Op 106 dooi óni land. DERDE HOOFDSTUK. Vier dagen later stapte Jack uit den trein in Tykitsoh, de hoofdstad van het woelige staatje Barentsia. Met hem stapten uit madame Zonam, haar kamenier en graaf Erlandorff. Jack had de dame tijdens de vlugge reis maar heel weinig gezien, en nauwelijks tien woorden met haar gewisseld. De graaf echter had zich een heel prettigen reisgenoot betoond, en zeer aan genaam gesproken over alle onderwerpen - alleen hun zending uitgesloten de nieuwsgierigheid, die in Jack opkwam, moest hij onderdrukken, want h,j had beloofd, geen vragen te zullen stellen. Zij kwamen in t donker aan, en even vóór zij uitstapten had de graaf gezegd ,,'t Is hier 's avonds nogal frisch, meneer Alwynde. U moest den kraag van uw jas maar goed over uw gezicht trekken." lack was niet zoo onnoozel, dien raad niet te doorzien en h,j verborg zijn gezicht niet alleen zooveel mogelijk in zijn jaskraag, maar sloeg ook den rand van zijn slappen vilten hoed naar beneden. De dame was met haar kamenier verdwenen de graaf stak zijn arm door dien van Jack, drong snel met hem door de menigte, duwde hem zacht maar stellig in een rijtuig, en zonder op instructies te wachtten zette de koetsier zijn paarden aan zij reden naar een stil gedeelte van de stad, en stapten uit voor eeii huis, dat er vrij morsig uitzag. Er waren klaarblijkelijk toebereidselen getroffen voor hun ontvangst Alwynde kreeg twee weelderige, ineenloopende vertrekken, grenzend aan die, well-e de graaf betrok. Er werd een uitstekend diner opgediend de bedienden toonden groote bekwaamheid in hun vak, en Jack voelde zich, om een van zijn eigen uitdrukkingen te gebruiken, in de watten gelegd. De graaf gaf Jack den veelzeggenden raad, zijn behoefte aan lichaamsbeweging alleen in den avond bot te vieren, en voegde er de niet minder duidelijke aanbeveling bij, zijn gezicht goed te beschermen tegen de gure avondlucht. In Londen en in de meeste groote steden, zou een man, die zijn aanschijn zoo angstvallig 'trachtte te verbergen, een zekere mate van belangstelling onder vinden van het publiek in 't algemeen en van de politie int bijzonder, maar niemand schqen Alwynde op te merken, als hij rondwandelde, met hoog opge trokken kraag en diep neergeslagen hoedrand. Zelfs bespeurde hij, nj zijn zwerftochten door de stillere wijken der stad, dat een met gering aantal mannen even begeerig scheen, alle aandacht te ontgaan, als hij zelf. Wijl het hem verboden was, overdag uit te gaan, vermaakte hij er zich mee, de menschen op straat door de vensterruiten gade te slaan, waarbij hij zich steeds met zorg achter de gordijnen verscholen hield en hij krcegdm indruk, dat Tykitsoh een tijd van onrust en gisting doormaakte. Hij zag kleine groepjes mensch-n op straat, die de hoofden dicht bij elkaar staken en allemaal tegelijk praatten, maar met zachte stemmen en voorzichtige blikken. Nogal dikwijls kwamen er afdeelingen troepen langs zijn raam ma.cheeren, of in looppas voorbijsnellen de politie scheen op haar hoede te zijn er hing een waas van geheimzinnigheid over het interessante stadje. Alwynde was te weinig op de hoogte met buitenlandsche politiek om te weten, dat dit de gewo ne toestand was in heel Barentsia, maar speciaal in Tykitsoh. De graaf scheen het overdag te druk te hebben, maar hij kwam iedere11 avond thuis, en dineerde gewoonlijk met Alwynde. Jack merkte op, dat zijn gastheer er een beetje tobberig uit ging zien zijn dunne lippen trokken nu tn dan, en zijn vogelachtige oogjes keken sneller heen en weer. Op een avond kwam hij binnen met zijn karakteristieken glimlach en zei „Onze plannetjes beginnen vasten vorm aan te nemen, meneer Alwynde en ik geloof dat de tijd van afwachting, die u wel ontzaglijk verveeld zal he ben tegen het einde loopt. U zult op uw bed een uniform vinden liggen, die u waarschijnlijk wel zal passen - en ik hoop, dat ze u naar den zin is. Misschien wilt u wel zoo goed zijn, haar direct even aan te passen Jack stemde lachend toe, ging na het diner naar zijn slaapkamer en von daar een buitengewoon rijke en indrukwekkende uniform uitgespreid liggen. Het was die van een veldmaarschalk, met staf en al, en de borst van de tuniek was overdekt met ridderorden en medailles er waren zeer groote exemplaren bij en de meeste schitterden van diamanten. Het heele costuum paste hem precies klaarblijkelijk had men aan een van zijn pakken de maat genomen en Jack maakte zich bijna schuldig aan den wensch, dat Nora er hem eens mee Hoewel hij volkomen voorbereid was, scheen de graaf min of meer te schrikken, toen Alwynde in volle statie de eetkamer binnen kwam stappen, en de hand van den graaf ging onwillekeurig omhoog, om te salueeren. 't Is in orde, graaf vroeg Jack met een lachje. Vóór de graaf het volmaakt overbodige antwoord kon geven, kwam er een zacht klopje op de deur, die de graaf gesloten had. Hij sprong op vermaande Jack met een teeken tot voorzichtigheid en luisterde, met strak getrokken lip pen en de wreede glinstering in zijn oogen op dat eerste klopje volgden er nog drie kort achter elkaar. Het gezicht van den graaf klaarde op hij deed de deur open, en stond op het punt de nieuwgekomene het was madame Zonam te begroeten, toen hij terugdeinsde en een uitroep van verbazing en onge noegen liet hooren, want zij werd op den voet gevolgd door de slanke figuur van een man, in een donkeren mantel gehuld. Zacht traden zij binnen, terwijl de graaf diep boog toen hij daa™a den sleutel weer omdraaide zei Pauline met zachte stem „Ik kan t niet helpen. Hij wou absoluut." Dc man wierp zijn mantel af, kwam binnen den lichtkring No. 2 van de lamp, en keek naar Alwynde, die op zijn beurt den ander aanstaarde met een mengeling van gevoelens; want zóó groot was de gelijkenis van gezicht, dat het leek, alsof hij zichzelf aankeek. Een tel of twintig stond de graaf fronsend van den een naar den ander te kijken, alsof htj niet goed wist, wat te doen. Eindelijk zei hij, de schouders ophalend „Is dat nu wel verstandig, mijnheer De risico, het gevaar. De bezoeker lachte, er straalde vroolijkheid van z'n knappe gezicht,en met een zekere trage achteloosheid zei hij „Wind u maar niet op, beste graaf 't is in orde geen mensch heeft ons gezien. Ik kon het verlangen niet weerstaan, om den heer eens te zien, die in mijn onwaardige schoenen zal komen staan. Weer boog de graaf diep. „Ik vraag verlof, mijnheer, den heer Alwynde aan Uwe Koninklijke Hoogheid voor te stellen. Kolonel Alwynde, ik heb dc eer u voor te stellen Zijne Hoogheid den Kroonprins van Barentsia." Natuurlijk was Jack niet verwonderd diep buigend vatte hij de hand, die hem werd aangeboden. Ik mag mezelf wel feliciteeren met zoo'n bcwonderenswaardigen dubbel ganger, kolonel Alwynde," sprak Zijne Hoogheid met prinselijke hoofschheid, in 't Engelsch, dat hij met een licht accent sprak, „en dat doe ik ook. Voor ik u gezien had had ik geen flauw idee, dat ik zoo'n knappe kerel was." Hij wendde zich tot den graaf. „Beste graaf, 't is inderdaad prachtig. Mijn eigen moeder zaliger zou ons niet van elkaar hebben kunnen onderscheiden. We kunnen toch geen tweelingen zijn, kolonel Alwynde Zal wel niet maar 't is een heel buitengewone gelijkenis." Hij nam een stoel, haalde een gouden sigaretten koker met edelsteenen bezet, te voorschijn, en presenteerde hoffelijk den graaf en Alwynde. „Gaat u alstublieft zitten, heeren. Pauline, neem een stoel, ja Zij was blijven staan, kaarsrecht, onbeweeglijk, het mooie trotsche ge zicht strak en ernstig. „Je moet niet blijven, Sergius," zei ze zacht maar de prins wees haar lachend een stoel, en half onwillig ging ze zitten. ^En bent u klaar met uw toebereidselen, graaf?" vroeg hij. „Is t blijspelletje voldoende gerepeteerd? Ik moet bekennen, dat ik me schaam voor al den last, dien ik veroorzaak maar denk er wel om, alles komt op u en op u alleen aan. Ik voor mij" hij keek met een guitig lachje van den een naar den ander „geloof niet, dat 't gevaar zoo gr®)t is, als u zich verbeeldt. STAPHORSTER KLEEOERDRACHT.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 12