fmm ÜPlpiït c^scfle e FILM Wat zou het Zeeuwsche landschap zijn zonder zijn boomen, stoer en fijn (Waterland kerkje) Sommige zijn nog bijna kaal, maar groen worden ze allemaal. (Middelburg) De een groeit kaarsrecht hemelwaarts, in zon en noodweer doodbedaard. (Oostburg) De ander hangt er treurend bij, een voorwerp voor ons medelij. (Koudekerke) Weer and ren, door den wind verward, staan kromgetrokken en verward. (Zanddijk) Maar al te zamen, droef of blij,"^» dragen z'aan lentes schoonheid bij. (Sluiskil)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 32