V O R D EN DOK
O
R
door WIL WEENEY
1460
VRIJDAG 20 MEI 1932
No. 51
Zuchtend overzag Lucy de gedekte tafel. Het
was al een half uur over tijd als de omelet
maar niet bedierf't Is ongelukkig, dat
ongeregelde eten en er is toch zoo weinig aan
te doen, als je getrouwd bent met een jongen dok
ter, met een stuiptrekkende plattelands-practijk.
Er waren drie dingen, waarop Lucy maar koppig
bleef hopen want hoop doet leven ten eerste,
dat André eens een heele week lang rustig zou
kunnen eten, ten tweede, dat hij ooit gevolg zou
kunnen geven aan zijn hartewensch aan een der
groote Londensche ziekenhuizen zich specialiseeren
in Chirurgie, en ten derde, dat André eens zoo'n
patiënt kreeg van het ideale soort, een die
Toet-toet-toet Lucy schoot naar het raam.
Zoo toeterde André altijd, als hij thuiskwam, 't
ls wel een beetje gek, je zoo zenuwachtig blij te
maken om de thuiskomst van je man, als je al een
heel jaar getrouwd bent, maar 't is tegelijk héél
prettig
André bukte zich om haar te kussen, toen hij
over den drempel trad. Zij leek bespottelijk klein
naast zijn groote, knappe gestalte.
„Dag professor 1" sprak zij plechtig. Dat was
een van hun gewone grapjes, waarmee zij zich
inleefden in den tiid van zijn toekomstigen roem.
„Hoe is het met de hertogin
„Keurig. Niet te ziek en niet te gezond. Hare
Genade had 't onmogelijk beter uit kunnen zoeken."
Die hertogin was óók zoo'n grapje van hen.
Lucy droomde onophoudelijk van een adellijke
patiënte, onmetelijk rijk, die zich verbeeldde, dat
ze aan alle mogelijke niet bestaande kwalen leed.
lederen avond hadden zij pret over de hertogin,
en vonden daverende klachten voor haar uit, met
woorden van vijf lettergrepen. Zoo hielden zij zich
staande, als het leven hun koud en saai en vijandig
leek. Als de telefoonbel ging, zei Lucy: „Daar zul
je de hertogin hebben." Maar hare Genade had
zich tot heden nog niet werkelijk voorgedaan.
André nam plaats aan tafel. Lucy kwam druk
de keuken weer uit zijn speciale lievelings
omelet kon ze niet aan een dienstbode overlaten.
„Ik begin te begrijpen," zei hij, „dat ik alle
noodige eigenschappen van een goeden dorpsdokter
mis. Ik ben niet oud en niet kaal en ik mis dat
lichtelijk tobberige gezicht, waar de patiënten zoo'n
respect voor hebben."
„Die lichtelijk tobberige blik komt van slechte
spijsvertering."
„Ja, dat is 't juist je eten is te lekker. Als ik
een beetje veel honger heb, is er bijvoorbeeld net
toevallig een omelet soufflée."
„Hoe staat 't vandaag met den eetlust, profes
sor
Lucy lichtte het deksel van den schotel en toonde
haar meesterstuk in al zijn heerlijkheid.
„Me dunkt, dat de patiënt nu wel een stukje
omelet.
Rrrr De telefoonbel rinkelde.
„Zitten blijven," beval Lucy. „Waarom worden
die menschen altijd net onder 't eten ziek
André stond op met een spijtig glimlachje.
„Misschien is 't de hertogin," zei hij, en hij ging
de gang in.
„Ik zal weg moeten," kwam hij een minuut
later zeggen. „Naar den Reigerhof. Tijmen Barnes
heeft zijn been gekneusd tegen een wagenwiel."
„Wat een streek mopperde Lucy. „Hij kijkt
altijd even zuur je krijgt vast je geld niet
„O jawel daar zorg ik wel voor. Wacht maar
tot we in Londen zitten, schat Dan rekenen we
ze drie pond, als ze maar even voorbij de groote
koperen naamplaat wandelen 1"
Zij hielp hem al aan zijn jas. Ze wist, dat hij niet
eerst zou kunnen of willen afeten. Een man moest
zijn werk doen.
Lucy zat wanhopig naar de ruïne van haar omelet
te kijken. Vuriger dan ooit kwam het verlangen
in haar op naar de hertogin, die rolde in 't geld, en
jaren en jaren ordentelijk sukkelde en dan stierf,
en aan den zorgzamen dokter al haar money naliet.
Zoowat een week later kwam de hertogin. Toen
I.ucy dien avond aan de telefoon ging luisteren,
kon ze haar ooren haast niet gelooven.
„U spreekt met lady Harrington."
Lucy dorst het niet te gelooven. Lady Harring
ton was wel geen echte hertogin, maar toch de
huiveringwekkendste persoon uit de streek. Er
werden verhalen verteld over haar rijkdom, en
nog meer verhalen over haar excentriciteit.
„Zou ik dokter Manning even mogen spreken
Lucy verbaasde zich zelf over de kalmte, Waar
mee ze antwoordde.
„Ik verwacht hem om zeven uur thuis. Mag ik
hem de boodschap overbrengen
„Ik wil hem dadelijk spreken," zei lady Harring
ton gebiedend. „Het geval is van 't grootste belang.
Vraagt u, of hij direct op 't Slot komt, als hij thuis
komt."
„Ik zal 't zoo gauw mogelijk zeggen," beloofde
Lucy met haar rustigste stemgeluid. Maar toen de
ontvanger veilig weer hing, danste ze de gang
rond.
„Eindelijk de hertogin zong ze. „O, feest van
vreugde 1"
Ze was nog maar een paar minuten weer in de
kamer, toen Anny binnenkwam.
David Barker is er, mevrouw. Hij vraagt of
de dokter direct komt."
„Dat zal niet kunnen," zei Lucy beslist. „Hij
moet direct weer uit, als hij thuiskomt. Er is
dringend opgebeld."
„Ik zal 't zeggen," antwoordde Anny. „Maar
hij is zoo zenuwachtig, hij wou haast niet luisteren."
„Ik ga wel even," zei Lucy, en zij ging de gang
in. Een forsche buitenman stond zijn pet te ver-
knijpen in zijn groote vingers, en zijn oogen keken
gejaagd.
„Dag meneer Barker. Toch niets ergs, hoop ik
,,'t Is mijn jongste," viel de man uit met zijn
ruwe stem. „Ze is zoo naar, van gisteravond af al.
Haar keel is heelemaal rood en opgezet. Als u den
dokter wilt vragen...."
„Ja, ik zal 't zeggen maar ik denk niet, dat hij
dirèct kan. Zoo gauw mogelijk
„Vraagt u dan zoo gauw mogelijk Ze is er zoo
erg aan toe
„Ja.... Ik zal direct de wijkzuster in 't dorp
opbellen. Die zal d'r best doen, tot mijn man komt."
„Dank u mevrouw." Aandoenlijk dankbaar,
nog aan zijn pet frommelend, ging de groote kerel
heen.
Lucy belde aanstonds de verpleegster op. Ja,
ze zou direct op haar fiets naar David Barker gaan.
Nee, als dokter een andere afspraak had, dacht ze
niet, dat hij eerst naar Barker hoefde te gaan.
Lucy was blij, dat de zuster haar op dat punt ge
ruststelde. Op dezen dag, den dag van de komst
der „hertogin," zou 't eenvoudig een ramp zijn, als
André gestoord werd bij zijn eerste officieele bezoek
op het Slot. De zuster zou alvast doen wat ze kon,
en André zou natuurlijk....
Toet-toet-toetDaar was de auto. Bevend van
opwinding holde zij den tuin in.
„André riep ze. „De hertogin 1"
„Wat
„Ze is er 1"
„Waar heb je 't over, schat
„De hertogin 1 De fabelachtige patiënte 1 't Is
lady Harrington van het Slot. Ze heeft opgebeld,
dat je direct moest komen."
„Hm. Dan moest ik maar meteen gaan." Hij
lachte, toen hij den wagen keerde. „Wat zou ze
hebben dwangnagels of een likdoorn
Lucy voelde haar geestdrift plotseling bekoelen.
Hij nam de „hertogin" lang niet ernstig genoeg
op. Nu moest ze hem de boodschap over het doch
tertje van Barker nog geven, maar kon ze niet
beter wachten, tot hij terug was van 't Slot Hij
zou wel niet lang wegblijven. Ze kénde André. Als
hij hoorde van dat kind van Barker, ging hij daar
eerst naar toe. Een dorpskind was voor hem veel
voornamer dan de „hertogin" van Lucy. Maar hij
zou wel gauw terug zijn....
„Zul je hard rijden, om gauw van je triomf te
vertellen
„Ik maak negentig, als ik terugkom," beloofde
André.
Langzaam, met een onprettig gevoel in zich,
liep Lucy langzaam terug.
„Ik heb niets verkeerds gedaan," redeneerde ze
koppig tegen zichzelf. „Wie 't eerste afspreekt,
gaat voor. Wie weet hoe erg 't met lady Harring
ton is.
En ik heb de zuster gestuurd. Ik zal 't hem zeg
gen, zoodra hij terugkomt. André denkt veel te
weinig om zijn carrière. Ik zou heel verkeerd ge
daan hebben, als ik hem de boodschap had over
gebracht, vóór hij wegging."
Maar 't hielp niet door al die verontschul
digingen heen zag zij het gezicht van een grooten,
ruigen landbouwer, een gezicht met gejaagde
angstoogen.
Ze probeerde het met naaien, maar het hielp
niet. De pendule tikte beschuldigend, bijna drei
gend. Ze besloot hem op haar fiets tegemoet te
rijden, om 't hem eerder te kunnen zeggen.
Ze ging naar boven om een hoed op te zetten.
Maar halverwege de trap kwam ze terug. Ze hield
't niet uit. Ze moest het Slot opbellen, om 't hem
dadelijk te vertellen. Juist toen zij naar het tele
foonboek greep, rinkelde de bel. Ze schrok hevig.
„Ja zei haar stem bevend. „Met wie
„Met lady Harrington." De stem klonk hoog
hartig en bepaald ontevreden. „Ik wou dokter
Manning spreken."
„O," stotterde Lucy, „hij..hij is al een heele
poos weg, naar 't Slot."
„O ja snauwde de stem van de „hertogin."
„Hij is er nog steeds niet."
Volgde het geluid van een ontvanger, die op
den haak gepatst werd, en toen stilte.
Lucy stond roerloos. Hij was nog niet op 't
Slot 1 Dan had hij een ongeluk gekregen. En dat
was haar schuld, haar schuld Haar hoofd war
relde. Nu moest ze direct naar 't dorp....
Ze besteeg haar fiets en trapte wild. Maar plot
seling, met een kreetje van dankbaarheid, knelde
ze de remmen aan. Want toen zij den hoek om
kwam, zag zij André's auto.
Er was niets verschrikkelijks mee gebeurd. Hij
stond kalm voor het huisje van Barker. André
moest onderweg de boodschap gekregen hebben,
die zij had achtergehouden. Gelukkig had haar
fout geen kwade gevolgen gehad.
Een groote verlichting kwam over haar. André
was binnen en deed zijn plicht de rest kwam
er niets op aan. Maar 'n uur geleden was er iets
geweest, dat er véél op aan kwam.... Lady Har
rington zat nog woedend op den dokter te wachten.
Misschien had André hier nog lang werk ze
was toch halfweg ze kon wel even doorrijden
naar 't Slot, om uit te leggen, dat de dokter op
gehouden was.
Toen Lucy, gekalmeerd doordat zij wat doen
kon, de oprijlaan infietste, zag zij een sjofel ge-
kleede oude vrouw, die met een schaar in de ro
zenstruiken bezig was. Zij had een rimpelig gezicht
en kleine felle oogjes.
„Wel?" vroeg de oude vrouw. „Wat is er?"
„Ik wou graag lady Harrington spreken," zei
Lucy verlegen.
„En wat wou u van lady Harrington?"
De stem klonk hooghartig, gebiedend. Ondanks