Ófi teis dooi ons land. No. 5 VRIJDAG 1 JULI 1932 141 ALLEDAGS-COSTUUM VAN DE VELUWE. De graaf kleurde, en werd toen bleek hij maakte een gebaar, alsof hij den onvoorzichtigen prins tot zwijgen wilde brengen, en zei vlug „Uwe Hoogheid zal het wel met me eens zijn, dat 't nu het geschiktste oogenblik niet is om daar over te spreken-. Alles is geregeld kolonel Alwynde heeft zijn instructies of hij krijgt ze aanstond hij is een heer, op wien wij in alle gebeurlijkheden kunnen bouwen." De prins knikte, en keek Alwynde aan met een vroolijken tegelijk peinzend lachje. „Kolonel Alwynde heeft me 't volste vertrouwen in zijn moed en zijn eer ingeboezemd," sprak hij. „U weet, dat ik met de details slecht op de hoogte ben. Bijvoorbeeld met de vergoeding, die kolonel Alwynde voor zijn diensten zal ontvangen. U hebt dat waarschijnlijk al geschikt. Maar u moet mij toestaan, kolonel Alwynde, u een klein bewijs van mijn persoonlijke dankbaarheid te geven." Hij haalde een roodleeren etui uit zijn zak, en gaf het met een buiging aan Alwynde. Die opende het en vond er een ridderorde in, met juweelen bezet. ,,'t Is de Gouden Adelaar," zei de graaf, eerbiedig fluisterend. „Ik hoop," zei de prins, met een statige buiging naar Jack, „dat kolonel Alwynde hem nog vele jaren zal dragen. Ik neem de taak op mij, hiertoe de toestemming van den koning te verkrijgen." Op een teeken van den graaf trad Jack, niet weinig verlegen, naar voren en de prins stond op en bevestigde het schitterende eeretee- ken tusschen de andere op Jack's borst. Toen hij dit gedaan had, nam hij zijn vroegere nonchalante houding weer aan, legde Jack de handen op de schouders, keek hem lachend in de oogen en zei „Als ik het plannetje van Erlandorff goed begrepen heb, is 't niet waarschijnlijk, dat we elkaar zullen weerzien." Bij die woorden ver bleekte het gezicht van Pauline, en even ontmoetten haar oogen die van Alwynde. Er was iets van schrik of was het medelijden? in haar blik. „Ik bedoel, voorloopig niet. Een mensch weet nooit 't Is natuurlijk altijd mogelijk. Misschien in Engeland. Maar hoe 't ook zij, graaf Alwynde, ik geef u de verzekering, dat ik u nooit zal ver geten als ik in den spiegel kijk," besloot hij lachend. De dame was opgestaan. Ze legde haar hand op den arm van den prins. „Ga nu mee, Sergius 1" zei ze bijna onhoorbaar. Hij knikte, gaf de twee mannen de hand en volgde haar naar de deur daar bleef hij staan, keek om en zei lachend „Goeden avond, graaf Alwynde Hij bleef staan wachten op Jack's antwoord. „Goedenavond, mijnheer," antwoordde Jack. Weer lachte de prins. „Ik wou alleen uw stem maar eens hooren. U had nog niets gezegd." „Mijn dankbaarheid voor uw vriendelijkheid heeft me stil ge maakt, mijnheer," zei Jack, bijna als een hoveling, hoewel hij werkelijk ontroerd was. „Dank u zeer," zei de prins. „Maar nu ik u heb hooren spreken, zou ik u raden, zooveel mogelijk stommetje te spelen. Bij de stem houdt onze gelijkenis op, waarde dubbelganger 1 Vaarwel." Jack stond roerloos naar de gesloten deur te staren. Toen wendde hij zich tot den graaf. „Ik heb beloofd, geen vragen te stellen," zei hij. „Ik zal het ook nu niet doen. Maar ik wil graag eens raden. Ik vermoed, dat de dame, die u madame Zonani noemt, de vrouw is van den prins." De graaf boog. „U hebt goed geraden, graaf Alwynde," zei hij laconiek. „Nu geloof ik, dat ik u veilig wat meer kan vertellen over onze plannen." „De prins heeft den knoop doorgehakt," zei Jack, terwijl hij zich in een stoel liet vallen en naar zijn oude pijpje tastte. „De prins heeft den knoop doorgehakt," herhaalde de graaf, met saamge trokken wenbrauwen en zenuwachtig trekkenden mond. „Het is noodzakelijk, dat de prins zich voor eenigen tijd uit Barentsia verwijdert, zonder dat er iets van zijn afwezigheid bekend wordt. Daarom moesten we iemand zien te vinden, die voor den prins in de plaats kon treden. Toevallig ontdekten we u. Terwijl u uw rol speelt, zal Zijne Hoogheid, met zorg vermomd, de grens kunnen over trekken, zonder dat zijn afwezigheid wordt opgemerkt." „Precies," zei Jack lachend. „Zooals ik al gezegd heb precies een roman of een operette. Laten we hopen dat alles goed gaat." ,,'t Gaat zeker goed," zei de graaf, met een zekere grimmigheid in zijn stem. „Wat ik zeggen wou, kolonel Alwynde...." „Ik wou u zooeven niet in de rede vallen," zei Jack, „m^ar waarom noemde u me kolonel, toen de prins er was „Het doet er eigenlijk weinig toe," wees de graaf de tegenwerping af. „Maar om u de waarheid te zeggen, 't idee schoot me te binnen, toen ik uw militaire houding zag. 't Heeft zijn uitwerking op Zijne Hoogheid niet gemist," voegde hij er cynisch aan toe. „Maar ik wou spreken over de geldsom, die u toe komt. 't Bedrag lijkt me te groot, om in den zak mee te nemen. Ik stel voor, het op uw naam bij de Bank van Engeland te storten. Ik zal u het recti geven op den ochtend van de parade." „Parade zei Jack. De graaf beet op zijn lip, alsof hij zich versproken had. „Donderdagmiddag, om vier uur, zal Uwe Hoogheid de troepen inspcctee- ren op het plein vóór het paleis," zei hij ernstig, en met precies dezelfde hoofd buiging, waarmee hij den echten prins had toegesproken. „Ik zal natuurlijk bij ii blijven. Ik zal u in een rijtuig af komen halen, heel eenvoudig we rijden er- VIERDE HOOFDSTUK. ""Praag ging de tijd voort, tot den ochtend van dien gedenkwaardigen Donder- dag. Alwynde bracht bijna al zijn tijd door met rooken en aan Nora den ken hij. trachtte zich haar verbazing voor te stellen, als hij terugkwam na een zoo korte afwezigheid, met de boodschap, dat hij vijfentwintigduizend pond op zijn credit op de Bank van Engeland had staan. Hij droeg iederen dag een paar uren zijn uniform, om er zich heelemaal aan te wennen, en hij oefende zich in het uitspreken van de commando's, die de graaf hem geleerd had. Buiten die commando's zou hij, naar het scheen, niets hoeven te zeggen. Zijn taak kwam hem buitensporig gemakkelijk voor, en ongeduldig zag hij uit naar het oogenblik, dat het gordijn zou worden opgehaald en hij op het tooneel kon stappen. De Donderdag kwam, en graaf Erlandorff kwam ook. Hij droeg een gene- raals-uniform en een grooten mantel,waaronder hij zijn bepluimden steek ver borg. Zijn scherpe oogen bestudeerden nauwlettend Jack's kaarsrechte figuur en kalme gezicht. „Het rijtuig staat voor," zei hij. „Bent u klaar?" „Heelemaal klaar," antwoordde Jack opgewekt. „Ik zal voorgaan, om te zien, of de weg vrij is of er niet op ons gelet wordt," zei de graaf. Hij ging de trap af, en Jack volgde hem, toen er een eigenaardig incidentje voorviel. De bediende, die Jack verzorgd had, was nog heel jong. Jack was vriendelijk tegen hem geweest, had hem op die prettige, joviale manier be handeld, waarmee 'n Engelschman met zijn persoonlijken bediende pleegt om te gaan de jongen had dit van 't begin af zeer gewaardeerd, en zich, al was de tijd kort geweest, aan zijn tijdelijken meester gehecht. Toen Jack de kamer verliet, kwam de jongen achter een deur vandaan, sloop op zijn teenen naar Jack toe, en fluisterde in 't Fransch, met een opgewonden stem gens naar den buitenkant van de stad, en daar stapt u over in een statie-koets. De rest is doodgemakkelijk." „Ik ben blij, dat u er zoo over denkt," zei Jack. „En ik hoop van harte, dat ik geen misgreep bega, en den heelen boel in de war stuur." De oogen van den graaf schitterden, toen hij den jongen man aankeek. „Ik hoop voor u, dat u slaagt," zei hij scherp. „De gevolgen zouden anders ernstig zijn voor den prins en voor mij maar vooral, voor uzelf." „O, zit er een stukje drama in het stuk zei Jack luchtig. „Enfin, ik heb er geen bezwaar tegen. Dan wordt 't tenminste interessant."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 13