Md MuU aan De uitslag van de prijsvraag uit 't premieboek „Een jaar van haar leven 90 VRIJDAG 17 JUNI 1932 DOOR OLIVER SANDYS ONZE NIEUWSTE PREMIEROMAN is weereen boek - hoe kan het anders - dat zijn lezers van de eerste tot de laatste bladzijde zal boeien, omdat het een ver haal is dat én een buitengewoon interessanten inhoud heeft én op een zeer vlotten, aangenamen verteltrant bogen kan. We laten hier onze lezers kennis maken met de heldin van het boek. een persoontje dat al dra door haar karaktereigenschappen en haar manier van doen onze volledige belangstelling en sympathie heeft. Zoo begint deze frissche, boeiende roman: Verbazend, wat een mooi haar De jongeling, die voor de deur van 't meisjes weeshuis, gemakkelijk achteroverleunend in den auto van zijn rijke moeder, op haar wachtte, zat plotseling rechtop en was vol aandacht voor de kleine, slanke figuur, die over de leege speel plaats holde en toen verdween in een dichtbegroeid laurierboschje. Bedacht op eenig avontuur, zelfs in een plaats als deze, waar alleen kleine meisjes waren, allen met het haar in een vlecht en in blauw serge jurken, ging hij uit den wagen en hij liep ook naar het boschje. Het meisje, dat hij maar heel vluchtig ge zien had, leek hem ouder dan vijftien jaar de leeftijd, waarop het weeshuis de ouderlooze kinde ren de wereld inzond om hun brood te verdienen als dienstmeisjes. De kleur van haar haar was opvallend. De jonge ling beroemde er zich op, dat hij in één oogopslag vrouwelijke schoonheid kon opmerken. Een ont moeting achter het boschje kon misschien heel aan genaam zijn. Omdat hij voorzichtig en sluipend, op de manier van 'n speurend beest, naderbij kwam, had Kitty niets van hem gemerkt. Zij had zich door de struiken heen gewerkt om naar een bal te zoeken, en toen ze dien zag liggen, was ze te zeer verdiept in de moeite om hem er onder uit te halen, om op iets anders te letten. „Ik heb hem!" Ze hield den bal triomphantelijk in de hoogte. Ze had een kleur van inspanning. Bladeren en twijgjes waren in haar haar blijven zitten. Zij richtte zich op en toen zag ze ineens den jongeling. Hij lachte tegen haar op een wolfachtige manier. Er was een eigen aardige blik in zijn oogen zooiets als een sein dat op onveilig staat. Het was haar eerste ontmoeting met een ver liefden man, en als zoodanig was het jammer, dat dit haar eerste ervaring was. „Zeg, jij hebt mooi haar De jongeling ging haar zoo in den weg staan, dat ze hem onmogelijk voorbij kon loopen. Inwendig waarschuwde iets haar voor dien blik, en daar ze bovendien zeer gevoelig was voor aan merkingen over haar haar, werd ze boos. ledereen bespotte haar om de hevige kleur en de geweldige krul van dat haar. „Er is geen mensch, dat het mooi vindt, maar daarom heb jij er niets over aan te merken Zij keek verontwaardigd. Zij had er geen flauw begrip van, hoe hij daar ineens gekomen was, en het kon haar ook niets schelen. Al was zij een wees uit een liefdadigheidsgesticht, zij had toch een fieren en trotschen aard. De directrice van het huis was liefderijk en deed haar best om de kinderen, die aan haar zorg waren toevertrouwd, elk afzonderlijk te begrijpen en met hun aard rekening te houden. Maar haar macht was beperkt. Er was een bestuur van dames boven haar geplaatst zooals de moeder van deze jonge ling met de felle oogen. Tirannen, die den baas wil den spelen, omdat ze groote bijdragen gaven en in het bestuur zaten. De jongeling wist, dat zijn moeder spoedig zou komen en hij moest haar naar huis rijden. Jammer, dat dit kind met het prachtige haar niet meegaand bleek te zijn. Zij zei geen woord. Hij wilde haar kussen, of ze het goed vond of niet. Het was zijn sport, om tegenstribbelende meisjes te kussen. „Je hebt prachtig haar", zei hij nog eens. „Het was geen gekheid van me. Je bent een prachtig meisje. Je bent groot voor vijftien, nietwaar Ik ben zeventien," deelde zij hem mede. „Maar ik dacht, dat jullie weezen op je vijftiende jaar in een betrekking gingen. Dat heb ik mijn moeder hooren vertellen. Die is op het oogenblik bij de directrice." „Ik heb hier een betrekking. Ik moet op de kleine kinderen passen. De directrice kon mij niet missen, en daarom hebben zij me hier gehouden, en ik hoop, dat ik nog jaren lang kan blijven. Maar ik moet weg. Ik heb den bal gevonden." De jongeling strekte zijn armen wijd uit en ver sperde het nauwe pad. „Ik laat je niet gaan, voor je me een kus gegeven hebt. Kom, doe het gauw Ze was zoo verbaasd en geschrokken door de brutale vraag, dat ze 't eerste oogenblik niet ant woorden kon. Zij bukte snel, maar hij liet zijn armen zakken en hield haar om haar middel. Met zijn eene vrije hand beurde hij haar gezicht omhoog en kuste haar met onbeschaamde wildheid. Het hielp haar niet, dat zij hem tegen zijn schenen schopte. In zijn woest genot voelde hij geen pijn, totdat zij zich met een hevigen ruk losmaakte en hem met haar gebalde vuist recht tusschen zijn oogen sloeg. De slag maakte hem half blind en woedend tegelijk. „Jij duivel 1" Hij greep haar bij den pols. „Daar zal ik je nog eens voor kussen." „Als je het doet, dan bijt ik je." Zij wrong haar pols uit zijn greep los. Zij had meer spierkracht dan hij. Zij zag er nietig uit, maar ze was sterk. „Ik zal het aan de directrice vertellen! Durf me eens aan te raken Hij was plotseling bekoeld. Hij was grooter dan de laurierstruiken en kon er over heen kijken. De voordeur van het weeshuis was opengegaan en zijn moeder stond op de stoep te praten met de direc trice en keek onderwijl uit naar haar zoon. Hij werd kalm en onverschillig. „Ik zal je niet meer aanraken. Je bent te woest, lk'zou het maar niet vertellen. Het zou je heelemaal geen goed doen", zei hij en hij ging weg naar zijn moeder. Kitty bleef op het voetpad staan en wachtte tot hij weg was. Zij was buiten adem en zij kon wel huilen. Het leek wel of haar gezicht gekneusd was, en haar wangen gloeiden. In de worsteling had ze den bal laten vallen en weer verloren. Een van de kleine kinderen had gehuild, omdat hij weg was. Daarom was ze hem gaan zoeken. Zij begon opnieuw te zoeken en toen ze hem ge vonden had, ging ze terug. Er was geen auto meer te zien. Haar aanvaller was met zijn moeder weg gereden. Kitty ging naar de kinderkamer. Zij moest de zes kinderen, die haar waren toevertrouwd, baden en naar bed brengen. Zij had nooit poppen gehad, maar sinds zij m het weeshuis gekomen was, had ze altijd met levende poppen kunnen spelen. Haar jaren in het weeshuis van haar tiende jaar tot nu toe waren de gelukkigste van haar leven geweest. Als dezelfde directrice, die veel van haar hield, bleef, mocht zij misschien ook voor onbepaalden tijd blijven om voor de kinderen te zorgen. De directrice kende en begreep Kitty. Ze had geen onstuimigen, fieren aard en zij had iets zeer persoonlijks. Zij liet zich gemakkelijk leiden door iemand die goed voor haar was, maar ze was onhan- No. 3 delbaar voor iemand, die haar verkeerd begreep. Zij was altijd heel anders geweest dan de andere kinderen. Zij was een bepaalde persoonlijkheid. Dat maakte haar in de oogen van de directrice nog aantrekkelijker. Kitty zou nooit op anderen lijken. In de kinderkamer gekomen, vergat zij den on- aangenamen jongeling geheel. De kleine, die den bal verloren had, zat in haar bedje en strekte be- geerig de handjes uit naar den verloren schat. Daar is je bal, schat." Kitty veegde den bal af, en' mikte hem in het bedje. „Nu moet je Kitty twintig kusjes geven, omdat ze hem gezocht heeft. Ze tilde het kind op en al de andere kleintjes wilden ook aangehaald worden. Om zeven uur kwam de verpleegster, om gedu rende den nacht op te passen. Dit was Kitty's eigen domein en haar gelukkigste uur. Op weg naar huis voelde de jongeling, dat zijn moeder hem aankeek, en hij begreep, dat zij hem zou ondervragen. Zij had gezien, dat hij een roodc plek op zijn gezicht had morgen zou hij een paar blauwe oogen hebben zij wilde precies weten, wat er gebeurd was. „Wat is er met je gezicht gebeurd vroeg zij. „Waar was je, toen ik buiten kwam Waarom ben je niet in den wagen op mij blijven wachten Omdat ik mij begon te vervelen," antwoordde hij" „Als Chatficld een volgenden keer weer zijn vrijen triddag heeft, moet u mij niet voor chauffeur laten spelen.' Ik weiger dienst." „Maar hoe komt het, dat je gezicht zoo toegeta keld is?" vroeg zij. „Heb je gevochten Maar dat kan niet. Er zijn alleen meisjes in het weeshuis." Hij kreeg een hevig verlangen om zich te wreken op de driftkop met het dieproode haar, die hem deze verradelijke teekens in zijn gezicht geslagen had. En hij bracht een valsche beschuldiging tegen haar in. „Als u het weten wilt een meisje heeft het ge daan. Ik ging eens achter het boschje kijken, en toen kwam er een meisje, dat aardig tegen mij wou doen, maar ik had er geen idee in. Toen ik haar van mij af wou stooten, werd zij woedend en gaf mij een opstopper." „Verschrikkelijk Ik zal alle meisjes laten voor komen, dan kun je haar aanwijzen en dan moet zij er uit. Wat een verdorvenheid in zoo'n jong kind Er moet eens grondig onderzoek gedaan worden naar het zedelijk gehalte van het weeshuis." „Zoo heel jong was ze niet ongeveer zeventien zij had een ragebol van rood haar", duidde de jongeling haar nader aan. Toen hij eenmaal begonnen was met te liegen, besloot hij er maar mee door te gaan. Het meisje moest boeten voor haar hevig verzet. Wat duivel hij was toch een heer, en zij had buitengewoon vereerd moeten zijn, dat hij haar wou kussen. Hij deed hetzelfde met de dienstmeisjes van zijn moe der en geen enkele dorst er iets van te zeggen. „ik ben niet van plan, een soort inspectie te houden", zei hij, bang wordend. „Misschien heeft zij het voorjaar in haar hoofd. Ik zou er maar niets meer van zeggen." „Ik laat het er niet bij zitten. Het is mijn plicht als bestuurster. Ik geloof, dat ik al weet, welk meisje je bedoelt. Wat wilde ze eigenlijk van je „O, niets bijzonders. Alleen dat ik haar kussen zou. Maar hoe dan ook, ik ging er niet op in." Zijn moeder zette de lippen op elkaar. Als ze op wraak zon, was zij niet meer tegen te houden. Zij was onbarmhartig. Kitty had nu een vijand. U weet. dat de premieboeken van de „Hollandsche Bibliotheek" uitsluitend voor onze abonne s verkrijgbaar worden gesteld voor den uiterst geringen prijs van slechts \7y2 cent. ingenaaid, of 70 cent in luxe prachtband, bij onze bezorgers, agenten of Hoofdkantoor. Franco toezending per post volgt na ontvangst van postwissel groot resp 22! of 80 cent. toegezonden aan ons Hoofdkantoor of rechtstreeks aan de Administratie van de „H.B." Nassaulaan 51 Haarlem. N.B. In dit boek bevindt zich 'n prijsvraag waaraan 'n Hink aantal prijzen verbonden. t-«-i 1- ;:i aooirinrii'7pn oTont f ■j.'tn elk. Aan dc volgende dsmes Voldoende aan 't verzoek van de Administratie der „Hollandsche Bibho theek" publiceeren wij hier den uitslag van 't Telefoon-Kruiswoordraadsel, hetwelk voorkwam in het premieboek „Een jaar van haar leven De oplossing is: VERTICAAL: i. hij, 2. fel, 3. net, 4. Osteria, 5- «at, 6 lio 8. gal, o. gaar, 10. entente, 12» slee, i6* klei, 17. gern, 19. bea, 20 kit, 22. du, 24. ei. HORIZONTAAL2. fijn, 4- oele, 7. egge, 11. stilstaan, 13. tap, 14- lat, 15- et, 16. keg, 18. re, 19. bleek, 21. idee, 23. riet, 25. audiëntie. DE HOOFDPRIJS, zijnde een open eiken boekenkast, is bij loting ten deel gevallen aan den heer J. I. DE WAARD, PAUL KRUGERSTRAAT 12, ASSEN, terwijl de twaalf geldprijzen, groot f 2.50 elk, aan de volgende dames en heeren werden toegewezen W. Dijkema, Tuinbouwstraat 113, Groningen; H. den Bode, ingogo- straat 8 II, Amsterdam Mevr. E. Pol de Boer, Steijnstraat 35, Hengelo (O N. A. Tap Jr., Schoolstraat 1, Utrecht P. Weckx, Hertogstraat 31, Eindhoven; L. Wachter, Raapopscheweg 102, Arnhem; Mej.T.v. Loenen, Veenwee 22, Deventer; H.Jansen, Cattepoelschweg 1, Arnhem; T. Douma, Schartzenberghlaan 19, Drachten; J. B. Faber, Petrus Hendrikszstraat 43c, Groningen; Tr. Classen, Parallelweg 35, Maastricht W. Bouwer, van Brakelstraat 35, Den Haag. Over dezen uitslag kan geen correspondentie worden gevoerd. De prijzen worden dezer dagen aan de adressen verzonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 26