'De TCadeeiv^oiiMe^ 26 VRIJDAG 3 JUNI 1932 Het is ons een groot genoegen de verschijning van een nieuwe Garvice in onze premieboekenserie te kunnen aankondigen, daarbij voldoende aan de talrijke aan vragen uit onzen lezerskring om van dezen zoo graag gelezen schrijver wederom een roman te publiceeren. Gedachtig aan het „Goede wijn behoeft geen krans", willen wij van dit schitterend boek niets meer vertellen slechts uit het begin laten wij hier de ontmoeting vol gen tusschen de twee personen die in dezen mee- sleependen liefdesroman de hoofdrol vervullen. Langzaam dwaalde Claire tusschen de bloem bedden, hier en daar een bloem plukkend, met de bedoeling een ruiker te maken voor haar gast mevrouw Lexton, die, naar zij wist, dol op bloemen was. Zonder een bepaald plan wandelde zij eindelijk met een bouquet bloemen in den arm het park door in de richting van het bosch, dat zich tot aan het park uitstrekte. De koelte, die haar van onder de boomen tegemoet kwam, verleidde haar het bosch te betreden en zij verdween in den schemer van het dicht gebladerte. Iets verder, op een uitstekende hoogte, bevond zich een prieeltje, waar zij wat wilde rusten. Nauwelijks was zij daar eenig minuten ge zeten, toen zij voetstappen hoorde op het pad, dat zich beneden langs het heuveltje slingerde en in de richting van het landhuis leidde. Claire bukte zich en herkende onmiddellijk den man, die het pad langs liep. Het was Mordaunt Sapley. Toen hij vlak bij het priëel was, stond hij stil, keek even om zich heen en floot toen. En op dat oogenblik ontdekte Claire een kleinen foxterrier, die tusschen het geboomte speelde. Hij riep het hondje een paar malen en slaakte toen een verwen- sching. Eindelijk, nadat hij nogmaals gefloten had, kwam het beestje aandrentelen en kroop, toen het de dreigende houding van zijn meester gewaar werd, met den buik over den grond. Mordaunt nam het bij zijn huid op en sloeg er onbarmhartig met zijn rijzweep op los. Het arme dier jankte hart verscheurend en Claire, ziedend van verontwaar diging, sprong overeind en liep het priëel uit met de bedoeling naar beneden te rennen om het dier te hulp te snellen, toen er plotseling aan de over zijde van den weg iemand tusschen het geboomte te voorschijn trad met één ruk bemeesterde hij èn zweep èn hond, waarop hij Mordaunt een duw gaf, zoodat hij met zijn rug tegen een der boomen terechtkwam. Als vastgenageld bleef Claire bij den ingang van het priëel staan, terwijl er een rilling van echt vrou welijke voldoening door haar lichaam ging. De man, die daar zoo eensklaps tusschen het geboomte was komen opdagen, was iemand van geduchte, krachtige afmetingen, een imposante figuur. Met één oogopslag had Claire reeds gezien, dat zijn schoenen geheel en al met stof waren bedekt. De zoo onverwacht te voorschijn gekomene liefkoosde het hondje even en zette het daarna op den grond. Toen boog hij de zweep van Mordaunt zoodanig, dat zij in tweeën brak en slingerde haar voor de voeten van den geweldenaar. „Ik zou je in overweging geven geen andere te koopen," zei hij, „tot je geleerd hebt, hoe ze te ge bruiken, of liever, n i e t te gebruiken." Zijn stem was schijnbaar volmaakt kalm, hoewel zijn oogen nog onheilspellend flikkerden en zijn lip pen beefden. Mordaunt raapte zijn hoed op en keek hem aan. Je bent een onbeschaamde vlegel siste hij den ander toe. „Wat doe je hier? Je bent op ver boden terrein „Dat kan wel zijn," antwoordde deze, „maar ik behoud me ten allen tijde het recht voor, een wecr- loozen hond te beschermen, waar ik dien ook mocht aantreffen. En ik behoud mij eveneens het recht voor, eiken lafaard, die zijn handen naar een weer loos beest durft uit te steken, te geven wat hem toekomt." De laatste woorden troffen doel, zooals zulks met ware woorden altijd het geval is, en .Mordaunt die in zijn drift alle voorzichtigheid uit het oog ver loor, sprong met uitgestrekte vuist op zijn tegen stander toe. Deze wachtte den aanval af, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, toen bukte hij zich eensklaps bliksemsnel naar voren en voor hij wist, wat er eigenlijk gebeurde, voelde Mor daunt zich van de aarde opgeheven en lag hij op zijn rug wezenloos naar de takken der boomen te te staren, die zich boven zijn hoofd welfden. Hij scheen inderdaad een oogenblik bewusteloos en nadat zijn tegenstander hem enkele oogenblikken had gadegeslagen, raakte hij hem eindelijk met zijn voet aan. „Vooruit, sta op I" zei hij rustig. „Als je weer eens je knuisten naar een man uitsteekt, denk er dan om, dat je je wat beter met je linkerhand be schermt. Man, ik had je dwars door dien boom heen kunnen slaan, in plaats van je daar netjes op je rug uit te strekken. En nu overeind, en vlug wat Hier is je hoed," vervolgde hij, terwijl hij er een trap tegen gaf. Mordaunt kwam moeizaam overeind en scheen vrij onvast op zijn beenen te staan. Half versuft staarde hij zijn tegenstander aan. „Daar zul je voor boeten. Je naam en je adres Je hebt me aangerand „Daar heb je gelijk in," antwoordde de vreemde jonge man. „Wij hebben beiden een brutalen aan slag gepleegd op een weerloos dier." Hij lachte. „Maar als je graag mijn naam wilt hebben, dien kun je met het grootste plezier van de wereld krij gen. Ik heet Gerald Ward en ik woon in het dorp daarginds, waar je me met je aanklacht kunt be reiken en vervolgens zoo dikwijls als je maar wilt." Mordaunt zocht naar zijn zakboekje en haalde eindelijk met veel vertoon van kalmte een potlood te voorschijn. Maar toen hij den naam van zijn te genstander wilde opschrijven, ontviel het potlood aan zijn bevende vingers. De vreemdeling raapte het met een medelijdend lachje op en reikte het hem over. Mordaunt rukte het hem uit de vingers en snauwde hem toe „Hoe spel je dat „Als naar gewoonte spel ik mijn naam W-a-r-d, maar als je er de voorkeur aan geeft hem anders te spellen, heb ik er niet het geringste bezwaar tegen. Ik heb zoo'n idee, dat je mijn naam niet gemakke lijk vergeten zult." „Je zult van me hooren," herhaalde Mordaunt. „Ik zal je aanklagen wegens het betreden van ver boden terrein en wegens, aanranding. Mijn naam is. „Houd je gemak, waarde vriend," zei de ander, „het kan me geen snars schelen, hoe je heet. Inte gendeel, hoe minder ik van je weet, des te liever het me is." „Verdwijn, en onmiddellijk schreeuwde Mor daunt buiten zichzelf van woede zijn tegenstander toe. „Strakjes, vriendje, als ik mijn pijp aangestoken heb," luidde het antwoord. „Intusschen zou ik je den raad willen geven, te maken, dat je zoo gauw mogelijk thuis komt en je rug met een zalfje in te smeren, anders zijn je knoken morgenvroeg zoo stijf als een stuk hout en zul je niet ver kunnen wandelen. En dat zou toch werkelijk heel jammer voor je zijn." No. 1 Na een verwensching te hebben gemompeld en den vreemdeling een woedenden blik te hebben toegeworpen, keerde Mordaunt zich om en verwij derde zich. De overwinnaar, die thans geheel en al meester van het terrein was, vulde kalm en rustig zijn pijp en stak deze op. Gedurende het gehecle voorval had Claire zonder een spier te bewegen bij den ingang van het priëel gestaan en nimmer van haar leven had zij zoo snel en zoo afdoend een kamp zien beslechten. Roerloos stond zij daar, in de hoop onopgemerkt te blijven. Maar op datzelfde oogenblik voelde zij iets langs haar beenen strijken en het kleine hondje stond kwispelstaartend aan haar voeten. Er lag iets smeekends in de oogen van het dier, dat om bij stand en troost scheen te vragen. Zoo geruischloos mogelijk bukte Claire zich en tilde het arme dier op, dat zich onmiddellijk in haai armen nestelde en zijn kopje tegen haar hoofd aan vlijde. Het scheen, dat de jonge man op den weg de beweging had opgemerkt, want op hetzelfde oogenblik keek hij naar boven en ontwaarde in het schemerduister een gedaante, een visioen van lief talligheid, gratie en waardigheid. Zijn oogen open den zich plotseling zoo wijd mogelijk en stomver baasd staarde hij haar aan, terwijl zijn pijp in zijn handen trilde. Hun oogen ontmoetten elkaar en langzaam vloeide er een rose tint in het ivoor van haar gelaat. Zou hij iets zeggen zou hij naar haar toekomen Hij deed nóch het een nóch het ander. Langzaam wendde hij het hoofd af, rekte zich even uit en ging toen heel rustig zijns weegs, het air aannemend, alsof hij haar niet gezien had. Claire slaakte een diepen zucht. Als zij even te voren al getwijfeld mocht hebben, dan was zij nu heel zeker van het feit, dat zij met een heer te doen had. De wijze, waarop hij voorgewend had haar niet te hebben gezien, was wel het toppunt van tact en kiesehheid. Zij wachtte enkele oogenblikken, ten deele verlicht en het moet worden toegegeven ten deele teleurgesteld door zijn vertrek. Toen liep zij, nog altijd met het hondje in haar armen, zoo snel mogelijk naar het huis terug. Zij gaf het dier aan een der bedienden, dien zij in de hal aan trof, met de opdracht het beestje zoolang te ver zorgen, en ging vervolgens naar de ontvangkamer, waar mevrouw Lexton, die intusschen uit haar dutje was ontwaakt, haar zenuwachtig zat op te wachten. „Neem me niet kwalijk, Claire," verontschul digde zij zich, „dat ik in slaap gevallen ben, maar ik was ook zoo moe." En met een blik vol zelfverwijt voegde zij er aan toe „Het is erg onbeleefd van mij, den eersten avond van mijn komst reeds in slaap te vallen. Je bent zeker in het park wezen wandelen ging zij voort, na een blik op de shawl te hebben geworpen, die het jonge meisje op een stoel had neergelegd. „Ja, het was zoo'n mooie avond en Mevrouw Lexton viel haar eensklaps in de rede met den uitroep „O, Claire, je diamanten haarspeld Claire tastte even ontsteld naar heur haar. In derdaad, haar diamanten haarspeld, een kostbaar juweel, dat een zeer hooge waarde vertegenwoor digde, was verdwenen. Doch meteen was zij zich zelf weer geheel meester en ten einde haar nicht ge rust te stellen, voegde zij er op lichten toon aan toe „O, maak je niet ongerust, dat is in orde." „Dus je hebt haar afgelegd voor je uitging Heel verstandig van je, lief kind," antwoordde mevrouw Lexton. Juist op het oogenblik, dat zij hun kopje thee wilden gaan drinken, kwam er'n bediende binnen. „Hier is een heer, juffrouw," zei hij, „die u graag even zou willen spréken. Hij maakte zijn veront schuldiging, dat hij zoo laat kwam, maar hij zei, dat het een belangrijke aangelegenheid gold en dat hij u niet langer dan een minuut op zou houden. Hij wacht op u in de bibliotheek." „Best," zei Claire, „ik kom onmiddellijk." Nadat zij een nieuw kopje thee voor mevrouw Lexton ingeschonken had, ging zij, na even snel een blik in den spiegel te hebben geworpen en heur haar wat te hebben geschikt, naar de bibliotheek. Onder de grootc kroon in het midden van het ver- tiek stond de man, die dien middag een hoofdrol gespeeld had in het melo-drama, dat in het bosch was opgevoerd, en op een tafel, vlak bij hem, lag de diamanten haarspeld, welke zij sinds enkele oogenblikken miste. Zooals bekend zijn de romans der „Hollandsche Bibliotheek" uitsluitend voor abonné's van dit blad, bij wijze van premie, verkrijgbaar tegen de uiterst geringe vergoeding van 17% cent voor een inges naaid exemplaar of 70 cent in luxe prachtband. (Franco toezending per post volgt na ontvangst van postwissel resp. van 22% °1 80 cent). Onze bezorgers of agenten zijn verplicht deze premleboetaen aan onze abonné's aan te bieden. Gaarne vergoeden wil portokosten van briefkaarten die eventueel verzuim biervan aan ons hoofdkantoor mcdedeelen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 26