_1- No. 5 VRIJDAG 1 JULI 1932 133 volk, nog vertellen er de herders aan den eenza men wandelaar dë oeroude sagen van onverschrok ken koningen, van smachtende en liefhebbende jonkvrouwen, nog wordt er het volkslied gezon gen, niet als uiting van reactie op een liefhebberij in het kweeken van straatliedjes, maar als een wer kelijke behoefte des harten. naar ons gevoelen. Maar Schotten vroolijkt deze muziek op. Dan beginnen de wedstrijden. Lichte athletiek voor mannen, jongens en meisjes, en vervolgens een concours in het doedelzakblazen. Bijzondere aandacht verdient de zwaarddanser. Deze moeilijke dans, door doedelzakmuziek be geleid, wordt op een verhoogd podium midden in het veld uitgevoerd. In een steeds sneller rhythme danst de zwaarddanser, de handen boven het hoofd, tusschen en over twee blanke degens. Hij is gekleed in een eigenaardig gesneden jas, wit hemd, zwarten of groenen rok, en draagt daarover vaak nog den „Tartan", de bekende geruite deken. De dansschoenen gelijken veel op onze gymnastiekschoentjes. Een boomstam- werper. Het boomstamwcrpen is iets voor de stcrksten onder de mannen. Eerst moeten zij den boom, die de lengte heeft van een uit de kluiten gegroeiden telegraafpaal, kaarsrecht en in evenwicht houden. Dan is het Een moment uit de „Reel" een inge- wikkelden lentedans Een doedelzakblazer, die over zijn eigen noten verrukt is. Een „plukje toeschouwers. de kunst om met den boom vooruit te Ioopen en hem loopende zoo weg te slingeren, dat hij eenmaal in zijn lengte overslaat. Gelukt het den eer ste keer niet, dan wordt van den top Daarom is een Schotsch volksfeest, gelijk zij m lente, zomer en najaar worden gehouden, geen folkloristische vertooning, maar een levensechte uiting van volkskunst. De feesten worden vaak gehouden op groote grasvlakten, onmiddellijk aan de rivieren.Heel de omgeving is er bij tegenwoordig. Het standenver- schil, dat er, ondanks de voorrechten van den adel, lang niet zulk een hatelijk-scherp karakter draagt als in sommige landen op het continent, valt dan geheel weg. ledereen beijvert zich om naar best vermogen aan het welslagen van het feest mede te werken. Geen enkel feest is „af", zonder een rond gang van de muziekkapel der Schotsche Hooglan ders, die in hun drachten een buitengewoon bont en levendig aanzien geven aan het geheel. Voorop gaat de tamboer-majoor met zijn zwarte beren muts, met vilten veer op het hoofd. Al zijn volge lingen dragen het bekende Schotsche rokje, heb ben bloote knieën en bespelen den doedelzak, het inheemsche muziekinstrument, dat, volgens iemand, die meer geestig dan muzikaal was, moei lijk te onderscheiden is van den misthoorn. Men hoort bij ons zelden doedelzakmuziek. De doedel zak brengt 'n klagenden melancholieken toon voort, een stuk afgezaagd, net zoo lang tot het kunststuk is gelukt. Win naar is hij, die den langsten stam heeft gegooid. De prijzen worden door een der aanwezige dames uitgereikt. Ieder een, ook de kinderen, ontvangen een bedrag aan geld, varieerend van 10 tot 70 shilling. Eigenaardig is de wijze, waarop de prijzen in ontvangst worden genomen. De winnaar komt naar voren geslenterd, de muts op het hoofd, de handen in de zakken. Na de overrei king tikt hij even met twee vingers tegen de muts, draait zich op de hakken om en sloft weer heen. Geen mensch, die er aanstoot aan neemt. Een bewijs te meer, dat er ook een rela tiviteitstheorie voor de beleefdheid geldt. De kampioen-doedelzakspeler moet aan zijn bewonderaarster een autogram schenken ên hij moet even poseeren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 5