I
No. 49
VRIJDAG 6 MEI 1932
1389
Het zijn de woningen van hen, die men konin
gen der gedachte zou kunnen noemen. Hier woon
den zij en hoe groot hun welstand was, kunt ge
gemakkelijk afleiden uit deze plaatjes. Zie de
treden, kaal en afgesleten, die de geweldenaar
der negentiende eeuw, keizer Napoleon I, beklom
in zijn luitenantstijd. Zij voerden naar een dakka
mertje, vanwaar men uitzicht had over de Seine
en de beide stadsgedeelten van Parijs, die deze
rivier doorsnijdt zie de besmeurde muren, waar-
tusschen de teedere spotter Heinrich Heine gewerkt
en geleden heeft merk op, dat de woning van een
Victor Hugo, den man, die met zijn vlammend
woord een heele natie te begeesteren vermocht,
zich in niets onderscheidt van de millioenen andere,
die er in de Fransche hoofdstad zijn en let op
het duistere binnenplaatsje, waarop August
Strindberg, de Zweedsche schrijver, die een der
zeldzamen was, die het verval van zijn eeuw tot
den grond wist te peilen, uitzag.
Zoo woonden zij als heremieten tusschen de
menigte. In deze kamers moesten zij menige
grootsche gedachte onvoltooid en onuitgesproken
laten en het vertrek werd de tombe van menig
stout ideaal. Maar het was ook tusschen deze vier
wanden, dat zij hun verbeeldingen in notenschrift,
in kleuren, in woorden, aan het witte papier vóór
hen toevertrouwden. Wellicht hebben zij, schijn
baar doelloos, urenlang voor deze vensters gestaan,
maar inmiddels de kansen, die het leven hun bood,
een voor een afgewogen zeer waarschijnlijk hebben
zij in deze vertrekken hun droomen van grootheid,
macht, erkenning, gedroomd.
Den eenzamen bezoeker doorloopt een huivering.
Een café-terras strekt zich uit ooor
de woning, waar Heine stierf.
Van hoe weinigen kan de arbeid den storm
der eeuwen trotseeren. Wat blijft er tenslotte
ook van de grootheid der allergrootsten over?
Aan de toeristen wordt het woonhuis
van Victor Hugo, thans museum, getoond.
Het ledikant, waarin de
toekomstige keizer der
Franschen sliep. Het be
treffende huis te Parijs is
onlangs, daar het een oer
keersobstakel was, afge
broken.
In dezen toestand verkeert de
kamer van den Duitschen
dichter Heinrich Heine, die
vaak te Parijs verbleef
De allereenvoudigste ivo-
ning, die wel denkbaar is,
verkoos zich de Grieksche
wijsgeer Diogenes. Hij was
met een ton tevreden.
Onthouden wij haar althans onze hulde niet. Is
het, tenslotte, niet merkwaardig, zooals deze foto's
bewijzen, dat er weinig groote kunstenaars zijn
geweest in de laatste twee eeuwen, die niet in
Parijs hebben geleefd ook al waren zij niet ge
boortig uit het Fransche volk Is dat geen bewijs,
dat ook voor hen het bekende gezegde op blijkt
te gaan „Ieder mensch heeft twee vaderlanden
het zijne en Frankrijk"