tKd moow 3henUcfie land&c≈ waai (uidc en ontgonnen land aan elkaai gienzen.
No. 49
VRIJDAG 6 MEI 1932
1399
Het zal dan ook niemand verwonderen, dat de tweeënzeventigjarige dame
opstond met het vaste besluit, snel en grondig af te rekenen met den schepper
van de onbeschaamde storing in haar nachtrust.
Beneden werd nu het geschreeuw begeleid door heftig gestommel.
De gewezen baker trad op haar balkon, en ze zag, dat een groote kerel,
die natuurlijk dronken was, keer op keer tegen de huisdeur aan rende, alsof
hij die in wou beuken.
Er stonden op het balkon een paar bloempotten, waarin in betere tijden
geraniums hadden geleefd.
Juffrouw Kiessling nam den bloempot, die het dichtste bij haar stond,
en wierp hem den reus op het hoofd, met groote trefzekerheid.'
Een bloempot, van de hoogte eener derde verdieping neerkomend, is ook
voor den schedel van een man met honderdtwee kilo lichaamsgewicht onge
makkelijk de reus zakte ineen.
Het vakje trottoir voor de huisdeur leek wel een slagveld.
Flox en de oude heer stonden nog altijd te schreeuwen.
Siegfried Blutstein was de trap afgekomen hij strekte de armen ten hemel
zag er in zijn rose-met-groen gestreepte pyama uit als een Australische godheid,
en stiet plechtige verwenschingen uit.
Juffrouw Kiessling haalde haar lampetkan van de waschtafel, en goot
den inhoud daarvan achter den bloempot aan, om eindelijk stilte te verkrijgen.
Hiermee echter wekte ze de drie kemphanen, zonder het te willen, tot nieuwe
werkzaamheid op. Het water besprenkelde met treffende onpartijdigheid
Tommy, den chauffeur en den reus, en bracht hen weer tot bewustzijn.
Tommy zag, nog een beetje nevelig, hoe eerst de chauffeur, en toen de
reus langzaam overeind kwamen zijn hersenen namen een aanloop, om weer
op gang te komen.
Hij kwam tot de gevolgtrekking, dat hij aan den reus zijn knock-out te
danken had.
Vervolgens kwam hij tot het bewustzijn, dat een stuk gummislang, dat
hij een halven meter van zich af op straat zag liggen, daarbij een rol gespeeld
had, en eindelijk bracht hij het zoover, dat hij met een heel kalme beweging
de gummi-slang opraapte, en dat voorwerp met alle kracht, die hij nog overhad,
naar den reus slingerde.
Hij had op het hoofd gemikt, en trof tenminste het oor, dat zag hij heel
duidelijk. De reus tolde rond en wou naar hem toe. Tommy had zich nog maar
half opgericht.
Op dat oogenblik echter liet de chauffeur een waarschuwenden kreet
hooren en hij wees naar boven. Daar stond juffrouw Kiessling, in stijgende
bitterheid, met den tweeden bloempot uit te halen.
De reus had nog genoeg van den eersten. Bovendien was nu, gelukkig,
het heele huis oproerig geworden.
Hij draaide zich om en liep uit alle macht, met den chauffeur achter zich aan.
Zij verdwenen in de duisternis, en den auto lieten zij staan.
Tommy had juist nog tijd om op te merken, dat het ééne oor van zijn
tegenstander zich aanmerkelijk aan 't uitbreiden was. Toen liet hij zichzelf
tevreden en getroost weer omvallen.
„Nu moet de nachtwacht komen," dacht hij, in een gedachtengang, die
met het oog op zijn toestand werkelijk verbluffend mocht heeten. „Meister-
singer," tweede bedrijf, slot„Hoort nu lieden, laat u zeggen
En toen wist hij niets meer.
TWEEDE HOOFDSTUK
Nu, was feitelijk het heele huis op de been.
Bleisenkel, de teekenaar, was op het tooneel verschenen die woonde
tegenover juffrouw Kiessling op de derde verdieping, die in dit huis tevens de
hoogste was.
Hij begon te schreeuwen tegen Siegfried Blutstein, omdat hij dien voor
den levenmaker hield, maar al spoedig werd hij beter ingelicht, en hij volgde
den handelsreiziger naar beneden. Daar troffen zij tevens den heer Giesecke,
den klerk der posterijen van de eerste verdieping deze droeg een nachthemd!
een jaeger pantalon en een lorgnet, en hij had Flox geholpen, om Tommy
Quint het huis binnen te dragen.
Verder had ook het oude heertje, dat het middelpunt was geweest van
den strijd, het bewustzijn verloren. Waarschijnlijk kwam dit alleen door de
groote opwinding in ieder geval niet door het bloedverlies daartoe was de
schram op zijn voorhoofd niet voldoende.
Het duurde niet lang, of men besloot, de twee verslagenen bij de tante
van Flox, op de eerste verdieping, binnen te brengen. Wel had Flox eerst
gevraagd, of mijnheer Giesecke niet zoo vriendelijk wou zijnmaar de
klerk der posterijen keek zoo verschrikt bij de gedachte aan de mogelijkheid
's nachts om twaalf uur zijn vrouw twee bewusteloozen op den hals te schuiven,
inde woning, die met zes kinderen tóch al meer dan vol was, dat Flox er on
middellijk aan toevoegde
„Anders kunnen we ze wel bij ons brengen, tot de dokter komt."
Natuurlijk stond mevrouw Winter al in de deuropening. Zij was een nette,
roodachtige, ietwat hardhoorige dame. Flox legde haar uit, hoe de zaak in
elkaar zat, en omdat zij dat schreeuwende doen moest, kwam meteen de wedu
we van de tweede verdieping, de buurvrouw van Siegfried Blutstein, op de
hoogte. Deze dame, mevrouw Ilona Manthey, vond dat erg gemakkelijk,
want zij dorst zich niet buiten haar kamer te wagen haar gezicht zat namelijk
vol schoonheidscrème.
Aan de vereende krachten van Bleisenkel, Blutstein en Giesecke gelukte
het eindelijk, Tommy en den ouden heer op de eerste etage te brengen.
Mevrouw Winter had al twee divans tegen elkaar geschoven en natte
handdoeken klaargelegd. (Wordt voortgezet