DOOR F. Het spijt me heel erg, dat ik u zoo lang heb laten wachten. Hij moest het verband vernieuwen." „Och," zei miss Larrimore, ,,het heeft heusch niet zoo lang geduurd." „U hebt u zeker uitstekend geamuseerd vroeg hij bijna jaloersch, „wat hebt u wel uitgevoerd Ze aarzelde merkbaar. Eindelijk antwoordde ze „Ik heb zitten denken.... denken en.... wat frissche lentelucht zitten genieten. Ik heb alle ramen wijd open gezet. Het is buiten heerlijk zacht." „Ik wou dat ik naar buiten kon," zei hij zuchtend. Ze had terstond spijt van haar gezegde. „Toe, neemt u me niet kwalijk.. het spijt me, dat ik dat zoo ondoor dacht gezegd hebmaar.jawaarom kunt u eigenlijk niet uitgaan Dat verband om uw oogen laat immers geen licht door, wel „Neen, dat niet. Maar dat is de kwestie niet. Ik durf het niet te wagen. De gedachte alleen al van me tusschen de menigte te begeven, maakt me bang. En danhoe moet het gaan op de kruispunten „Ik zou u kunnen geleiden," zei ze. „Als ik maar durfde. Als ik maar in een wat stillere buurt woonde. Of als..'.ja, daar heb ik een idee Waarom zouden we niet rijden „Rijden?" herhaalde ze, alsof ze hem niet begreep. „Ja, natuurlijk. Dan had ik niet verder te loopen dan van mijn kamer naar den auto en van den auto naar mijn kamer hier terug. Ik zou me in den wagen heelemaal veilig voelen, denk ik zoo." Ze zei er niets op. „Zoudt u daar zin in hebben vroeg hij na een poosje. „Om te rijden in den zonneschijn door het park of langs de rivier vroeg ze droomerig, „of ik daar zin in zou hebben Dat lijkt me iets wonderlijks Hoe vaak heb ik al staan kijken naar al die voorbijkomende auto's En me voorgesteld, hoe heerlijk dat wel moest zijn Hij stond verwonderdeen beetje ongeloovig. „Wilt u dan beweren, dat u nog nooit met een auto gereden hebt „Nooit," antwoordde ze eenvoudigweg, „maar ik heb er wel vaak naar verlangd. Het moet wel iets heerlijks zijn met zoo'n vaart voort te stuiven met den wind in je gezicht en door je haren heen." Hij was overbluft. Hijzelf had een auto altijd iets zoo heel gewoons ge vonden. Het prikkelde zijn verbeelding te bedenken, welk een sprookjesland hij dan wel voor haar kon ontsluiten. Als ze werkelijk tot nog toe zóó weinig van het leven genoten had „Zoudt u even willen schellen vroeg hij. „Schellen vroeg ze afwezig, als ontwakend uit een droom. „Jamet de belvoor Oiddings, ziet u „O ja.... natuurlijk!" Haar stem klonk een beetje onzeker. Hij hoorde haar voetstappen heel zachtjes over het tapijt gaan. „Mag ik u één een heel.heel akelige vraag stellen vroeg hij glim lachend. Ik zal u antwoord gevenalsals ik het kan." „Hoe oud bent u Na een oogenblikje kwam haar antwoord. Ze scheen de vraag eerst ernstig overdacht te hebben. „Een en twintig," antwoordde ze. „En hebt u altijd in de stad gewoond?" Weer aarzelde ze, voordat ze zei „Ik ben hier niet geboren." „Waar dan wel „Buiten. Ik herinner me datmaar slechts vaag. Het lijkt menu zooiets van een sprookjesland." Oiddings kwam binnen. „Jawel, meneer?" vroeg hij om zichzelf aan te dienen. „Ik moet den open wagen hebben, Oiddings," zei Philips. „En dadelijk na de lunch." „Jawel, meneer." „Is de lunch al klaar?" „Bijna meneer. Nog een paar minuutjes." Oiddings verdween van het tooneel. Philips hoorde, hoe het meisje zacht jes in de kamer rondging. Hier werd een stoel verschoven, daar hoorde hij, hoe ze een of ander snuisterijtje opnam en weer neerzette. Eenmaal zuchtte ze. „Wat scheelt er aan vroeg hij dadelijk. „Is er iets niet in orde Ze gaf geen antwoord. Het eigenaardige gevoel, dat hem telkens over viel, als hij sprak, zonder antwoord te krijgen, overviel hem nu ook. Bijna scherp herhaalde hij „Miss Larrimore 1" „Ja..a Ze had terstond geantwoord en wachtte nu op wat verder kwam. „Hebt u ergens hinder van? Tobt u over iets?" „Welnee...." antwoordde ze langzaam. „Hoe.... hoe komt u op dat idee „Omdat u zoo ongedurig bent," antwoordde hij. Ze gaf geen enkelen uitleg, maar staakte haar rusteloos heen en weer geloop. „Miss Larrimore 1" riep hij opnieuw. „Ja „Blijf in hemelsnaam rondloopen, als u NTq A daar zin in hebt. Oa niet stilzitten, omdat ik NU. U dat gezegd heb. Ik vroeg me alleen af, of er iets was wat u hinderde en of ik soms iets voor u doen kon De deur ging open. Hij hoorde het meer dan duidelijk en veronderstelde, dat ze was weggegaan. „Miss Larrimore riep hij bijna woest uit en sprong uit zijn stoel op. Zij legde haar hand op zijn arm. „Ja, ja," ze> ze geruststellend. „Ik ben hier immers." „De lunch staat klaar, meneer," kwam Oiddings zeggen. Zij stak haar arm door den zijnen en hij hield zich aan haar vast en voelde 'n trilling door zijn leden. Voor het eerst scheen zij het te bemerken. Hij voelde, hoe haar arm heel eventjes trilde en de neiging toonde om zich terug te trekken. Het deed hem inwendig pijn. Trok ze zich van hem terug om zijn blind heid of uit schaamte en wroeging Schrok ze misschien terug, omdat ze zich erover schaamde, dat ze zulk een misbruik van zijn hulpeloosheid gemaakt had Kon hij haar toch maar één keer in de oogen zien.1 Gedurende de lunch werd er door geen van beiden veel gezegd. Hij was gedrukt en voelde zich steeds somberder en minder op zijn gemak. Hij be greep niet, waarom zij zoo stil was. Het gerinkel van het servies en de stappen van Oiddings klonken buitengewoon hard. „Ik kan niet zien, Giddings," zei hij opeens geprikkeld, „maar ik ben nog niet doof. Wat kraken die schoenen van jou afschuwelijk. Ik wou, dat je rubberzolen ging dragen." Jawel, meneer," zei Giddings onverstoorbaar. Toen werd 't weer stil, totdat zij opstond, hem 'n arm gaf en hem van tafel wegvoerde naar zijn zitkamer. Hij nam haar arm aan, liet zijn hand langs haar arm omlaagglijden en nam haar handje in de zijne. Ze schrok en trachtte haar hand los te krijgen. „Toe," zei hij ernstig. „Weet u dan niet, wat een handdruk beteekent Weet u waar die gewoonte vandaan komt en hoe die begonnen is „Nee....," antwoordde ze schuw. Ze liet haar handje nu in de zijne liggen. Ze beantwoordde den druk van zijn hand niet, maar deed ook geen poging meer om zich los te maken. „Eeuwen en eeuwen geleden, toen er nauwelijks wetten bestonden, en de menschen elkaar voortdurend bestreden, kwamen vrienden elkaar steeds tege moet met uitgestoken en geopende rechterhand. Dat deden ze als teeken, dat ze geen vijandelijke bedoelingen koesterden, want de rechterhand was de hand, die speer of zwaard hanteerde. Dat is de oorsprong geweest van een-hand geven om vriendschap te betuigen. En als ik vandaag dus uw hand neem, dan wil ik daarmede zeggen, dat ik uw vriend wil zijn." Hij zweeg, maar zij gaf geen antwoord. „Als u iets mocht hebben, dat u hindert, kom er dan gerust mee bij me," voegde hij erbij. „Ik denk zoo, dat ik u alles en alles zou kunnen vergeven Ik geloof, dat ik alles voor u zou kunnen doen, wat u maar rust en vrede zou kunnen schenken. U hebt een zekeren invloed op me gekregen." „U moet zulke dingen niet zeggen," zei ze. „Toe, doe het niet meer Er is niets wat me hindert.niets.waar u ietsaan zoudt kunnen doen het is enkelenkel maar Ze kwam niet verder. „Zoudt u niet een beetje vertrouwen kunnen schenken „Jawel.... dat is het juist." „Wat dan Ze hield opeens den adem in. ,,'t Is niets," antwoordde ze. „Heelemaal niets Giddings deed de kamerdeur open. „De wagen staat voor, meneer I" De rit.haar eerste rit in 'n particulieren wagen, werkte sterk op haar stemming. Ze scheen opgewonden van plezier. En omdat hij niet zien kon, deed zij haar best om voor hen samen te kijken. Ze vertelde hem dat ze langs wijde, groene grasvlakten reden of langs stukken land, waar het gras nog bruin was na sneeuw en vorst. Ze noemde hem de lentebloemen, die ze bloeien zag en toen ze langs de rivier reden, beschreef ze hem den zonsondergang. Als ze ophield met praten, stelde hij haar nu en dan een vraag, om haar aan den gang te hou den en hij genoot van haar aardige opmerkingen en grappige opvattingen. Zoo had ze de eigenaardigheid, om aan ieder huis een menschelijke eigenschap toe te schrijven. Ze beschreef ze als een huis „als een oud moedertje", eenvou dig en praktisch, als een „verwaand, hooghartig" huis, dat van kostbare ma terialen gebouwd was, maar er kil en ongezellig uitzag, of als het „parvenu huis, dat eigenlijk in een zijstraat stond, maar een uitgang had op de hoofd straat, om zoodoende een deftiger adres te hebben, of een zakelijk huis, groot en massief, waarin alleen aan geld gedacht werd en zoo meer. En ze toonde veel meegevoel voor treinen en auto's, die maar altijd moesten gaan, waarheen ze gestuurd werden. En ze vertelde hem, dat ze het heel natuurlijk vond, dat ze soms hun geduld verloren en uit wanhoop tegen een anderen wagen aanlie pen of stuk gingen. En dan hield ze er de meening op na, dat steden eigenlijk alleen voor zaken- doeleinden moesten gebruikt worden en afgesloten door hooge muren en poor ten, die op een bepaalden tijd gesloten moesten zijn. En dat alle menschen in de voorsteden moesten wonen, waar de lucht zuiverder is en ieder een stukje

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 12