No. 46 VRIJDAG 15 APRIL 1932 1303 vrees, die zich thans over Bobby Redmayne had gelegd deed zijn hart haast stilstaan. Eindelijk, eindelijk, werd het stilzwijgen verbroken door Ah Ling's wel luidende, rustige, effen-klinkende stem. „We dachten wel, dat u zou komen, meneer Redmayne alleen wisten we niet hoe laat we u mochten verwachten. Dat heeft mij hier gehouden en meneer Barnett heeft er ook een deel van zijn nachtrust voor moeten opofferen." De jongeman bewoog onrustig op zijn stoel, en onmiddellijk werd de loop van het pistool ter hoogte van zijn hart gebracht. „Kijkt u eens, meneer Ling," antwoordde hij met een stem die trilde, ondanks zijn inspanning haar rustig te doen klinken, „er is heel wat dat ik u heb uit te leggen, maar dat zou me gemakkelijker vallen, als u zoo goed wilde zijn dat wapen op tafel te leggen een ongeluk is gauw gebeurd, niet waar en me zou willen toestaan een sigaret te rooken." „Mijn weigerend antwoord op uw beide verzoeken zal u ongetwijfeld niet weerhouden te spreken," klonk het koel en ernstig. „Daarom, meneer Redmayne, zegt u maar wat u te zeggen hebt, als u het tenminste de moeite waard vindt. Ik voor mij vind het dat niet. Want alles wat ik verlangde te weten, heb ik al van meneer Gabriel Barnett gehoord, of laat ik liever zeggen, dat hij alles heeft bevestigd wat ik al wist, doordat ik het gesprek, dat u in den afgeloopen nacht om één uur met een dame, wier naam ik niet zal noemen, had, heb bijgewoond. Dus ik vraag nog eens vindt u het de moeite waard, meneer Redmayne Bobby's gezicht was krijtwit geworden. „Wat weet u vroeg hij schor. „Alles, zou ik zeggen," was het bedaarde antwoord. „De kwestie is, dat mijn intuïtie mij waarschuwde niet al te goed van vertrouwen te zijn ten opzichte van iemand, die, welnu, laat ik zeggen, iemand die een beroep als het uwe uitoefent. Maar daar mijn opvoeding op het gebied van inbreken schromelijk verwaarloosd is, was ik gedwongen mijn toevlucht te nemen tot vakkundige hulp." „U schijnt hier toch overigens wél ingebroken te hebben," kwam het over Bobby's kurkdroge lippen. Ah Ling lachte. „Dat was heel eenvoudig. Ik was vanochtend vroeg in Londen en sprak met een kennis af, dat we vanmiddag hierheen zouden gaan om over het verkoopen van antiquiteiten te spreken. Terwijl de butler het bezoek aan diende bij meneer Barnett die op dat oogenblik een belangrijke conferentie hadmet de politie stapte ik uit den auto, wandelde kalm naar binnen en hield me schuil, wat in dit onregelmatig gebouwde en met allerlei kunst voorwerpen en meubels opgepropte huis niet heel moeilijk is. Toen het perso neel naar bed was, achtte ik het oogenblik aangebroken om te voorschijn te komen. Ik moet bekennen, dat ik me even zeer onaangenaam gestemd voelde, toen ik den politie-auto voor den hoofdingang zag staan, maar met de hoffe lijkheid, die den dienaars van{ de heilige Hermandad eigen is, reed de chauffeur den wagen al spoedig op zij van het huis, zoodat mijn kleine ma noeuvre onopgemerkt kon worden uitgevoerd." (Wordt voortgezet). Maanzaad, open. bleekheid op rustigen, zakelijken toon pratend. Want de heer Jenkins liet zich gaarne voorstaan op zijn gave om onder alle omstandigheden het hoofd koel te houden, gelijk hij ook thans deed. Hij had vandaag reeds een ernstigen schok gehad, toen meneer Nathaniel door de politie was meegenomen en niet was teruggekeerd daar dit niet in staat was geweest hem uit zijn even wicht te brengen, kon hij zich zéker niet veroorloven, overstuur te raken door het feit, dat Lord Santley, minus een halve hand en zich wentelend in zijn bloed zooals hij later aan de bedienden vertelde door de politie het huis werd binnengedragen en neergelegd op den divan in den salon. Het mocht de vraag heeten of zelfs een verminkt lijk zijn kalme waardigheid had kunnen verstoren Moorden, roofovervallen en verkeersongelukken waren immers in deze na-oorlogsche levensperiode normale verschijnselen geworden en dat dien de men zich steeds voor oogen te houden. „Ik moet wat brandewijn hebben en 'n paar schoone handdoeken," zei de man, die zich met de zorg voor Simon had belast, toen de gewonde op den divan was neergelegd. „We zullen doen wat we kunnen, in afwachting van de komst van den dokter en den ziekenauto." „Ik veronderstel, dat dit allemaal in verband staat met den moord op meneer Shutter," merkte de butler wijsgeerig op, terwijl de andere agent het vertrek verliet om zijn superieuren, die zich in de studeerkamer bevonden, op de hoogte te brengen. „U mag veronderstellen wat u wilt," klonk het kortaf. „Ik moet nu bran dewijn en handdoeken hebben." Er zat voor Jenkins niets anders op dan het gevraagde te gaan halen, waarmee hij met bekwamen spoed terugkwam, ofschoon hij tijd en gelegen heid had gevonden onderweg de diènstboden, die nog steeds saamgedromd stonden op het bovenportaal, mee te deelen, dat er een ongeluk was gebeurd en dat ze niet beter konden doen dan maar weer naar bed gaan. Na een poos sloeg Simon Santley, onder de goede en handige zorgen van den politieagent, met wien hij eerder dien dag een vroolijk gesprek voor den ingang van de herberg had gehad, de oogen op. Maar hij opende ze slechts om opnieuw aan onuitstaanbare folteringen ten prooi te zijn. „O.... goede hemel...." kreunde hij, terwijl het zweet hem aan alle kanten uitbrak, „wie.... was het.... wie heeft dat gedaan?" „De Chinees, mylord ze zullen hem wel krijgen, als hij probeert naar Londen te komen. De dokter komt direct.die zal u wel weer opknappen." Simon klemde de tanden opeen, om het niet uit te schreeuwen van pijn. Toen, met inspanning van al zijn kracht, hijgde hij „Waarwaar isRedmayne?" De agent maakte een beweging in de richting van de studeerkamer. „Daar binnen, mylord. Heeft ook een schot van den Chinees gehad. Hij is.... hij is dood, mylord." Toen zonk Simon Santley weer weg in weldadige bewusteloosheid. XXII. HET V1ER-EN-TWINTIGSTE UUR. "perwijl de politie buiten wacht hield, zat Bobby Redmayne midden in de studeerkamer naast een groote tafel, waarop hij krampachtig de armen steunde, want als hij ze ook maar een halven centimeter bewoog, zou dat een kogel door zijn hoofd be- teekenen. Tegenover hem zat Ah Ling, het automatisch pistool nog steeds in de hand en zijn ondoorgron delijke oogen strak geves tigd op Redmayne's ge zicht. En in een hoek bij den haard zat Gabriël Barnett, starend zooals hij had gestaard, toen Bobby binnenkwam, en er was iets in de verwe zen uitdrukking van zijn gezicht, dat het vermoe den wekte of hij de rest van zijn leven zoo zou bliiven staren. Verbijsterd en met klimmenden angst keek Bobby van den een naar den ander, want behalve dat hij hem kortaf be volen had te gaan zit ten, had Ah Ling geen woord gesproken en Ga briël Barnett scheen met stomheid geslagen. Mid den op tafel stonden de twee groene afgodsbeel den, de oogen van robijn en smaragd even ondoor grondelijk als die van den man, aan wien ze toebehoorden. De stilte in de kamer was vol komen, zenuwsloopend, adem-benemend, en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 23