No. 1 VRIJDAG 3 JUNI 1932 31 3e ktib-kias-blohkendooi, of fotogtafen-qiel met een wolkankicMet, dia vanuit vetócbiilende boaken U opgenomen arm heb. Zóóver zijn we gelukkig nog niet met de techniek. En ik ben be nieuwd, wat u er op tegen hebt, dat ik af en toe mijn familie op visite krijg." Bij het woord „familie brak mevrouw Giesecke in een buitengewoon hoonend gelach uit. Bleisenkel ergerde zich daarover, en hij boog zich over de trapleuning heen, om de strijdlustige dame ongezouten zijn meening te zeggen. Er volgde een ontzettend gekraak, en de trapleuning lag een halve ver dieping lager, vlak voor de voeten van mevrouw Giesecke. Het was Bleisenkel maar nauwelijks gelukt, haar óók niet voor de voeten te vallen. Hij tuimelde echter de trappen af, struikelde en viel de verschrokken dame, zeer tegen zijn zin, om den hals, zich aan haar vastklampend, zooals de drenkeling aan de reddende plank. Helaas was mevrouw Hona Manthey, de weduwe van twee hoog, door het lawaai uit haar middagdutje gewekt, en zij kwam op het portaal, om te zien, wat er aan de hand was. Mevrouw Giesecke rukte zich woedend los zij had nog net het boosaardige lachje gezien, waarmee de bevallige weduwe zich terugtrok. Buiten zichzelf van woede snelde ze naar haar woning, terwijl de teekenaar, luid scheldend, zich verschillende lichaamsdeeien bleef staan wrijven. Hij was niet gewond, alleen geschrokken; het had erger af kunnen loopen. Hij vond echter, dat hij wel een pretje verdiende, om van den schrik te bekomen, en noodigde voor dien avond drie schilders en twee schilderessen bij zich op de thee. Zij kwamen alle vijf de heeren in fluweel of manchester, de dames in haar schoonste toiletten van rose en lichtgroen crêpe de chine. Zij wisten, dat Bleisenkel graag keurig gekleede dames zag, die kon hij dan weer teeke nen in zijn advertenties. Hij had zijn best gedaan de tafel was gedekt, er stonden gevulde koeken en een fleschje met room, voor bij de thee, en een flesch, die aan de beurt zou komen, als de thee flauw ging smaken. Het beloofde werkelijk een avond van echte ontspanning te worden. In den haard lagen de houtblokken klaar, want 't weer was nog rijkelijk koel. Tegen half tien liet Bleisenkel een vroolijke vlam opschieten, waardoor de gezelligheid zeer werd verhoogd. De beide schilderessen gingen vóór het vuur zitten, de eene op een kussen, de andere op een saamgevouwen deken de heeren zaten wat meer naar achter. Om kwart voor tien, toen het vuur een zekere hoogte van warmtegraden had bereikt, schoot er uit den schoorsteen, met cen donderend geruisch, een machtige roetwolk, en een ontzettende luchtdruk wierp de zes personen, met de drie stoelen en één kist, omver. Bleisenkel kroop onder een omgevallen ezel vandaan. De kamer was één puinhoop, geen meubel was er meer heel. Puin, asch, roet en kalk lagen overal. De theetafel lag in een hoek op haar zijde, de gevulde koeken en de likeur waren tot een zonderlinge brij geworden. De twee schilderessen schreiden. Zij hadden ieder maar één beste japon, en die zat van onder tot boven vol gaten en nog voller met roet. Haar ge zichten, halzen en armen waren zwart en haar haren verzengd. De mannen hielpen de twee dames op de been, maar één van de twee rukte zich plotseling los, haalde uit, en gaf Bleisenkel een oorveeg, dat hij bijna opnieuw omtuimelde. Toen grepen beiden haar mantels van de spijkers en liepen schreiend de deur uit. Zij holden de trap af, en de drie mannelijke gasten gingen haar achterna, twee razend en tierend, één met een blik van minachtenden toorn naar den teekenaar. „Die komen nooit meer terug," dacht Bleisenkel grimmig; hij wierp een blik op den troosteloozen warwinkel en ging midden tusschen de puinen zitten, met het hoofd in de armen gedoken. Goeie reclame-plaat voor een verzekeringsmaatschappij, dacht hij. Den volgenden ochtend kreeg Siegfried Blutstein, een verdieping lager, achter elkaar zeven electrische schokken en een aanval van razernij. Allé schakelaars, ja zelfs de deurknoppen schenen geladen te zijn als Leidsche flesschen. Hij schreeuwde als een wildeman, en als mevrouw Manthey, die op de zelfde verdieping woonde, zich niet over hem had ontfermd, en uit medelijden een electricien had geroepen, zou hij waarschijnlijk in zijn radeloosheid de brandweer en het leger hebben opgebeld. De electricien kreeg eerst zelf een paar electrische schokken, scharrelde daarna een half uur met een ernstig gezicht aan de hoofdleiding en ging toen koffie drinken. s Middags kwam hij terug, hij schroefde alle schakelaars en alle deur knoppen los en nam ze mee. Hiermee was de ramp ten einde, normale toestanden waren er echter nog niet. In geen der woningen van het huis wou het licht branden, en niemand kon er een oorzaak voor vinden. Bovendien rezen er 's nachts fluitende en huilende geluiden op die nu eens uit den kelder, dan weer van den zolder, en een anderen keer' uit het trappenhuis schenen te komen. «et leek wel, of het heele huis vol zat met terugkoppelende radio-Iief- hebbers, en het duurde niet lang, of de zenuwen der huurders waren gespan nen tot verscheurens toe. Mevrouw Giesecke stelde haar man voor naar een medium te gaan. „Er is tooverij in 't spel, dat laat ik me niet uit 't hoofd praten. En als er tooverij in 't spel is, moet je er een medium bij halen, bijvoorbeeld Weissen- berg. Die kan ermee terecht. Je moest eens hooren, wat mevrouw Wandtke meegemaakt heeft. Die kan ermee terecht, zegt ze." De postambtenaar antwoordde maar één woord „Ktets." Door de verdediging van die twee standpunten kwamen zij het grootste gedeelte van een tamelijk onrustigen nacht door. Den volgenden dag bewees overigens een gesprek tusschen mevrouw Giesecke en mevrouw Manthey, dat ook de bevallige weduwe zich geneigd voelde, de merkwaardige gebeurtenissen van de laatste dagen toe te schri.ven aan invloeden van boven- of onderaardsch karakter. Als bewijs haalde ze de electrisch geladen woning van Blutstein aan. „En de electricien zegt, dat hij niet snapt, hoe 't mogelijk isNou als die t niet weet, wie moet 't dan weten 1 Die is er toch voor! Nee nee, mevrouw Giesecke, er is hier iets niet in orde, dat is zoo zeker als Amen in de kerk In ruil kreeg zij het drama van Bleisenkel heet uit de pan opgedischt en het maakte diepen indruk op haar. i-i "»!Wee ni®uw'e.zliden jaP°nnen zegt u, mevrouw Giesecke Verschrikke lijk. Maar zulke lui verdienen niet anders." „O zoo 1" knikte mevrouw Giesecke. (Wordt voortgezet

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 31