Daar komt de knecht met de emmers al aan. Wilhelminadorp) Dagelijks terugkomende zorgen vraagt het vee van de Zeeuwsche boerderij, dat op een melkbeurt wacht. VRIJDAG 3 JUNI 1932 No. 1 De boeren bestaan weer. Bestonden ze dan hiervoor niet Ja, dat is te zeggen, tegen woordig heeft de landbouwer ook in den winter zijn werk en zijn zorgen, maar het eigen lijke boerenleven wacht toch op het voorjaar om zich ten volle te kunnen ontplooien. Maar dan rijst er al weer een vraag Bestaan de boeren dan werkelijk? Neen, en we gebruikten het woord nu in de beteekenis van: een bestaan vinden, de boeren vinden dit op het oogenblik niet. Het is begrijpelijk, dat de stedelingen zich van het klagen der landbouwers niet zoo heel veel aantrekken. Terecht geldt het ge zegde, dat ceti boer altijd klaagt. Maar een bedrijf, dat aan zooveel veranderlijke invloeden is bloot- De zorg voor het jonge goedje. Kattendijke dat er wel werkelijk reden te over tot klagen bestaat. Het is in een normalen tijd al zoo, dat bijna geen enkele boer zich rijk boert. Ons komt tenminste deze bewering steeds meer als een fabel voor. Zeker, er zijn tijden geweest, kortere of langere perioden, gedurende welke de landbouwersstand zich vergenoegd in de handen kon wrijven, maar in door snee worden de kapitalen niet in den landbouw verdiend. En van onze boeren hebben we den Een prachtdier op de veehouderij van den Wilhelminapolder moet ook even op de kiek. Een stier, die plm. 1300 K.G. weegt. dan gesteld, geeft veel reden tot klagen. En, zoo is het toch ook, de boeren klagen op 't oogenblik niet zooveel harder dan anders. Dit is wel heel merk- Want indien men, zooals wij, zijn oor eens heeft te luisteren gelegd aan de deu- veel landbouwers-wo- weet men toch, waardig. ren van ningen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 8