Ll/pW'l^voriWOHU Natuurlijk, daar had je 't al. Maar hij vergiste zich. Ze zag hem niet voor 'n krankzinnige aan. Maar ze begon te gelooven, dat ze 't slachtoffer was van een flauwe grap. Ze begon te gelooven, dat hij haar van alles bij elkaar liet stapelen netjes op een hoop om dan met de een of andere aardigheid voor den dag te komen, zooals ze eens gelezen had van een dame in 'n moppenbladdie was in een slagers winkel gekomen en had eenentwintig pond vleesch gevraagd, 't kwam er niet op aan, wat, rundvleesch, varkensvleesch, schapenvleesch, was haar precies 't zelfde en toen het afgewogen was vroeg de slager, waar hij 't mocht laten bezorgen, en toen antwoordde ze „Bezorgen? Bezorgen? Hoe komt u er bij 1 Ik ben in Marienbad eenentwintig pond afgevallen en nu wou ik graag eens zien, hoeveel dat bij elkaar is." Zij gaf daarom een wenk aan haar collega van de afdeeling Toezicht, een bleeken jongen man, die zijn verstand verscherpte door het dragen van een zwarten hoornen bril. Hij zag er uit als een jonge raaf, die het land heeft. „Wenscht meneer óók veertig doozen poeder?" vroeg de verkoopster, de woorden duidelijk uitsprekend. „Ja, alstublieft." De verkoopster en de opzichter keken elkaar even aan. De stapel op de toonbank begon reusachtige afmetingen aan te nemen. „Hoe kom ik eigenlijk precies aan veertig," dacht Tommy Quint, en hij ontdekte, dat het begrip „veertig" bij hem onwillekeurig was samengevallen met het begrip „veel", zooals bij sommige negerstammen. Hij moest lachen, en nu keek ook de landerige jonge raaf hem met groot wantrouwen aan. Deze blik werd echter door Tommy opgevangen. „Wilt u alstublieft zorgen, dat ze den koffer hier brengen, dien ik in de Reis-afdeeling gekocht heb „Jawel meneer." De raaf fladderde weg. „Nu zijn we er'zoowat, geloof ik," zei Tommy, en hij schrok toch een beetje, toen hij naar den toiletberg op de toonbank keek. De verkoopster rekende, en rekende nog eens. Toen scheurde ze den bon van haar boekje en zei met eerbied „De kassa is hier vlak rechts, meneer." De rekening bedroeg iets meer dan negenhonderd mark. De koffer, dien Tommy op de tweede verdieping gekocht had, werd beneden gebracht. Hij liet dien nu met de gekochte toilet-artikelen vullen, ze gingen er precies allemaal in. „Mijn wagen staat buiten," zei hij, een beetje verlegen over den toestand, hij wist zelf niet waarom. Jammer, dat hij nooit te weten zou komen, wat die goeie lui in die zaak er van dachten 1 Hij reed naar de Schützen-straat, en tusschen den Kurfiirstendam en den Dierentuin overpeinsde hij, hoe een reiziger in parfumerieën en toilet artikelen zich hoorde te gedragen. Als zijn vader hem eens in deze rol zien kon, wat zou hij het uitbulderen Hij was trouwens zelf ongeveer net zoo begonnen, alleen met perceel tjes, met kleine stukjes grond in Florida, in plaats van met lippenstiften en stukjes zeep. De wegen der menschen zijn wonderbaar, daar zou vader Albert Quint een boekje van open kunnen doen. Eerst was hij wijnhandelaar geweest ergens in Baden, toen agent van een verzekeringsmaatschappij, en vervolgens directeur van een verzekerings- maatschappij-tjè, dat twee jaar later door een scheepsbrand in Londen geruï neerd was. Daarna was hij kcllner geweest op een boot van de Cunard-lijn, en na tuurlijk bordenwasscher in New York. Zou er wel iémand in Amerika iets geworden zijn, zonder aanvankelijk in New York borden te hebben staan wasschen Hij werd bediende bij een makelaar in grond, en eindelijk zélf makelaar in grond, en nu bezat hij, zooveel hij noodig had, en nog iets meer op 't oogenblik was hij met zijn jacht tusschen Hawaii en Japan aan 't rondvaren. Tommy had in Amerika het eerste levenslicht aanschouwd, een jaar nadat de oude Quint zijn vrouw had laten overkomen, die echter korten tijd daarna stierf. Voor den handel in lappen grond had de jonge man nooit veel gevoeld, des te meer echter voor het leven op een farm. De oude Quint stuurde hem daarom naar de groote farm van een zaken vriend, en hier begon Tommy een ontzettende werkzaamheid te ontplooien. Het gevolg hiervan was, dat de heer Stone hem een jaar later naar vader Quint terugstuurde. „Hij weet alles, wat hij weten moet," stond er in den brief, dien Tommy meekreeg, „en hij zet zoo zoetjesaan mijn heele zaak op haar kop. Hij wil de kippen zes eieren per dag leeren leggen en een krokodillen-fokkerij opzetten. Hij maakt 't me verduiveld lastig, maar 't is toch een ISj--. A prachtkerel. Geef jij hem maar een flink stuk grond, Al, dan heeft hij binnen twee jaar een krokodillen-trust gesticht, en is hij baas over alle eieren in de Vereenigde Staten, nog vóór ze gelegd zijn." De heer Stone vermeldde er niet bij, dat mejuffrouw Stone meer belang stelling voor Tommy Quint toonde, dan de vader noodig vond. In huwelijks zaken dacht de heer Stone namelijk aan den hoogen Engelschen adel, en Tom my Quint heelemaal aan niets. Vader Quint achtte nu zijn zoon rijp voor Europa. „Je moet daar maar eens goed rondkijken, Tommy, vooral in Duitsch- land. Van Duitschland kun je veel leeren. Er zijn een massa dingen, die je nergens anders beter betrekken kunt dan daar." Terwijl hij dat zei was het tamelijk donker in de kamer, anders zou Tommy gezien hebben, dat vader Quint genoeglijk zat te grinniken. Hij zag daar echter niets van, en vermoedde dus ook niet, wat zijn vader hem uit Duitschland wou laten betrekken. Hij ging eerst naar Parijs, waar hij leerde, hoe men zich amuseert, toen naar Londen, waar hij leerde, hoe men zich op een fatsoenlijke manier verveelt en nu was hij al een jaar in Berlijn. Hij dacht nog niet aan weggaan, want hij hield van die stad. Nu en dan schreef hij aan zijn vader, droge, knorrige brieven, waar iedere vreemde waarschijnlijk niets van begrepen zou hebben. En soms kreeg hij antwoorden uit plaatsen met zonderlinge namen, waar hij nog nooit van gehoord had Maracaibo, Lagos, Ipoh. De oude heer leed aan reiswoede. Hij had een paar vrienden bij elkaar gezocht alleen heeren. „Vrouwen hebben op zee niets te maken," vond hij. „Die brengen niets dan onrust aan boord ze krijgen een huilbui bij ieder flink scheutje wind. Als je vrouwen meeneemt, kun je beter aan land blij ven 1" Albert Quint hield van een ruwen, maar hartelijken toon, en zijn gasten waren van 't zelfde slag. Ze gunden zich den tijd, boemelden alle mogelijke Wateren af, vischten, dronken goede oude Schotsche whisky, en trokken zich nergens iets van aan. Als ze, in plaats van in November, in Januari pas thuis kwamen, was 't nóg niet erg. Ze hadden allemaal hun schaapjes op 't droge, en hadden zich op tijd uit de beslommeringen teruggetrokken. Tommy had beloofd, den volgenden keer mee te gaan, bij wijze van overgang, om zoo te zeggen. Hij wou het volgende jaar een farm koopen, en het was heelemaal niet onmogelijk, dat de heer Stone dan gelijk kreeg. Zoo stonden de zaken, toen Tommy het besluit nam, in zijn leven de parfumerieën-episode in te bouwen, waartoe Flox Winter hem veroordeeld had. Den vorigen avond had zij hem onbewimpeld de les gelezen. „Als u nog lang op die manier doorgaat, zet uw patroon tt op een goeien dag plotseling op straat, meneer Quint. U bent nu al bijna vier dagen bij ons, en u staat nooit vroeger dan tien uur op, zegt tante Gertrud. Wanneer gaat u eigenlijk op reis?" Daar kon hij natuurlijk niets anders op antwoorden, dan dat zijn voor naamste klanten op reis waren, en dat hij moest wachten, tot ze terug waren. Wanneer dat dan was Morgen, misschien overmorgen. Toen had Flox zich, peinzend, langs het kleine neusje gewreven, en ze had verklaard, dat ze een idee had onder haar collega's waren er een heele boel, die nu en dan iets noodig hadden, vooral de mannequins. Misschien kon ze helpen, dat hij de firma Loewenberg Spitz tot klant kreeg. Weliswaar deden ze in confectie, maar menschen, die in de confectie waren, hadden toch af en toe zeep en zoo noodig, en ze zou haar collega's wel inprenten, dat ze bij niemand zoo goed konden koopen als bij hem. Hij begon tegenwerpingen te maken, maar hoe meer hij dit deed, hoe ijveriger ze werd, en ten slotte kon hij met den besten wil ter wereld niet anders doen, dan ja zeggen. Hij had met haar afgesproken, dat hij zich om elf uur bij Loewenberg en Spitz zou presenteeren, en inderdaad was het maar een paar minuten over elven, toen hij met zijn koffer veilig en wel voor de deur van de firma aan landde. ZEVENDE HOOFDSTUK Den knap jong meisje deed open, toen hij gebeld had. Zij bekeek hem nieuwsgierig en critisch, en uit haar blik maakte Tommy op, dat hij van top tot teen beschreven was, en dat zij nu grondig en nauwgezet de juistheid van die beschrijving wou toetsen. De uitkomst scheen haar wel tevreden te stellen; ze knikte althans vrien delijk en zei„Een oogenblikje." Toen ging zij heen, en zij kwam terug met een half dozijn min of meer jonge dames, die allemaal een grooten mantel om hadden. Toen werd Tommy bestormd met zooveel vragen, dat hij volkomen de kluts kwijtraakte. In minder dan geen tijd was zijn koffer half leeg. Fleschjes en poederdoos jes gingen van hand tot hand, en een groote brunette met slaperige oogen vroeg voor de vierde maal, of Cutex werkelijk beter was dan dat andere goedje, en wat het kostte.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 28