OeMmkon in kt itation.
No. 51
VRIJDAG 20 MEI 1932
1453
«i
„lk zou wel eens willen weten," zei Philips peinzend, „of hij werkelijk
zoo'n koning zou hebben willen zijn
„Daar ben ik wel zeker van," antwoordde miss Larrimore beslist. „Uit
eiken regel, dien hij geschreven heeft, spreekt zijn eerlijkheid meer dan dui
delijk."
Eenige oogenblikken bleef ze stil zitten zonder een woord te zeggen.
„Hij heeft naar mijn meening een uitbeelding willen geven van Lodewijk
XVI, zooals hij hem graag gezien had. Lodewijk, zooals hij had kunnen zijn."
„Ja," zei Philips, „dat was het geval. En ik heb het portret van Lodewijk
XVI, waaruit Nevasky zijn ingevingen putte. Zoudt u het willen zien
„Onatuurlijk.... dolgraag, als ik mag
„Het ligt daar in dat kabinet," zei hij, „op de derde plank., middenin.,
in een met diamanten bezet lijstje."
Ze was de kamer doorgeloopen. Even later ontsnapte haar een kreet van
bewondering.
„Wat mooi is dat 1"
„Bekijkt u het maar eens van dichterbij. De sleutel ligt in die albasten
vaas links van de klok. Dan kunt u het gezicht beter zien. De uitdrukking is
meer dan wonderlijk 1"
Het slot klikte.
„O, wat schitterend," riep ze uit, „ik heb nog nooit zoo iets moois gezien."
„Ja, het is wel een goed ding
„Enheeft dit hem geïnspireerd?"
„Dat heb ik tenminste gehoord. Het miniatuurtje ernaast boezemt u
misschien ook wel belang in. Het is een echte Petitot. Van Lodewijk XI,
Van Petitot den ouden natuurlijk. En die twee op wit fluweel zijn van Frago-
nard. Die groote is door John Smart geschilderd."
„lk heb van die dingen erg weinig verstand," zei ze ernstig. „Zijn ze erg
veel waard
„Ja, schatten 1" antwoordde hij.
„Misschien mag ik ze nog wel eens zien, als
ik er wat meer van afweetik zal eens eerst
wat over miniaturen gaan lezen."
Hij hoorde, hoe ze het kabinet sloot en den
sleutel omdraaide.
„Ik heb er een klein boekje over geschreven.
U kunt het in de bibliotheek wel vinden. Neemt
ii het vanavond maar mee naar huis."
„Dank uheel graag," zei miss Larrimore,
bij hem terugkomend. En opeens, met algeheele
stemverandering, vroeg ze:
„Waarom hebt u toch nooit een bock ge
schreven in den geest van De Koning, mijnheer
Philips Dat zou toch werkelijk meer iets voor u
zijn, dan de boeken, die 11 nu schrijft En u
kiïnt het best 1"
„Wat mankeert er dan aan de boeken, die ik
nu schrijf vroeg hij.
Ze aarzelde met haar antwoord.
„Schrijf ik dan geen fatsoenlijk Engelsch
Heb ik geen spannende verwikkelingen, geen goed
geteekcndc karakters
„Ja-a
„Nou wat dan
„U bereikt er niets mee," antwoordde ze
langzaam. „U amuseert de menschen voor een
paar uur en dan wordt u vergeten..,, totaal
vergeten. Uw boeken worden in de prullemand
gegooid."
„Totdat mijn volgende boek komt."
„En daarna vergeet men u wèèr
„Maar denk dan toch eens aan de duizenden,
die ik vermaak en die door mij hun zorgen voor
een poosje vergeten, doordat ik hun gedachten
op wat anders weet te richten."
„U kon hen beter helpen bij de oplossing
van hun hoogere problemen, hun leeren, hoe ze
zich voor misvattingen kunnen behoeden en hoe
ze sterk en degelijk kunnen worden. Dat heeft
Nevasky gedaan. En bovendien heeft hij 'n schit
terend verhaal geschreven
„Nevasky was een droomer. Als hij nog een
paar zulke boeken geschreven zou hebben, was
hij van honger omgekomen."
„Dat geloof ik zoo maar niet
„Toch is het waar. Zijn uitgever heeft tegen
hem gezegd „Laat dat wijsgeerig gepraat achter
wege en blijf op den beganen grond, dan ben je
een geslaagd man. De „handeling"., dat is de
hoofdzaak. Het lezend publiek vraagt gezellig
bezig gehouden te worden geen bespiegelingen
of onderricht. Als u weer eens aan het schrijven
gaat, houd dat dan goed voor oogen 1"
„Hoe weet u dat alles eigenlijk vroeg ze
nieuwsgierig.
„lk heb Nevasky toevallig leeren kennen,"
antwoordde hij bedaard.
„Wathebt u hem gekend vroeg ze overbluft.
„Ja.... nogal goed ook."
„Vertelt u dan eens wat over hem. lk heb me zoo vaak afgevraagd, wat
hij wel voor iemand was. lk heb wel eens geprobeerd om erachter te komen,
maar dat is me nooit mogen gelukken."
Hij meende, dat ze nu erg dicht bij hem was komen zitten. Haar stem
klonk van zoo nabij en was zoo weetgierig en opgewonden. Als hij Anton
Nevasky zelf niet geweest was, dan zou hij zich vast en zeker razend jaloersch
gevoeld hebben. Voor zijn boeken had ze lang zulk een bewondering niet ge
toond als voor dit boek.
„U bent wel over hem in de wolken," zei hij. „De man zou u denkelijk
verschrikkelijk tegenvallen, als u hem leerde kennen."
„Hoe weet u dat 7" vroeg ze buiten adem van opwinding.
„Omdat hij zoo heel anders is, dan u hem uzelf voorstelt. Dat boek.,
nou ja, dat was zijn eerste. Daar heeft hij zijn heele levensbeschouwing van
zijn twee en twintigste jaar in neergeschreven. Hij was tegelijk met mij in
Parijs om als kunstenaar te werken. We bezochten samen dezelfde academie
voor beeldende kunsten. Hij had eerst schilder willen worden. Maar het schil
deren ging hem niet al te best af. Hij had het allemaal wel in zijn hoofd, maar
hij kon het niet op het doek brengen. En hij zat er stevig over te tobben. Hij
wilde zoo graag succes hebben, ziet u. Zijn vader was gestorven. En zijn oom
betaalde voor zijn opleiding enkel en alleen met het idee, dat hij hem wou
laten zien, dat het toch niets met hem werd. Maar zijn moeder stelde wel
vertrouwen in hem. En zoowel om haar als om zichzelf wilde hij iets groots
bereiken. En toen hij zag, dat de anderen stelselmatig vooruitkwamen en hij
maar een beetje door bleef sukkelen, maakte dat hem meer dan woest."
„Ja, natuurlijk riep miss Larrimore uit, toen hij even ophield om adem
te scheppen.
„Hij maakte kleine schetsjes voor 'n weekblad, enkel en alleen om niet