<Ket nikkertje dat niet
tegen zijn oetlie* kon.
No. 5
VRIJDAG 1 JULI 1932
149
„Dat spreekt. Dat kunnen we allemaal. Maar
waarom zouden we haar van de illusie berooven,
dat 't niet vlugger kan. Wat zeg jij, Harry
„In mijn vacantie," zei ik, „rust mijn critische
zin."
„Jij moest er maar eens voor staan," hervatte
Eloise tegen Ted.
„Da's goed," antwoordde Ted, opeens opge
wonden. „Ik neem morgen jullie werk over. Ik
zal jullie, vrouwen, eens toonen, hoe een derge
lijke kleinigheid behandeld moet worden, 't Is
een schandaal zooveel tijd als jullie noodig hebben
om een paar borden te wasschen en bedden op te
maken."
„Dat is magnifiek," zei Mary, „wij gaan varen
en jullie, mannen.
„Mannen Ik doe dat alleen. Ik zal jullie toonen,
dat één man in staat is...."
„Goed, best," suste Eloise. „Maak jij je maar
alleen belachelijk."
Ted heeft heel wat moeten hooren, dien avond.
De dames konden over niets anders praten of
lachen. Het werd nu zoo geregeld, dat de dames
zouden blijven koken de rest kwam voor Ted's
rekening 1 „Koken," zei hij, „zou hij er een volgen
den keer wel eens bij nemen."
Den volgenden morgen, onder veel gegichel, gin
gen de dames met ons mee, den onverstoorbaren Ted
alleen achterlatend. Maar tegen half twaalf moesten
en zouden ze terug ze konden het niet meer uit
houden, zoo nieuwsgierig waren ze naar het resul
taat van Ted's werk. We vonden hem in een hang
mat, een roman in de hand, een whiskey-soda naast
zich. De dames lachten triomfantelijk.
„Opgegeven, hè zei Ruth. „Was 't te veel
informeerde Eloise.
Hij keek haar onschuldig aan. „Ik begrijp jullie
niet," zei hij, een tikje temend. „Wat bedoelen
jullie met opgeven
De glimlachjes verdwenen. Zij holden het huis
binnen. Alles in de keurigste orde. De keuken
opgeruimd, alles gewasschen. Ruth streek met een
vinger over de meubelen stofvrij. De bedden
opgemaakt.
„Nu denk je zeker, dat je erg knap bent, hè
zei Ruth.
Zij en de beide andere dames waren er den heelen
verderen dag bepaald stil van. Ted vertrouwde mij
toe, dat hij er in totaal vijf kwartier over gedaan
had. Het stoffen had hem nog den meesten tijd
gekost. „Ze hebben er geen goede doeken voor,"
verklaarde hij. „Ik was verplicht een drogen doek
te gebruiken."
„Kerel, je zult er nog spijt van hebben," voor
spelde Frank, die al twee jaar getrouwd was.
„Een man moet zijn vrouw nooit op zoo'n manier
ongelijk laten hebben."
Den volgenden morgen waren we nauwelijks
op weg zonder Ted natuurlijk toen de dames
opeens verklaarden, naar huis terug te willen.
„We vertrouwen Ted niet," zei Eloise. „Hij heeft
beslist hulp in het dorp gehaald. We willen hem ont
maskeren."
Er zat voor ons niets anders op dan mee terug te
sluipen. Dicht bij het huis gekomen, hoorden we
Ted zingen. Voorzichtig gluurden we om een hoek.
„De idioot 1" zei Ruth. Ik keek. Het bleek, dat
Ted alle borden en schalen buiten op de binnen
plaats had gezet en ze alle vol zand had gegooid.
„Wat een halve gare 1" uitte Mary haar over
tuiging. Een moment later kwam Ted uit de keuken
te voorschijn, de tuinslang achter zich aansleepend.
Hij draaide de kraan open en richtte 'n krachtigen
straal op de pannen en borden. In drie minuten
tijds was alles blinkend schoon geschuurd door
het zand. Ik moest hem bewonderen om de knap
heid van zijn vinding.
Toen zag hij ons te voorschijn komen. Kalm
keek hij de dames aan.
„De zonneschijn helpt me verder met het dro
gen," zei hij. „In dien tijd ga ik de bedden doen."
De dames joelden. We volgden hem in het huis,
maar zoo vlug waren we niet, of een van de bedden
was reeds opgemaakt, toen wij in de slaapkamer
kwamen. De dames bleven met open mond staan.
Daarna zagen ze hoe hij het tweede bed deed. Hij
greep het heele bed bij het hoofdeinde, gaf het een
flinken ruk omhoog en trok de lakens recht. Zij hol
den naar 't voeteinde en zagen, dat hij de lakens
en dekens met veiligheidspelden aan de matrassen
had bevestigd. Ted en ik deden dat altijd in den
tijd, dat wij nog samenwoonden. Zelf deed ik het
nog. Als alles aan het voeteinde vastgespeld is,
geef je het bed bovenaan een flinken ruk, en het
is zoo glad als je maar wenschen kunt.
„O, maar dat is niet eerlijk," verklaarde Eloise.
„Waarom niet vroeg Ted.
„Nou, daèrom niet 1" antwoordde Eloise.
De rest van het werk was naar verhouding. Ik
wist, dat Ted er goed in was, maar wat hij nu pres
teerde, was zuivere kunst. In iets minder dan een
uur was hij klaar. De dames keken haar oogen uit.
„Toch ben je een ezel," zei Frank later tegen hem.
„Zooals ik je al meer vertelde, 't is niet verstandig,
je vrouw op haar eigen gebied te beschamen."
Later nog eens over alles nadenkend vroeg ik,
of Frank geen gelijk had. De rest van den tijd dien
we nog in het landhuisje doorbrachten, deed Ted
het huiswerk vliegensvlug en goed. De dames
zeiden onaangename dingen over mannen die te
knap waren, Ted pochte op zijn handigheid, Frank
betoogde maar steeds tegen Eloise dat hij alleen
onschuldig toeschouwer was, Ruth pruilde, in
't kort, tegen den tijd dat we naar Londen terug
keerden, was de verhouding beslist eenigszins ge
spannen.
Ik had het er een week later met Frank over,
nadat ik geconstateerd had, dat het bij Ted en
Ruth niet heelemaal in orde was. Ruth deed na
tuurlijk het huiswerk weer, maar Ted had haar een
gevoel van minderwaardigheid gegeven zij begon
te denken, dat zij als huisvrouw een volslagen mis
lukking was. Haar werk duurde langer zij begon
haar opgewektheid te verliezen. Af en toe huilde ze,
liet borden uit haar handen vallen en wenschte dat
ze dood was. Frank zelf had tegen Eloise gelogen
tot hij zwart zag, dat hij Ted een „keukenpiet van
niks" vond bij hem thuis was de vrede spoedig
genoeg hersteld. Van wat Frank me tijdens dat ge
sprek vertelde, ging ik een en ander eens aan Ted
zeggen. Ik kon toch een gelukkig huwelijk niet la
ten verloopen door zijn huishoud-manie, vooral
toen ik zag, dat de toestand hoe langer hoe onaan
genamer werd.
Toen ik hem dan ook eens alleen sprak, verklaar
de ik hem Frank's inzichten. Ik zei hem dat vrou
wen zoo haar eigen terrein hebben en dat een man
daar buiten moet blijven, onverschillig hoe goed
hij daar zou zijn.
„Maar ik wil haar alleen maar helpen," zei hij,
z'n oogen wijd open. „Daar heb je het theezetten
bijvoorbeeld. Ik probeer haar het juiste idee.."
„Een vrouw wil geen idee dat juist is," viel ik
in, „zij wil haar eigen ideeën. Ze zal gelukkig ster
ven als ze denkt, dat jij er niets van weet."
„Kerel," zei hij nadenkend, „zou dat werkelijk
waar zijn? Ik wist niet dat ik haar kwetste. Daar
moet ik eens over naden
ken. Ik dank je in elk
geval."
Ik was blij dat hij mijn
inmenging in zijn huis
houdelijke zaken zoo goed
opvatte. Ofschoon, hoe
hij de reeds veroorzaakte
schade zou kunnen her
stellen was mij 'n raadsel.
Maar een feit is, dat
Ruth, toen ik een week
later eens opliep, 'n ver
anderde vrouw was,
zóó opgewekt en vroolijk
als zij ooit geweest was.
Harry," zei ze, „ik
ben blij dat ik je weer
eens zie. Ted is in de
huiskamer, zoo gauw ik
klaar ben in de keuken,
kom ik binnen."
Ted zag er goed uit.
We spraken over alles en
nog wathij was bijzon
der opgewekt, ik voel
de dat de atmosfeer zui
ver was. Na 'n tijdje gaf
hij opeens 'n verklaring.
„Nee, beste kerel," zei
hij, zonder eenige inlei-
ding, zijn stem een beetje verheffend als om ze
ker te zijn, dat Ruth geen woordje zou missen,
„ik ben overtuigd dat jij 't bij het verkeerde einde
had."
„Ja?" zei ik, zijn bedoeling niet begrijpend.
„Ja," zei hij, me een knipoogje gevend, „je had
ongelijk, dat heb ik gauw genoeg gemerkt. Een
feit is, dat een vrouw zoo haar eigen terrein heeft,
waar een man buiten moet blijven, ook ai lukt hem
een enkelen keer eens iets op dat gebied. Een man
kan dat op den duur niet volhouden, 't is onna
tuurlijk voor hem. Zulk huishoudelijk werk kan
een vrouw absoluut het best."
„Ik begrijp het," zei ik, terug knipoogend.
„Ja," zei hij, een nieuwe knipoog. „Ruth
en ik hadden 't er van de week over. Ze zei dat 'n
man, met inspanning van alle krachten, met suc
ces een enkelen keer huishoudelijk werk kan doen,
maar de natuur heeft de vrouw er voor beschikt,
en zij zal op den langen duur degene zijn, die het
't beste kan."
„Nou, misschien hód ik wel ongelijk," loog ik.
„Och, dat gebeurt iedereen wel eens," zei hij
troostend.
Een oogenblik later kwam Ruth binnen aan
haar heele gezicht kon je zien dat ze ieder woord
gehoord had, en gelukkig was.
Terwijl ik er nog was, moest er een nieuwe lamp
in de kroon gedraaid worden. Ted sprong op.
„Nee, blijf er nu af," zei Ruth, „je breekt me
den heelen boel."
De vertooning die ik toen zag, was meesterlijk.
Ted deed het geniaal, hij miste geen kans.
Eerst brandde hij zijn vingers-aan de oude lamp.
Daarna liet hij de nieuwe vallen en rolde zelf bijna
van den stoel af. Ik moest hem beslist bewonderen
om de wijze, waarop hij alles verknoeide. Ruth
keek toe, gelukkig glimlachend.
„Ga weg," zei ze eindelijk, hem bij zijn jas van
den stoel trekkend. „Vraag een man eens om iets
in het huishouden te doen 1"
Achter haar rug gaf hij me een knipoogje. Daar
na keken we toe, hoe zij ook bijna van den stoel
viel en onhandig, na vele pogingen, er in slaagde
de nieuwe Ian>p in de kroon te draaien.
„Dat is werk, nietwaar vroeg Ted.
„Mannen 1" zei Ruth, genoeglijk en met een air
van zelfgenoegzame voldaanheid de kamer ver
latend, „och, mannen...."
Ted schoof zijn stoel dichter bij den mijnen en
leunde naar mij over.
,,'s Avonds laat," fluisterde hij, „of wanneer
Ruth uit is, ga ik een beetje over de spullen met
een goed geolieden doek, die in de zon gedroogd is
maar laat er haar asjeblieft niets van weten."