Ll/PV/l^vonWO^k ïSjiSS®' tiei tovotw TIENDE HOOFDSTUK Op den elfden dag, dat mevrouw Manthey met mevrouw Giesecke over legde, bracht Tommy Quint zijn bezoek aan Bobby Liechtenstein. Tommy was in zijn eerste woede 't liefst weer bij zijn vriend naar binnen gestormd, om hem een paar ribben in te slaan, dat uilskuiken, dat. dathij kon zelfs geen naam vinden voor zoo'n idioot. Maar hij deed het niet. Enkele seconden later hield hij zichzelf voor, dat hij er geen steek verder mee kwam, en op slot van rekening kon de arme gek ook niet voorzien, dat het meisje het briefje te zien zou krijgen. 't Was allerellendigst. Maar het verwonderde hem niets, dat zij weg- geloopen was. Zij voelde zich natuurlijk laaghartig bedrogen, voor den gek gehouden, in een val gelokt, wat 'n pech 1 Hij ging aan 't stuur zitten en reed in zijn woede ver weg uit Berlijn. Hij raasde maar voort, zonder doel, met een snelheid, die de verkeers politie de haren te berge deed rijzen. Het was afgrijselijk, ontzettend, on duldbaar. Hij reed tot Bernau. Toen keerde hij om. Hij moest Flox spreken. Hij zou geduldig haar verwijten aanhooren, hij zou zich vernederen tot op den grond, dan rustig een uitleg beginnen met zoo'n buitengewoon meisje moest er te redeneeren zijn. Hij zou een beroep doen op haar zin voor humorHij was weer vol hoop, toen hij in de Mahrenholzstraat kwam. Maar zij was niet te spreken. Ze kwam zeer laat thuis uit de zaak, kwam zoo zacht mogelijk binnen en roetste naar haar kamer, vóór hij de gang had kunnen opstormen. Tommy moest op zijn kamer blijven, tot hij geroepen werd om te eten. Aan tafel zou hij haar dan toch zienMaar hij hoorde onheilspellende geluiden. Ze had een kort en heel kalm gesprek met haar tante, die naar haar kamer was gegaan, uit angst, dat ze ziek was. Toen hoorde Tommy borden kletteren. Ze gebruikte het maal op haar kamer. Anders deed ze dat altijd in de huiskamer. Zoo duidelijk mogelijk wou ze hem laten blijken, dat ze hem niet wenschte te treffen, hem niet zien wou. Schuchter probeerde hij mevrouw Winter uit te hooren, maar uit hard- hoorige menschen, die geen al te groote belangstelling mogen vermoeden, is niet veel nieuws te krijgen. Tommy at zoo snel mogelijk, en ging toen weer naar zijn kamer. Daar zette hij zich aan het wankele bureau van wijlen den heer Winter, om een verzoenenden brief op te stellen. Het was moeilijk werk. Wat hij schrijven wou, kón hij niet schrijven ze zou het niet eens willen lezen, en de woorden, die ze zien zou, maakten haar toorn nog heviger. En wat hij op het papier kreeg, zei niets, 't was onuit sprekelijk nuchter, belachelijk van onbeholpenheid. De eene poging na de andere mislukte. Hij frommelde de vellen stuk voor stuk in elkaar en mikte ze naar de papiermand. Hij had geen rust om naar bed te gaan. Hij zat er zelfs over na te denken, of 't maar niet beter was, het op te geven, zonder dralen de deur uit te sluipen, naar zijn oude hotel te gaan en morgen iemand te sturen om zijn bagage. Maar met schrik merkte hij op, hoe de gedachte daaraan hem pijn deed. Hij had trouwens nu geen zin om in te pakken, het kón niet, met één kaars als eenige lichtbron, de laatste kaars, die al bedenkelijk slonk. Hij blies woedend het lichtje uit, ging gekleed op zijn bed liggen, en dacht alles door elkaar. Eindelijk deed hij verwoed zijn best, om in te slapen, en dat lukte hem tenslotte ook, nadat hij de groote staande klok in de huis kamer nog luid en duidelijk elf uur had hooren slaan. Hij doorleefde onrustige droomen, en schoot toen plotseling overeind, in een onaangenamen twijfel, of hij nu werkelijk wakker was.. of zou Bobby Liechtenstein, dien hij met een hockey-stok vreeselijk had afgeranseld, straks de kamer binnen komen om wraak te nemen Uit een hoek kwamen zachte, klokkende geluiden, als van stroomend water. Zie je wel ik droom, dacht hij. Nieuwsgierig trok hij aan het rafelige touwtje van den bedschakelaar. Er kwam geen licht. Maar hij herinnerde zich, dat de electrische hoofdleiding niet in orde washij wist niet meer, dat hij gekleed was, en tastte naar het doosje lucifers op het nachttafeltje. Hij raakte het wel, maar stiet het meteen van het nachttafeltje. Zenuwachtig van ergernis boog hij zich over den rand van het bed, en tastte naar den vloer, om het doosje te vinden en greep in het water. Met een heftigen uitroep sprong hij het bed uit, het water spatte omhoog. Licht moest hij hebben, licht Nog dacht hij er niet aan, in zijn zakken naar lucifers te zoeken. Hij stond radeloos, onbeweeglijk, een paar seconden lang en dwong zich, om na te denken. Ja, in het laatje van het nachtkastje moest nog een doosje lucifers liggen. Hij vond ze, streek verwoed een houtje aan, en ontstak het overgebleven stompje kaars. Mooie boel 1 De heele vloer van de kamer was over stroomd. Het water kwam tot over den neus van zijn schoen. Met het eindje kaars in de hand ging hij op onderzoek en al vlug zag hij, dat het water onder de tusschendeur uitkwam, die altijd op slot was. Aan den anderen kant van die deur sliep Flox met haar tante. Hij klopte, klopte nog eens, kreeg geen antwoord. Toen schoof hij den knip aan zijn kant los, en begon aan de deur te trekken. Er was geen ver wikken of geen verwegen aan. Een monsterachtige woede greep hem aan. Wie weet, wat er met het meisje gebeurd was Hij hoorde maar niets. Hij greep de klink van de deur met een kracht, alsof hij haar fijn wou knijpen, en rukte zoo hard hij kon. Toen hoorde hij in de aangrenzende kamer stemmen een gilletje van de tante, kalme woorden van Flox, die hij niet verstond. Hij rukte en trok door, zonder te denken, en het was, alsof een onzicht bare kracht hem hielp. De deur vloog open en de onzichtbare kracht werd zichtbaar een watermassa, die hem bijna van de been sloeg, en hem door schoenen en sokken en broekspijpen heen omspoelde, griezelig koud. Bovendien kreeg hij de weggedrongen deur tegen het hoofd, zoodat de sterretjes hem voor de oogen dansten. Uit de diepte van de donkere kamer echter kwam er een koele, heldere meisjesstem „Wilt u alstublieft die deur dadelijk weer dicht doen, meneer Quint We zullen u wel roepen, als we zoover zijn." Tommy antwoordde, dat de deur niet meer dicht kón, en trok zich toen, door 't klotsende water baggerend, twee meters terug. „Zoo," hoorde hij eindelijk, en het woord als een uitnoodiging opvattend, kwam hij weer naar de deur, en lichtte met zijn kaars de kamer in. Daar stond het water bijna tot aan den rand van de twee bedden, waarop de dames gehurkt zaten, gekleed, met ieder nog een deken om ter bescherming tegen de vochtige kou, aan den muur tegenover de deur Flox, aan den kant van Tommy's kamer mevrouw Winter. „Neemt u mij niet kwalijk," zei Tommy beleefd, „maar waar wou u eigen lijk naar toe zwemmen Hij was blij, dat hij haar tenminste weer zag, dat ze tegen hem sprak, en dat nog wel in omstandigheden, waarnaar alle minnende jongelingen snakken omstandigheden, waarin hij als redder kon optreden. Mevrouw Winter zat zachtjes te klagen. „Wat is er eigenlijk gebeurd vroeg het meisje, met een stem, waaraan te hooren was, hoeveel moeite het haar kostte, niet te gaan schreien. Tommy haalde de schouders op. „Een buis van de waterleiding gesprongen, denk ik," zei hij lakoniek. „Ik wou alleen maar even kijken, of er hier nog niemand verdronken was. Bij mij stond 't water een halve hand hoog. Nu is 't tenminste een beetje verdeeld." Hij aarzelde even, maakte toen een buiginkje en scheen zich terug te willen trekken. „Helpt u ons tenminste eerst hier even uit riep Flox. Tommy keek haar aan en lachte. Met drie groote stappen plonste hij als een Triton door het water, tot hij vóór haar stond. „Eerst tante," commandeerde ze. Hij ging terug, nam de tante met een fikschen ruk op zijn schouders, en droeg haar weg, eerst naar zijn kamer, toen de gang in. Daar was 't nog maar nauwelijks vochtig eerst nu begon het water over den drempel heen te stroomen. Hij zette de tante bij de bovenste traptrede neer, en ging toen zonder te spreken terug, om het meisje te halen. „Hoe krijgen we dat er nu allemaal weer uit," jammerde Flox, terwijl hij met zijn zoeten last door de beide kamers waadde. Zij hing verschrikt en bezorgd in zijn armen. Zij kwamen geen van beiden op de gedachte, dat ze nu eigenlijk kalm weer op haar eigen beenen zou kunnen staan. „We zullen eerst eens moeten kijken, waar 't eigenlijk vandaan komt," zei Tommy, terwijl hij haar 't gangetje doordroeg. Intusschen was mevrouw Winter de trap afgedaald en stormde zij naar buiten, met de deken nog over haar schouders. „Hulp! Water!" liep zij te schreeuwen, en zij keek niet meer om naar haar huisgenooten. In de verte hoorden ze haar stem wegsterven in het woord „Brandweer". Hiermede was voor Flox en Tommy de overstroomingsperiode voor 't oogenblik geëindigd. Flox kwam plotseling tot het bewustzijn, dat zij zich aan den heer Quint vastklemde als een klein kind, en Tommy kwam tot het bewustzijn, dat het een onvergeeflijke nalatigheid zou zijn, als hij haar nu geen kus gaf. Dat deed hij dus. Hij was een man, die redelijk wist te handelen. „Ik had 't zoo goed bedoeld," zei hij fluisterend, „dat van vanmorgen Bobby is een oude vriend van me Maar hij had geen flauw besef..hij wist niet, hoe de vork in den steel zathij heeft 't heelemaal verkeerd begrepen. ik. ja?" zei Flox, en ze keek hem, zoo van nabij, aan met zoo'n wonder bare vraag in haar oogen, dat hij haar natuurlijk nog eens kuste.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 28