AlrJlKjjvWElJjK DE UITSLAG 171 DOOR EFFIE ADELAIDE ROWLANDS cent De nieuwste uitgave in de roman-serie der Hollandsche bibliotheek welke onder bovenstaanden titel gaat verschij nen is een boek dat uitmunt door fijne karakterteekerung der hoofdpersonen. Scherp worden de tegenover elkander geplaatste figuren uitgebeeld, terwijl de beschrijving van menig moment uit dit prachtboek gelden mag als een schitterend staaltje van romankunst. Wie nog niet ge profiteerd heeft van de uitsluitend voor onze abonne s bedoelde premie, zal na aanschaffing en kennismaking van dezen roman zich stellig als geregelde afnemer dezer boeken opgeven. En de tienduizenden trouwe lezers onzer H.B.-boeken behoeven we eigenlijk niets meer te zeggen dan dat dit nieuwe premieboek een product is van Effie Adelaide Rowlands, de beroemde schrijfster van Het huisje in den zonneschijn" en „De zwervelinge." We be weren immers niets te veel als we aannemen dat de her innering aan deze schitterende boeken nog steeds even levendig is bij al diegenen die ze destijds lazen. Voor hen, die er nog niet van op de hoogte zijn, herhalen we hier, dat de boeken der Hollandsche Bibliotheek als premie voor onze abonne s verkrijgbaar zijn tegen de uiterst ge ringe vergoeding van slechts 17'/j cent, voor een inge naaid exemplaar en 70 cent in luxe-prachtband. Franco toezending per post volgt na ontvangst van postwissel, groot resp. 22'/2 of 80 cent. Onze bezorgers of agenten zijn verplicht U deze boeken aan te bieden. Zoo dit eventueel niet ge schiedt, verzoeken wij U hiervan aan ons kantoor mededeeling te willen doen; desbetreffende porto kosten worden door ons gaarne vergoed. We laten hier een fragment volgen uit dit nieuwste premieboek Charles Branville had Dorinda Keiham voor het eerst gezien, toen zij met haar beide handen vol met wilde bloemen aan den weg zat, en van het eerste oogenblik af had hij de bekoring ondergaan van den magneti- schen invloed, welke er van deze vreemdelinge uit straalde. In de dagen, die daarop volgden, had hij maar één verlangen gekend, namelijk haar onbewust te kunnen gadeslaan, als zij over de velden wandelde, een in deze omgeving niet passende, maar niettemin hoogst betooverende persoonlijkheid in haar zomer- japon. Vanaf den dag, dat zij hem had aangesproken een schijnbaar heel toevallige vraag naar den weg scheen de man als herboren. Nimmer te voren had hij in zijn leven een wezen ontmoet als zij. Haar te beschrijven zou hem onmogelijk geweest zijn. hakend naar het oogen blik, dat hij met zijn nieuwe vriendin door de bosschen zou dwalen of hier of daar op een afgelegen plekje aan haar voeten zou zitten, waar hij haar onder het muzikale accompagnement van het beekje dingen zou zeggen, waarvan hij vroeger zelfs niet had durven droomen en welke hij voor geen geld ter wereld ooit aan anderen zou hebben geopen baard. Zij scheen de macht te bezitten van zijn hart al de folteringen te verwijderen, die het zoolang ge kweld hadden, en al de hoop en de levensvreugde te doen herleven, die er zoolang in begraven hadden gelegen. Zijn sombere, gemelijke manier van doen was als bij tooverslag verdwenen. Als hij in het ge zelschap van Dorinda was, werd hij, wat hij vroeger altijd geweest was, de jonge en knap-uitziende man van voorheen, welgemanierd, welopgevoed en aan trekkelijk, een man, die echter openlijk opbiechtte, dat hij van nu af aan geen grootere ambitie in zijn leven kende, dan haar slaaf te mogen zijn. Voor hem was het de natuurlijkste zaak ter wereld, dat hij zijn hart aan haar voeten zou leggen, maar de vraag was, Of zij zich bukken zou om dat hart op te rapen In werkelijkheid wist hij niets anders van haar, dan dat zij voor een tijdje naar het landelijke was ge trokken om herstel harer gezondheid te zoeken. Heel vaag klonk in haar gesprekken vaak iets door van zorgen en een eenzaam leven, maar als hij bij haar was, weken al de andere gewone beslommeringen van het dagelijksche leven voor de betoovering van haar glimlach, haar lieve, zachte stem, haar zuchten en haar kinderlijke opgewektheid. Dien eersten dag waren zij elkaar voorbijgeloopen, maar daarna scheen het, alsof hun paden elkander bij voortduring moesten kruisen, en het leven begon voor Charles Branville een heel nieuwe beteekenis te krijgen. Als van een nieuwe, levenwekkende gedachte bezield, verrichtte hij eiken dag zijn werk, elk uur Zoo leefden zij een tijdlang gelukkig naast elkaar voort, tot hij zich op zekeren dag niet langer meer beheerschen kon en haar in zijn armen nam, waarna hij haar hartstochtelijk kuste. Zij had geen poging gedaan hem van zich af te stooten. Integendeel, een oogenblik had zij met gesloten oogen in volledige overgave in zijn sterke armen gerust toen had zij zich echter met rustig en beheerscht gebaar uit zijn armen losgemaakt en op een pas afstands had zij hem een oogenblik gadegeslagen. Haar gelaat was zeer bleek geweest, maar er had een merkwaardig licht in haar oogen geschitterd doch toen hij haar voor een tweede maal omhelzen wilde, had zij afwerend haar hand uitgestoken en het hoofd geschud. „Charles, wij moeten ons gezond verstand gebrui ken," had zij gezegd. Maar de banden van het moordende zwijgen waren eindelijk verbroken geweest. Een golf van welspre kendheid was uit zijn hart gevloeid. In het gras ge zeten had zij met bleeke wangen en neergeslagen oogen naar hem zitten luisteren en de lijnen om haar mond waren iets vaster geworden. In al zijn fiere mannelijk heid was hij eensklaps voor haar opgerezen en hij was de situatie volkomen meester gebleven. Een lichte siddering had haar bevangen, toen zij had toegeluis terd, terwijl hij de naaste toekomst voor haar afschil derde. De slaaf had zijn dienaarschap op dat oogen blik geheel van zich afgeworpen 1 Niettegenstaande zijn havelooze kleeding had zij toen voor het eerst opgemerkt, hoe mannelijk, hoe knap hij was en hoe sterk hij er uitzag. Ondanks het bewustzijn van haar eigen macht was zij toch een beetje bang voor hem geweest, maar zij was zoo verstandig om toe te luiste ren, zonder een woord van protest te laten hoo- ren. Heel duidelijk en kort had hij alles voor haar uit eengezet. Zij zouden onmiddellijk trouwen. Het land huis Rainfieid zou van den grond af aan opgeknapt worden en zou mooi worden opgetuigd, als zijn midde len zulks ook maar eenigszins veroorloofden. „Het heeft mij nooit iets kunnen schelen, wat er van mij gewerd sinds den dood van mijn vader, tot het oogenblik dat jij in mijn leven kwam. Toen kreeg dat leven eerst weer waarde voor mij Met afschuw blik ik nu terug op al de fouten, welke ik gemaakt heb. Maar in de toekomst zul je je niet over mij behoeven te schamen, Dorinda. Ik zal zorgen, dat ik je geheel waardig word." En daarop verzekerde hij haar, dat hij onmiddellijk stappen zou doen om alles zoo spoe dig mogelijk voor elkaar te brengen. Zijn stiefmoeder en haar kinderen zouden het land goed onmiddellijk verlaten, naar hij verklaarde. Zij waren al veel te lang daar geweest. Hij zou geen dag verliezen en hun zulks heden nog zeggen. Maar op dit oogenblik vond Dorinda Keiham haar spraak terug. Zij stond op en legde haar hand op zijn lippen. „Neen, neen 1" zei zij. ,,Je moet niets zeggen. Dit moet ons geheim blijven. Je moet weggaan en mij meenemen. De wereld is vol van mooie piekjes en ik kan niet anders dan te midden van zonneschijn leven. Op een goeden dag zullen wij naar Rainfieid terug- keeren, maar nu op dit oogenblik zou ik daar met geen mogelijkheid kunnen wonen. Binnenkort is het hier herfst en dan komt de winter." Zij huiverde. ,,Jc moet mij naar een plek brengen, waar het nooit winter is," vervolgde zij. En toen hij haar daarop opnieuw in zijn armen nam en haar nogmaals kuste, fluisterde zij hem in, wat zij van hem verlangde. Den volgenden avond zouden zij samen vertrekken. Hij zou haar met een auto op een bepaalde plaats opwachten, op een afgesproken uur. Zij zouden vluch ten, als de maan hoog aan den hemel stond, en nie mand mocht iets weten, voor zij vertrokken waren Toen maakte zij zich uit zijn omhelzing los en als in een droom stond hij haar na te staren, toen zij tus- schen de boomen verdween. Zij had haar zakdoek laten vallen en hij raapte hem op en bracht hem aan zijn lippen. Dit was iets van haar wezen hij straalde iets uit van de wonderlijke sfeer, welke haar steeds omringde en haar tot een levende bloem maakte. Met geen mogelijkheid zou hij hebben kunnen zeg gen, hoe hij het overige gedeelte van den dag had door gebracht. Hij was als een man, die dronken is van geluk niette min zorgde hij er voor, dat zelfs haar geringste wensch werd uitge voerd. En zoodoende ging hij weer naar zijn werk en daarna weer terug naar zijn huis, terwijl hoofd en hart hem duizelden van het nieuwe geluk, dat zoo plotseling over hem gekomen was. Het is ons een genoegen hierbij wederom, ingevolge het verzoek van de administratie der Hollandsche Bibliotheek, den uitslag te kunnen publiceeren van de prijsvraag uit „De erfgename van den graaf". Het gevraagde woord is „VREDESPALEIS het is gevormd uit de beginletters der woorden viool, raaf, eend, dak, eikel, sok, paddestoel, arm, lantaarn, eekhoorn, inktpot en sleutel. Bij loting werden de uitgeloofde prijzen als volgt toe gekend aan mevrouw C. Zonneveld, Jurriaan Kokstraat 76, Scheveningem de hoofdprijs zijnde een eiken boekenrek met kastje. De twintig geldprijzen ad f 2.50 vielen ten deel aan de dames en heerenH. Jansen, Westkanaal dijk 8 a, Maarssen; R. van Zanten-Klaassen, WolvegaH. A. F. van Hoof, Wandelweg 97, Wormerveer; G. L. van Drimmelen-Donker, St. Oeden- VAN DE PRIJSVRAAG UIT HET PREMIEBOEK ..DE ERFGENAME VAN DEN GRAAF" rode a 495; H. de Vos, Camstraburen 49a, Leeuwarden; C. J. Schot, Dalemschestraat 48, Tholen, (Zld.)L. Uitenbosch, Parallelstraat 60, Ter- winselen, (L.)L. J. Dijt, Koogerstraat 13, Den Burg, Texel; L. Monos, Oosteinde 21, Amsterdam; Betsy Boelhouwer, Korte Kamperstraat 18, Zwolle; J. Lapidoth, Min. Nelissenstraat 44, Breda; W. Luynenburg, Floralaan 19, Hilversum; A. Veenstra, Grindweg54, Winschoten; L.H. Pen- ninkx, Wilhelminaplein 28, Gorinchem; J. Tiethof, Grootestraat 26, Olden- zaalD. Pruis, Daalscheweg 256, Nijmegen; Doudart de la Grée, Willi- brordusstraat 16, Utrecht; Wolters-van Lent, Mathenesserweg 76, Rotter dam; J. A. M. Peters, Hoogestraat 49, Deventer en C. de Putter, Oudeweg I. 35, Axel, (Zld.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 8