*W<rf 'ft ml, die ticA laat leiden dooi een ezel. net een operettemaar ik weet niet, No. 4 De graaf boog, en ging voort „lk had graag, dat u mijn pupil en mij verge zelde naar een zeker land op het Europeesche vaste land. U zult me veroor loven, den naam van dat land voor 't oogenblik nog te verzwijgen. Als we daar zijn, zult u een rol moeten spelen door moeten gaan voor iemand anders, op wien u merk waardig veel lijkt." Jack keek lachend op, en ving daarbij den scherpen, gretigen blik op van de damesoogen, die zich langzaam van de zijne afwendden. „Voor een ander door gaan zei hij. „Ik heb zooiets wel eens gelezen of op 't tooneel gezien." De graaf en de dame zagen elkaar aan toen lachte de graaf. Het was nogal een gedwongen lach, die echter gemakkelijker en natuurlijker werd, toen Jack voortging „U wilt me zeker de plaats laten innemen van de een of andere politieke figuur, die zich een poosje niet wil laten zien. Klinkt wel amusant of 't wel lukken zou...." „Mijn waarde heer Alwynde, u onderschat uw talenten," zei de graaf, met een aanmoedigend glimlachje. „De rol, die u te spelen zou krijgen, is ongeveer, zooals u beschreven hebt. Ik verzeker u, dat er niets moeilijks aan is, al zal er wat onderscheidingsvermogen, tegenwoordigheid van geest en eh moed voor noodig zijn." De graaf scheen een goed menschenkenner te zijn, want hij had, natuurlijk opzettelijk, het woord gebruikt, dat de meeste uitwerking had op Jack. Die jongeman had het knappe uiterlijk der Alwyndes, maar ook den geest en den moed, en niemand kan ontkennen, dat de Alwyndes even weinig vreezen konden, als leven binnen de grenzen van hun inkomen. „Ik ben niet bang voor een kleinigheid," liet Jack zich door het aas vangen. „Ik zei ook niet, dat ik niet dorst, maar.... het comediespel Ik heb natuurlijk wel eens voor liefhebberij op de planken gestaan „Prachtig, prachtig," zei de graaf opgewekt. „U hebt, geloof ik, bij de cavalerie gediend „Eh.... ja," zei Jack, „bij de lersche landstorm-cavalerie. Ik ken de exercities en zoo." „Prachtig, prachtig," zei de graaf nog eens, „we komen er wel Dus dit is mijn bedoeling u stelt uzelf te mijner beschikking voor den tijd van een maand. U kunt er op rekenen, meneer Alwynde, dat ik niets onbetamelijks zal vragen. U zult geen vragen stellen u zult mijn orders gehoorzamen met de blinde gehoorzaamheid van een soldaat. Ik van mijn kant neem op me, zooals ik al gezegd heb, niets van u te vorderen, dat in strijd kan zijn met uw eer, en een bedrag van vijfentwintig duizend pond tot uw beschikking te stellen." Jack ging bij die woorden wat rechter zitten. Hij keek van den een naar de andere naar het glimlachende gezicht van den graaf, naar het ondoorgron delijke gezicht van de mooie vrouw op de sofa. Kalm en koel ontmoetten haar oogen de zijne. Zij scheen te wachten op zijn beslissing, niet onverschillig, maar met een effen, koninklijk geduld, met een rustigen ernst, dien zij zich niet verwaardigde te verhelen. „Dat is een heel bedrag, graaf," zei Jack. „Geen kleinigheid, als vergoe ding voor een beetje comedie...." Bij dit woord kwam er plotseling verandering in de uitdrukking van het mooie gezicht. De koude, trotsche oogen werden snel neergeslagen, de fraai- besneden lippen strak saamgetrokken. Ze maakte een lichte beweging. De glimlach van den graaf werd een grijns, een ongemakkelijke, verlegen grijns maar dat merkte Jack niet op, want hij keek naar de dame. „Precies een comedie," zei de graaf, zich herstellend van zijn korte ver slagenheid, „een stukje komische opera, iets, dat u zich met een glimlach en voldoening zult herinneren in latere, naar ik hoop gelukkige jaren." De hand van de dame ging naar haar keel, maar zij maskeerde die beweging, door haar avondmantel dichter om zich heen te trekken. „Het is, zooals ik opmerkte, een groot bedrag, maar wij begrijpen, dat we ons de diensten van een heer als u niet kunnen verzekeren zonder evenredig honorarium. De rol, die u te spelen zult krijgen, vereischt veel voorzichtigheid, tact en moed. Hoe denkt u er over, meneer Alwynde Er was stilte. De dame zat roerloos, haar blik weer op Jack gevestigd de glimlach van den graaf zag er uit, alsof die nooit van zijn gezicht zou komen. Natuurlijk dacht Jack aan Nora. Vijfentwintigduizend pond zou in de oogen van den heer Bolton Bolton geen groot fortuin lijken, maar voor Jack was het een fortuin het kon althans het begin van een fortuin worden in ieder geval was het genoeg, om hem het recht te geven, Nora's hand te vragen. En die som kon hij hebben over een maand Een maand, en Nora was de zijne „Ik ben tot uw dienst, graaf Erlandorff," zei hij. De graaf onderdrukte een zucht van verlichting. Er kwam een geruisch van zijde, doordat de dame een snelle beweging maakte, een gebaar van op luchting en tevredenheid. De graaf stak zijn hand uit, en zei, terwijl Jack die hand aannam „Ik wist wel, dat u ons helpen zou, meneer Alwynde, anders had ik u het voorstel natuurlijk niet eens gedaan. Nu zullen we als echte zakenmenschen onze afspraak op 't papier brengen." Hij trok een blad papier naar zich toe, en terwijl hij schreef zei hij, op zijn gemak en bijna terloops „We beginnen mor genochtend om zes uur. U zult ons de eer aandoen, hier om vijf uur met ons te ontbijten. Ik moet u verzoeken, mij op eerewoord te beloven, dat u, van dit oogenblik af, totdat uw zending vervuld is, met niemand in verbinding zult treden, noch mondeling, noch schriftelijk, noch door een tusschenpersoon is dat een bezwaar onderbrak hij zichzelf, toen hij van terzij naar Jack keek, en zag, hoe diens gezicht betrok. „Ik hoop van niet, want ik moet er bijvoegen, dat dit een der voornaamste punten is van onze overeenkomst misschien hèt voornaamste punt." Hij hield op met schrijven en wachtte. Jack zat na te denken. Hij zou Nora den volgenden avond niet kunnen ontmoeten, hij zou geen afscheid van haar kunnen nemen, haar geen boodschap kunnen zenden, haar niet kunnen mededeelen, waar hij heen ging iets wat hij trouwens zelf nog niet wist. Hij had al beloofd, dat hij haar niet zou schrijven. Hij zou terug zijn over een maand zes weken op zijn hoogst met vijfentwintigduizend pond in zijn zak. Het was tenslotte niet meer dan redelijk, dat zij óók iets deed, iets op offerde, voor die kolossale soms gelds, die hem in staat zou stellen, met haar te trouwen. ,,'t Is goed," zei hij. De graaf, die zijn man door en door scheen te kennen, en zich met zijn woord volkomen tevreden stelde, knikte en ging door met schrijven. „Hier is ons contractje een doodeenvoudig dingetje," zei hij, toen hij ophield. „Zullen we het teekenen Dit deden zij. „Wat het geld betreft, dat zal u worden uitgekeerd op den laatsten dag van uwuw zending. U logeert „Carlton," zei Jack. „En we mogen u om vijf uur verwachten Jack antwoordde bevestigend en stond op. Terwijl hij dit deed stond ook de dame op zij boog, en even later stak zij hem de hand toe, alsof ze daartoe bij nader inzien besloot. Jack raakte die hand even aan ze was brandend heet. De graaf vergezelde hem naar de lift, drukte hem warm de hand, en Jack ging terug naar Carlton. We zullen het verhaal niet ophouden met een be schrijving van zijn gedachten en gevoelens. Nauwelijks was hij op zijn kamer, of zijn hand zocht het roode strikje. Hij vond het niet in zijn portefeuille en in geen zijner zakken hij had het ver loren, of het was hem ontstolen. Ook nu zullen we van beschrijvingen afzien en zijn uitdrukkingen niet weergeven. Wordt voortgezet.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15