Op tais dooi ono land No. 5 VRIJDAG 1 JULI 1932 143 „In 's hemelsnaam, meneer, ga niet Als een schaduw was hij verdwenen, bijna nog vóór Jack zich had omge keerd en Jack zich herstellend van zijn eerste verbazing, haalde de schou ders op en volgde den graaf. Het rijtuig reed naar de plaats, die Erlandorff had gekozen hier stapten zij over in de statie-koets met de vier paarden en de voorrijders. En toen het rijtuig in beweging kwam, en tot een flinken draf geraakte, wierp de graaf zijn mantel af, zette zijn steek op en leunde met een zucht van verlichting achteruit. Alwynde echter boog zich naar voren, en met vergeeflijke nieuwsgierigheid keek hij uit het raampje. Maar de graaf trok hem achteruit, mompelend „Ze hoeven u niet te zien. We zullen geen overbodige risico nemen." Het rijtuig reed door volle straten, waar alle menschen in één richting liepen. Het bereikte het plein vóór het paleis, een gebouw, waar menige veel grootere hoofdstad trotsch op had kunnen zijn. Jack zag een groote troepen macht, opgesteld in parade-gelid. Er was nu en dan hoera geroepen, als zij voorbijreden, maar nu galmde de lucht van een opgewonden welkomstgejuich. Aan den breeden toegang tot het paleis stond een eerewacht het bevel voor het saluut klonk boven het gejuich uit, en de eerewacht een verzameling prachtkerels presenteerde de wapens, terwijl Jack, gevolgd door den graaf, de met loopers belegde stoep besteeg naar het prachtige bordes van het paleis. Alwynde had van den graaf de noodige instructies ontvangen, en worste lend met een zeer natuurlijke verlegenheid, die hij goed wist te verbergen, be steeg hij den troonzetel en ging zitten. Het volle licht viel op zijn gezicht, maar tot zijn verwondering kwam er niemand naar voren dringen om te roepen „Dat is een bedrieger Dat is de prins nietEr werden een paar officieren aan hem voorgesteld er schalde een trompet, en de graaf, diep buigend, sprak eerbiedig: „Het paard van Uwe Hoogheid staat gereed." Weer passeerde Jack tusschen rijen gebogen hoofden, gevold door een schitterende menschengroep. Een officierspaard stond te wachten. Jack be steeg het, en er rees een machtig gejuich op. Hij hield zijn paard stil en keek rond. Het heele plein was dichtbezet met mannen en vrouwen en kinderen alle ramen waren vol menschen, vlaggedoek bolde vroolijk in den wind. Nu voor 't eerst misschien besefte Jack zijn verantwoordelijkheid hij nam alles in zich op, en bemerkte, dat er hier en daar tusschen de menigte mannen met knorrige gezichten zwijgend naar hem stonden te kijken. Hij reed naar zijn plaats en de parade begon en toen hij de regimenten voorbij zag trekken, werd hij vervuld met bewondering voor hun voorkomen en geoefendheid. Opeens schoot de gedachte door hem heen, dat de prinses zich niet vertoond had. Terwijl hij het saluut bracht aan een keurige afdeeling cavalerie, die hem voorbijreed, keek hij onwillekeurig naar het paleis. Daar zat zij, op 't balcon, omgeven door haar hofdames. Zij zat voorovergebogen, met een glimlach op het gezicht, strak naar hem te kijken, maar hij zag, dat haar gezicht doodsbleek was, en het scheen hem toe, dat de glimlach haar inspanning kostte. Geen wonder ook, dacht hij haarman was alleen veilig, als hij slaagde. De parade duurde lang, maar kwam eindelijk toch ten einde, en bij een stormachtig gejuich keerde Jack, met zijn gevolg achter zich, om en reed terug naar het paleis. Toen hij afsteeg kwam de graaf dicht naast hem, en glim lachend, alsof hij den prins feliciteerde met het welslagen van de parade, fluisterde hij „Kom vlug Blijf geen oogenblik stilstaan Geleid door een dienstdoenden gouden kraag, die ruggelings voor hem uit liep, besteeg Alwynde de prachtige marmeren trap, die naar de koninklijke vertrekken leidde. De graaf volgde hem, sloot de deur, en stond, diep ademend, Alwynde goedkeurend aan te zien. „U hebt 't er prachtig afgebracht," zei hij. „Ik ben er zeker van, dat nie mand iets gemerkt heeft. Ik mag u dus wel mijn dankbaarheid betuigen, graaf Alwynde, en u dit overhandigen." Het was 't bank-re^u. Jack nam het aan en wierp er een blik op. De graaf bleef hem aan staan kijken. „Bij nader inzien," zei hij, „vind ik 't nogal een gevaarlijk document, om mee in uw zak te loopen. 't Is niet noodig, dat u 't bewaart. Zooals u ziet, kan 't geld alleen op uw handteekening worden uitbetaald niemand anders kan er aan komen. Als ik u raden mag laat ik 't vernietigen, tegelijk met de con tracten, die we geteekend hebben. Hebt u 't uwe bij u Jack, die het met zorg ift een binnenzak geborgen had, haalde het te voorschijn. De graaf stak een kaars aan, en verbrandde de papieren met zorg. „Er zou nu een officeele lunch moeten volgen," zei hij, „maar die is afgelast, wegens dringende werk zaamheden in verband met revolutionnaire woelingen in een zeker deel van den Staat, waar Uwe Hoogheid nu onmiddellijk heen moet." „Begrepen," zei Jack. „Enfin, 't spijt me niets, dat 't spelletje uit is, al heb ik er meer pleizier dan zorg door gehad.en ik ben dolblij met het geld. Ik moet zeker dadelijk weg De graaf schudde het hoofd. „Neen," zei hij, ,,'t zal alleen schijnen, dat u dadelijk weggaat. Een leeg, 'gesloten rijtuig zal u zoogenaamd wegvoeren uit het paleis, maar om redenen, die ik u niet hoef uiteen te zetten" hij sloeg de oogen neer en trok de lippen strak „verzoek ik u, in deze kamers te blijven tot vanavond dan zal een gewoon rijtuig u ongemerkt naar een der kleinere stations brengen, en vandaar kunt u teruggaan naar Engeland. Ververschingen zult u in de kamer hiernaast vinden. Er zal hier niemand komen er staat een schildwacht voor de deur, waar we door binnen zijn gekomen hij heeft order, niemand toe te laten. U zult deze vertrekken verlaten door een andere, geheime deur. Begrijpt li alles goed „Volkomen," zei Jack, „vooral, dat er hiernaast wat te eten staat, want ik ben ongeveer uitgehongerd." Hij zette zich aan een weelderigen maaltijd hij moest zichzelf bedienen, MEISJES VAN H1ERDEN (BIJ HARDERWIJK) IN HET COSTUUM VAN HUN ,STREEK. want er was geen personeel, en de graaf had hem verlaten. Jack genoot het maal, stak een sigaar op en wachtte, aan Nora denkend, tot het daglicht meer en meer verkwijnde. Eindelijk hoorde hij een eigenaardig geluid, en toen hij omkeek naar den kant, vanwaar het kwam, zag hij in den schijnbaar geheel gesloten wand een deur opengaan. De graaf kwam binnen, en werd gevolgd door prinses Pauline. Beiden waren bleek haar mooie gezicht was zelfs vaal en vertrokken. De graaf, die door zijn opeengeklemde tanden sprak, als tegen zijn zin, zei „Hare Hoogheid wenscht u vaarwel te zeggen, graaf Alwynde." Zij stond kaarsrecht op korten afstand van de deur, met de handen stijf in haar zijden, en zij keek hem strak aan met een vreemde uitdrukking in haar oogen er lag iets van angst in dien blik, een vaag medelijden, dat worstelde tegen een ijzeren vastberadenheid, een koude onbarmhartigheid. „Ik wou u even bedanken, graaf Alwynde," zei ze langzaam, en ieder woord klonk zoo duidelijk, alsof er staal op marmer viel. „U hebt ons een groo- ten dienst bewezen. Ik kom afscheid van u nemen." Zij strekte een blanke hand uit, die schitterde van kostbare edelsteenen, en Alwynde nam de toppen van haar vingers in de zijne, boog, en raakte ze aan met zijn lippen. Met een zwakken kreet, alsof hij haar gestoken had, rukte ze de hand terug en ging achteruitze hief de handen naar het gezicht, er ging een huivering door haar heen. Maar die zenuwachtigheid duurde slechts een seconde zij richtte zich op, boog even het hoofd, keerde zich om en ging door de geheime deur. De graaf sloot die zorgvuldig achter haar, en begon heen en weer te loopen door de kamer, met gebogen hoofd en diep gerimpeld voor hoofd. ,,'t Is zeker ongeveer tijd om te gaan zei Jack opgewekt. De graaf bleef staan en luisterde. Jack hoorde een zwak geluid van wielen. De graaf knikte, en wees naar een grooten mantel. „Sla dien om u heenhoud uzelf zooveel mogelijk verborgen," zei hij heesch. „Dezen kant. Niet spreken." Achter hem aan ging Jack een wenteltrap af. De graaf sloot een deur open, en de avondlucht sloeg hun in 't gezicht. Er stond een rijtuig te wachten, en de graaf wees er naar met een hoofdknik. Jack keerde zich om, om te zien, of hij volgen wou, afscheid wou nemen, maar de deur was weer dicht, en geruisch- loos gesloten. Er was niet één bediende te zien alleen de koetsier. Jack strekte de hand uit, om het portier van het rijtuig te openen, toen hij plotse ling den knal van een ontploffing door zijn hoofd voelde bonzen en verblind werd door felle lichtschichten. Hij wist, wat er gebeurd was. Hij viel op den grond en voelde een stekende pijn in het voorhoofd er hing een dichte rook om hem heen er was een afschuwelijke lucht. Door den rook heen zag hij vaag afgrijselijke stukken en brokken rondvliegen hij werd zich bewust van een ontzettend gegil en geschreeuw, van het toesnellen van vele menschen. Toen verloor hij alle besef. Wordt voortgezet.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15