EERSTE HOOFDSTUK ommy Quint reed driemaal achter elkaar om de kalme Votiefkerk heen. Hij hield van dat plein, omdat het zoo vol was van het leven der groote stad. De Amerikanen zelfs, die er kwamen, werden er door herinnerd aan het geschitter en de bedrijvigheid van hun grootste steden. Daar straalden vroolijk de reusachtige lichtreclames daar joeg met gloeiende oogen het gewoel van auto's rond en voorbij, en het meerendeel der bezoekers van het Romaansche Café keek daarnaar met blikken van jaloe zie daar klonk het opgewekte rumoer van levenslust en levensmoed Tommy Quint vond het heerlijk, een poosje te blijven behooren tot den aanhang van de groote kerk, die in al dat licht en dat leven zoo zonderling stil en hulpeloos stond. Het was trouwens nog geen elf uur een minuut of zes te vroeg, om naar Matternheim te gaan, waar hij mee soupeeren zou. Als hij er nu al heenging, moest hij minstens twintigmaal de plechtigheid van een kennismaking doormaken het voorstellen aan andere gasten, met een verlegen kuchje van de vrouw des huizes eer hij zich gerechtigd mocht achten, aan tafel te gaan. Dat zou in den tijd van de Batavieren allemaal wel veel eenvoudiger zijl gegaan Die tijd had zijn voordeelen dat was wel zeker. Zoo dacht Tommy Quinten hij stond juist op het punt, zijn vierden rondrit te beginnen, toen het Verschijnsel zich vertoonde. De Komeet. Het was een Komeet met een zóó sterke aantrekkingskracht, dat de aan hanger van de Votiefkerk er totaal door uit zijn evenwicht geraakte. Het gevolg daarvan was een vastberaden zwenking naar rechts, waarop geen der voet gangers (en die zijn zeer talrijk op den Kurfürstendam had kunnen rekenen. Er volgde een aantal wilde, angstige sprongen, en de eerste seconde leek het, alsof 'f verkeer totaal in de war liep. Er klonken bittere uitroepen en scheldwoorden, maar die kaatsten terug op de onbeschaamde onverschilligheid van Tommy Quint en de vaste ster met de sjako schreef in zijn boekje een nummer, dat er lang niet voor de eerste maal inkwam. Daarbij vertrok zich zijn mond tot een minteeken, dat tus- schen haakjes staat. Als men het geval van een hooger standpunt bekeek, was het natuurlijk volkomen in orde. Kometen hebben nu eenmaal de gewoonte, onrust te stichten Waarom dan zou ook deze komeet geen verandering brengen in den normalen loop der dingen De vaste ster echter, en de vele dwaalSterretjes, schenen daar niets van te begrijpen. Ze konden maar niet loskomen uit hun nuchterheid. En toch had de komeet in dit geval een allerliefst figuurtje, en een aanschijn van zoo beminnelijke vrijmoedigheid, dat men haar beslist tot de sterren van de eerste grootte rekenen moest. Tommy Quint had dat aanschijn maar een kort oogenblikje gezien, en graag wou hij nog meer van die oogenblikken laten volgen het scheen echter voorloopig volstrekt niet makkelijk, hiertoe te komen. Voor het Gloria-Paleis stonden massa's automobielen opgehoopt, en het trottoir was zwart van de voetgangers. Zijn geliefd wagentje was echter zoo lenig als een danseres. Hij glipte tusschen twee lijvige pronkwagens door, boog om een renkarre- tje heen en reed toen, de oogen naar rechts gekeerd, in den pas naast de Komeet voort. Haar neusje, een fijn, wit, opwippend dingetje, keek op naar een bruine lok, die zich onder den rand van het hoedje uit waagdeeen eigenwijs klein kinnetjezou ze hem eigenlijk gezien hebben als 't zoo was, zorgde ze in ieder geval buitengewoon handig, dat hij er niets van merkte. Maar nu keek ze zijn kant op - het was maar een halve blik, die hem niet eens tijd gaf, hoffelijk te glimlachen. Toen volgde er een zacht knarsend gekraak en het eerste, wat men daarna zag, was, dat zij nu lachte.het tweede, dat van een breeden acht- cylinder de achterste schokbreker verbogen was. Ellendige toestand. Tommy Quint reed een meter achteruit. Er kwamen klanken van ontevredenheid uit het inwendige van den wagen vóór hem. Een vrouwenstem was aan 't schelden. Tommy sloeg het rad om en reed den geramden wagen voorbij. Hij keek den chauffeur aan met een zoo venijnigen blik, dat de man zijn mond weer dichtklapte, in plaats van te gaan razen, zooals hij van plan was geweest. En vóór hij zijn mond weer open kon krijgen, was Tommy hem voorbij. De komeet schoot nu de Joachimsthaler-straat voorbij en stak toen den Kurfürstendam over.... Tommy volbracht eenige kunststukken met het stuur, waarmee hij examen had kunnen doen als loods op een torpedojager, en kwam weer naast de komeet terecht. Die stond nu bij de halte van de autobus en scheen niet zoo gauw te kunnen besluiten, in welke richting zij haar baan zou voortzetten. Hierdoor raakte natuurlijk ook haar nieuwe volgeling in verwarring en die werd nog grooter, doordat krachtige stemmen er hem op attent maakten, dat hij daar niet parkeeren mocht. Hij klemde de tanden op elkaar en toonde zich zoo onwrikbaar als een muur. Hij probeerde niet eens, door hard morrelen aan het mechanisme, een of andere goede bedoeling te veinzen. Hij hield zich, alsof men in Berlijn Chineesch praatte. De komeet had intusschen een gouden doosje te voorschijn gehaald, en begon met een critischen blik het overmoedige neusje te kalmeeren met poeder. De verkeersagent zag er uit als een onweersbui. Maar vóór hij kon losbreken, kwam er van den kant van Halensee een autobus aandonderen, en met een laatsten blik van vroolijkheid duwde de komeet poederdoos en poederkwastje in haar tasch, en klauterde de treetjes van de bus op. De autobus zette zich in beweging, in de richting Tauentzien-straat, de verkeersagent deed hetzelfde, maar dan in de richting Tommy Quint, en Tommy Quint reed natuurlijk achter de autobus aan. Voor hem bestond de eenige verandering van den toestand hierin, dat hij nu het verkeer bedreigde door onophoudelijk naar boven te kijken, in plaats van naar rechts want de komeet had boven op de autobus een plaats gevonden. Voor de tamelijk vele voetgangers, die zich in de volgende tien minuten alleen door acrobatische toeren konden redden van Tommy's aandringend geweld, beteekende die verandering niet veel, en dus sleepte de komeet op het dak van de bus, behalve Tommy, ook nog een staart van knallende scheld woorden achter zich aan. Het was niet aan haar te zien, of ze daar notitie van nam. Maar natuurlijk deed ze dat wel. Daarvoor zorgden alleen al de giftige blikken van een dame, die twee plaatsen verder zat en die al zooveel jaren ver vreemd was van alle mannelijke attenties, dat ze daarin iets heel abnormaals was gaan zien. Misschien is het hier de geschikte plaats, om te vertellen, dat de komeet met het aanvallige wipneusje Georgina Winter heette ze had echter tegen het woord Georgina een zeer beslisten afkeer, en noemde zichzelf daarom Flox, een naam, die haar trouwens veel beter paste dan het zwaarwichtige Georgina! Genoemde Flox nu had van de firma Loewenberg en Spitz, in de Schüt- zen-straat, tweehonderdveertig mark ontvangen, omdat zij voor die firma een maand lang regelmatig op een schrijfmachine had gehamerd en bovendien dagelijks om elf, drie en vijf uur uitstekende koffie had gezet. Van die twee honderdveertig mark had ze er twee gebruikt, om in het Ufa-Paleis bij den Dierentuin een kijkje te nemen in het leven van een Amerikaanschen bandiet, die in het burgerleven naar den naam Emil Jannings luisterde. Het was geen zeldzaamheid, dat heeren Flox nakeken en zelfs volgden, als zij uit de bioscoop kwam. Gewoonlijk echter brachten zij daar niet het heelé verkeer van Berlijn voor in disorde. Ditmaal was Flox dus óók niet heelemaal vrij van belangstelling. Haar volgeling bleef maar trouw, steeds op denzelfden afstand, achter de autobus aanrijden, tot groote verwondering van de men- schen op het achterbalcon. Van tijd tot tijd maakte hij de opmerking, dat de omgeving aan weers zijden aanmerkelijk aan schoonheid begon te verliezen. In plaats van trotsche gebouwen, die straalden van licht, zag hij nu tamelijk smerige huurkazernes, waarvoor kinderen speelden, die dezelfde eigenschap vertoonden verder zag hij vrouwen met ongekamde haren, reed hij door kui len en plassen, en werd hij allerlei geuren van zoogenaamd eetbare dingen gewaar. Telkens moest hij een snellen blik werpen op de komeet boven op de autobus, om zich te troosten. Flox had geen erg in de verandering van het landschap. Zij kende on geveer ieder huis, want dit laatste deel van het traject legde ze iederen da<* tweemaal af. Zij behoorde bovendien niet tot die menschen, die zich storen aan grijze huizen of hier en daar een man met een draaiorgel. „Wat moet ze toch in zoo'n ellendige buurt," dacht Tommy Quint, en onmiddellijk daarop werd hij zich van iets anders bewust: hij had zich tot nu toe zoozeer verdiept in haar aan trekkelijkheden, dat hij den maaltijd bij Matternheim en zijn heelen honger vergeten had en bovendien maar weinig aandacht had geschonken aan haar kleeding. Voorzoover het te onderscheiden was, bij de nu tamelijk spaarzame straat verlichting, was zij absoluut netjes gekleed, keurig zelfs.maar dat lag aan haar figuur, niet aan haar modemaakster. Hoed, japon en schoentjes pasten bij elkaar, maar duur waren ze beslist niet geweest. In ieder geval was het haar aan te zien, dat zij niet in een paleis woonde. Het was een verrukkelijk klein meiske, zoo een, waarmee men bij voor keur een huwelijksreis naar Italië maakt, of naar Zwitserland maar die men in geen geval mee moet nemen naar de Riviera of naar Parijs want dan duurt het geen week, of ze verbeelden zich, dat ze alleen maar k'leeren van Paquin kunnen dragen, en kunnen het niet meer over hun hart krijgen ergens pleizier in te hebben, omdat ze den schijn niet willen wekken dat ze niets gewend zijn. Tommy begon berekeningen te maken, en het speet hem dat 't nog tamelijk lang zou moeten duren (in 't gunstigste geval) eer hij haar het Meer van Coino of den Mont Blanc kon laten zien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 21