief voortaan niet meer te pos ten." „Wees maar niet benauwd, meneer Sturgess - zóó erg is 't niet." „Hè?" „Ze komt iederen avond 'n paar minuten buiten, om een brief te posten voor haar moeder in Lon den, geloof ik. In ieder geval tref ik haar haast al tijd, als ik hier kom voor de laatste lichting, 't Zou me niks verwonderen, als ze nu ook kwam." Terwijl de postbode nog sprak, kwam er een slank, bevallig figuurtje naar de brievenbus toe snellen. „O, bent u daar, meneer Baggs riep een adem loos fijn stemmetje. „Wat ben ik blij, dat ik nog net op tijd ben ik had zoo graag, dat deze brief morgenochtend nog aankwam." Het meisje liet een brief vallen in den gapenden muil van den postzak een brief in een zeegroene envelop en keerde zich om om te ver trekken. „U treft 't," merkte Baggs op, „dat ik net een oogenblikjt ben blijven praten met meneer Stur gess. Hij zei net „Ja, gelukkig," viel 't meisje hem in de rede. Ze scheen ondervinding te hebben van de spraak zaamheid van den postbode. „Nu moet ik wezen lijk weg, anders weet tante niet, waar ik zoolang blijf." Toen kwam de heer Sturgess in actie. Hij had tijdens dit korte gesprek als verlamd gestaan, het heerlijke schouwspel genietend, dat het meisje opleverde met haar blozend gezicht en haar schit terende oogen, met de verwaaide gouden krulle tjes en de lichte shawl, die achteloos over haar schouders geslagen was. Na drie dagen vruchteloos uitkijken en wachten mocht hij zoo'n gelegenheid niet missen. Hij hief groetend zijn hoed van 't hoofd. „Eh.... mooie avond, juffrouw Clevedon," merkte hij op. „Ja, prachtig, alleen nogal koel, vindt u niet Goeden avond." Ze gaf hem een kalm glimlachje, keerde zich om en was opgeslokt door de duisternis. Fred deed onwillekeurig een paar stappen achter haar aan, en bleef toen staan. „Ze schijnt nogal haast te hebben," merkte Baggs vol sympathie op, terwijl hij den postzak over den schouder wierp. „Een mensch treft maar zelden een jonge dame, die zoo gek op d'r zieke tante is als juffrouw Clevedon." Fred hoorde een geluid, dat verdacht veel op een onderdrukt gegrinnik leek, toen de heer Baggs wegreed. „Br-r-r," knorde Fred verbitterd ten antwoord. Met de handen diep in de zakken stapte hij neerslachtig naar huis. Maar den volgenden avond stond hij in de buurt van de brievenbus in de Greenfield-laan, tegen den tijd van de laatste lichting, met een leege, geze gelde envelop in de hand, om die voor den schijn te posten. Hij had bijna den heelen dag besteed aan ver kenning in de buurt van de Berken, in de dwaze hoop, dat zijn aangebedene eens zou gaan win kelen of wandelen nu was hij van meening, dat een vluchtige blik en een kort „goeden avond" van de mooie juffrouw Clevedon beter zou zijn dan niemendal. Toen verscheen er op den weg aan den kant van 't dorp een puntje licht, en te zijner tijd stapte de heer Baggs, min of meer buiten adem, bij de brievenbus van zijn fiets. „G'navond, Baggy," groette Fred. „G'navond meneer Sturgess," pufte Baggs, met de sleutels scharrelend. „Geen tijd om te praten vanavond, ik ben toch al zoo laat. Dat vertjoepte ding I" „Zeg Baggy, zou je niet wachten op juffrouw Clevedon," herinnerde Fred hem bezorgd. „Ze zal er wel direct zijn met haar brief." „Nee, die komt vanavond niet," antwoordde Baggs, snel de brieven in zijn zak duwend. „Wa-a-at „Ze hoeft dien brief voortaan niet meer te pos ten." „Waarom niet „Omdat 'r moeder vanmorgen uit Londen ge komen is, die blijft 'n dag of veertien op de Ber ken, dus nou hoeft ze niet meer te schrijven. Goeden avond." Fred zocht steun aan de brievenbus. Het was een felle, vernietigende slag Maar op dat moment kwam het geluid van aansnellende voeten, en een ademloos fijn stemmetje riep vanuit de zijlaan „O, meneer Baggs De postbode wachtte, binnensmonds ongeduldig mompelend. Uit het donker daagde het figuurtje van juffrouw Clevedon, blozend van het harde loopen en in alle opzichten betooverender dan ooit. In de hand had zij een brief, net zoo'n zeegroene envelop als tevoren. „Nog net op tijd, meneer Baggs!" riep ze uit. „Dank u wel, dat u op me gewacht hebt. Mag ik dit nog even in den zak steken, ja „Eneh, zegik heb ook nog een brief," zei Fred, overweldigd door vertroosting. Met groot vertoon stopte hij zijn leege envelop in den postzak. „Maak nu maar gauw voort, Baggy, an ders kom je te laat." Hij wendde zich tot juffrouw Clevedon, terwijl de postbode zijn fiets beklom en mopperend wegtrapte. „Eh.... mooie avond," merkte hij op, met een vreemde, benepen stem. „J-ja, heerlijk. Maar ik denk, dat 't vannacht wel pen beetje zal regenen," antwoordde zij. Fred dacht een paar seconden wanhopig na, maar hij kon met den besten wil niets meer vin den, dat hij zeggen kon. „Goeden avond," zei eindelijk juffrouw Cleven- don zacht. „Eh.... goeden avond," zei Fred terug, zich zelf inwendig uitscheldend voor stommen idioot. De volgende seconde had het duister juffrouw Clevedon volkomen omhuld. „Schop me maar mokte Fred Sturgess bitter. „Laat iemand me maar een schop geven Baah Vijf avonden achter elkaar wachtte Fred nauw gezet op de laatste lichting, en iederen avond stopte hij een leege, gefrankeerde envelop in de brievenbus om den schijn te redden. En vijf avonden achter elkaar haalde ook de mooie juf frouw Clevedon nog juist de laatste lichting, en iederen avond postte zij een keurige zeegroene envelop. I Mettertijd begonnen die Zeegroene enveloppen Fred zwaar op 't hart te liggen en zijn somberste vermoedens op te wekken. Aan wien, vroeg hij zich af, waren die brieven geadresseerd Nu haar moeder ook op de Berken was, al een week lang, was het duidelijk, wat de brave Baggs ook beweerd had, dat de brieven niet voor die dame konden zijn. Fred had zich wanhopig 't brein afgepijnigd met zoeken naar een anderen uitleg, en hij kon geen anderen vinden, dan dat 't minnebrieven waren aan den een of anderen bewonderaar, haar verloofde misschien. De gedachte folterde Fred, maar er was geen ontkomen aan, een verloofde was de eenige persoon, aan wien een jong meisje iederen avond een brief kon sturen, vooral een brief in een zeegroene envelop Fred tobde er zich mager over. Hij had een klein vermogen willen geven, om het adres op zoo'n zeegroene envelop te zien, en aldus het ergste te weten. En toen de vijfde avond kwam, zonder andere bevrediging te brengen dan juffrouw Cle- vedon's gewone opmerking over 't weer, besloot hij, dat 't hoog tijd was een onderzoek in te stellen. „Baggy," zei hij, toen de postbode op zijn fiets wou stappen, „wacht een minuutje. Ik moet je een gunst vragen." De postbode maakte een nietszeggend keel geluid. „Je hebt een brief in dien zak, dien ik dolgraag even zou zien, ouwe jongen," vervolgde Fred. „Een brief in een zeegroene envelop. Ik wou alleen maar even 't adres kijken." Baggs knorde verontwaardigd „Zoo'n schandaal

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 14