&vzicM oft %de vanaf den 3aa*cAbetg. No. 2 VRIJDAG 10 JUNI 1932 47 „Wel, dat dwaze idee 1 't Is erger dan cholera of griep. Het is een onaf wendbare ziekte leder jaar gaat er een stel verdienstelijke schrijvers van novellen en korte verhalen aan ten gronde. Ze krijgen allemaal zin om iets „groots" te doen.... dat wil zeggen, iets vervelends zwaar-op-de-hand en vol met zedepreeken. Ze worden verloopcn grootheden „Dat is niet het geval met „Stephen de Vierde"," zei Philips met vollen mond, omdat Giddings hem juist aan het voeren was. „Stephen de Vierde is een prul, meer niet 1" antwoordde Cosgrave grim mig. „Denk je soms, dat je vereerders zooiets van je zullen slikken In plaats van auto's en jachten en jonge dames in lintjes en strikjes en knappe inbrekers en juweelendiefstallen en huwelijksverwikkelingen, zet je hun een familie van armoedzaaiers voor, vijf lui, die in een slop wonen. Wie heeft er nu zin om in sloppen te gaan rondploeteren, ook maar in zijn verbeelding, als hij evengoed in een chic hotel zitten kan? Wie geeft nu iets om een gelapte jurk Wie geeft zich de moeite de lotgevallen van een held te volgen, die zijn leven begint met vodden te koopen en eindigt als een krantenjongen Ik zeg je dan maar, dat zooiets je den doodsteek geven zal. Daar zit geen geld in „Geld kan me geen snars schelen 1" antwoordde Philips. „Ik wil een naam en een beroemdheid opbouwen, die iets blijvends is. Ik wil nu eens een boek schrijven dat van blijvende beteekenis is. Een boek, dat werkelijke waarde bezit „Dat klinkt alles heel mooi en waardig," zei Cosgrave. „Voor jezelf is dat zelfs schitterend, maar wat heb ik er aan Ik heb je roem voor je opgebouwd. Ik heb zooveel reclame voor je gemaakt, dat iedereen op de heele wereld, die Engelsch verstaat, je naam kent. Ik heb een heel kapitaal in je belegd, maar ik heb er mijn geld nog niet voldoende uit. Ik veronderstel, dat ik toch ook nog wel wat heb in te brengen, als het erover gaat, wat er met mijn ingestoken kapitaal gebeuren zal." „Jij hebt veel meer geld, dan je noodig hebten verdraaid veel meer dan de meeste menschen ooit bij elkaar gezien hebben," antwoordde Philips. „Maar niet zooveel als ik noodig heb." „Nou, in elk geval zul je aan mij nooit meer iets verdienen, door snert- rommel van me uit te geven. Ik heb je Stephen de Vierde gestuurd, omdat jij nu eenmaal recht van voorkeur hebt. Als jij het niet wilt laten drukken, dan zal een ander het wel voor me doen. Maar gedrukt zal het worden, al moest ik het zelf doen. Dat staat als een paal boven water 1" Cosgrave bleef stil voor zich uit zitten kijken en kauwde op zijn sigaar. „Als ik het eens onder een anderen naam uitgaf Je hebt immers al eerder een boek onder een schuilnaam uitgegeven „Neen, dank je. Ik heb geen zin om het te laten drukken en begraven onder vijf millioen andere boeken 1" „Maar ik zal er wel degelijk reclame voor maken Ik zal er zelfs heel veel reclame voor maken, juist om je te bewijzen, dat zulk soort boeken toch niet gaat 1 Ofwacht, dat is nog beter Dat is een goed idee 1 Ik zal het zonder schrijversnaam uitgeven en er al wat mogelijk is voor doen, om het te laten slagen. Ik zal in de kranten en weekbladen reuzenadvertenties zetten. Als het dan loopt, kan ik altijd bekend maken, dat het van jou is en je naam in de tweede editie zetten en in al de volgende. Als het mislukt, dan is jouw goeie naam als auteur niet verloren en kun je op de oude manier doorgaan met verhaaltjes te schrijven. Wat denk je daarvan „Ik zou menschen bereiken door mijn naam erop te zetten, die het nooit zouden lezen als het zonder mijn naam verscheen." „Maar dat zijn dan toch niet de menschen, die je hebben moet. Hier heb je nu een prachtgelegenheid om je een nieuwen lezerskring te vormen. Je hebt er niets bij te verliezen en alles bij te winnen. Wat denk je ervan Philips haalde de schouders op. „Nou, vooruit, goed.... naamloos dan.... op voorwaarde, dat ik schrijven kan, wat ik zelf wil, als dit een succes wordt." „Ik zal je even een contractje ter teekening sturen," zei Cosgrave, op staande. „Het zal me een aardig duitje kosten om jou te redden, Philips, maar je bent het me nu eenmaal wel waard. Ik zal hiermee vandaag nog naar een illustrator gaan." „Nee, dat niet," zei Philips, „geen illustraties erbij.... zelfs geen titel plaat. Liefst een heel eenvoudig linnen bandje met niets dan de titel erop." „Welja, zou je het niet liever in zakkengoed laten binden met kranten papier als binnenvoering Cosgrave liep naar de deur. Hij was er reeds vlak bij en op het punt den deurknop om te draaien, toen de deur van de buitenzijde geopend werd en miss Larrimore binnentrad. Ze bleef opeens stokstijf staan, met opengesperde oogen, vuurrood gezicht en blijkbaar verschrikkelijk verlegen. Maar voordat hij een woord kon zeggen, had ze haar vinger op de lippen gelegd om hem te waarschuwen, dat hij niets zeggen mocht en had hem daar bij smeckcnd aangezien. Hij keek haar verwonderd aan en verliet de kamer. Langzaam, aarzelend ging ze naar Philips toe. Giddings keek haar zoo streng aan, dat ze er verlegen onder werd. Ze had nog een hooge kleur en scheen erg beduusd. „Zoudt u niet liever naar uw werkkamer gaan vroeg ze, naast zijn stoel staande. „Ja, heel graag. Dat was mijnheer Cosgrave, de uitgever." Ze zei er niets op en gaf hem haar arm. „Ik heb zoo het gevoel, alsof ik een sleepbootje ben, dat een zeeschip voorttrekt," zei ze zachtjes. „Hoe dat zoo „Wel.... u bent zooveel grooter en gewichtiger en van zooveel meer belang dan ik," antwoordde ze met een zuchtje. „Kwam die mijnheer Cos grave voor Stephen (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15