DOOR CHARLES GARVIC VIJFDE HOOFDSTUK Met welgemeend excuus voor mejuffrouw Bolton, dat wij haar zoo lang veronachtzaamd hebben, keeren wij tot haar terug. Natuurlijk ver scheen zij op het afgesproken uur voor de Leger-en-Vlootclub. Jack was er niet. Zij was verbaasd, maar niet bedroefd, want ze voelde zich over tuigd, dat hij door 't een of ander dwingend was opgehouden en nog wel door iets belangrijks ook. Haar vertrouwen in hem werd zelfs niet verzwakt toen hij na verloop van een half uur, waarin zij heen en weer had gewandeld, en anderen voorbij had zien snellen, alsof zij nog in den avond gewichtige zaken hadden, nog niet was komen opdagen. Het was echter met een diepe teleurstelling, dat zij naar huis terugkeerde. Haar hart was beklemd en be zorgd, maar zij troostte zich met de verwachting en de hoop, dat zij thuis een brief van hem zou vinden tot zij zich herinnerde, dat hij beloofd had, haar niet te schrijven. Ongeveer den heelen volgenden morgen zat zij voor het raam, in de hoop, dat hij nog komen zou, maar hij verscheen niet. Dien middag kreeg ze visite van een zekere mevrouw Winterton, een vroolijk, vlinderachtig vrouwtje, dat nogal ondiep, maar gewoonlijk heel onschuldig placht raak te babbelen. Nora was van plan geweest, den bediende te zeggen, dat ze voor niemand thuis was, maar ze had het vergeten dus moest zij zich dwingen tot een conventioneel lachje, toen zij de gewoonlijk welkome bezoekster begroette. „Ik heb eergisteravond toch zooiets grappigs beleefd zei mevrouw Win terton, na een gaping in het gesprek, waarin Nora haar best deed, haar ge dachten bij de theetafel te houden. „Ik was in 't Carlton, en ik zag Jack Al- wynde," Nora sprong op, om het gordijn wat meer open te trekken „en ik vond, dat hij er nog knapper uitzag dan anders. Er waren een massa knappe jongelui dien avond, maar hij won 't van allemaal. Als ik niet getrouwd was, en als ik niet zoo gek was op Tom.Maar daar hebben we 't nu niet over. Hij zag me niet. Toen hij wegging liep hij vlak vóór me, en toen zag ik iets uit zijn zak vallen. Ik raapte het op en ik riep hem, en ik probeerde hem nog na te loopen ook maar er kwamen menschen tusschen ons in, en toen was ik hem kwijt." Nora, die er nu in geslaagd was, haar blos te bedwingen, toonde een ge laatsuitdrukking van normale belangstelling. „Hij had alleen gesoupeerd," ging mevrouw Winterton voort, „maar in de serre kwam er iemand bij hem. Ik weet niet, wie 't was, ofschoon zijn ge zicht me bekend voorkwam. Hij had een dame bij zich.. „Meneer Alwynde viel Nora haar in de rede, vóór zij er aan dacht, zich in te houden. „Nee het oude heertje. O kind, wat was dat êen prachtig schepsel - nooit zooiets gezien echt het type van een keizerin. Je weet wel wat ik be doel zooals de Russische prinsessen roodbrons haar, in dit geval kleur echt, en een prachtige teint, en oogen als sterren. Ik wil wedden, dat ze van buitengewoon hoogen stand was. Maar weet je, wat 't eigenaardigste is Meneer Alwynde scheen haar niet te kennen, in 't begin tenminste, maar zij kende hem wel. In ieder geval bleef zij, en de oude heer, die bij haar was, óók, bij 't tafeltje van Jack Alwynde staan, toen ze naar hun eigen tafeltje gingen, en de oude heer heeft zelfs met hem gesproken. Enfin, hij schijnt later nader kennis gemaakt te hebben, want ze ziin samen heengegaan." „Ik.... ik vind 't niet zoo heel buitengewoon...." begon Nora, met de meest gewone stem, die zij vinden kon. „Wacht even, kind," antwoordde mevrouw Winterton. „Je hebt me nog niet eens gevraagd, wat 't was, dat meneer Jack op den grond liet vallen." „Misschien ben ik niet erg nieuwsgierig," zei Nora. „O ja, dat ben je wel Je bent precies als alle andere vrouwen, kind, al schijnen de mannen je allemaal als iets heel buitengewoons en bovennatuur lijks te beschouwen." „Wat was het dan vroeg Nora. Lachend deed mevrouw Winterton haar tasch open, haalde er iets uit en legde het met een nadrukkelijk tikje op de tafel. Bij het gezicht van dat iets vlamde het bloed op in Nora's wangen, trok zich toen weer terug en liet haar zeer bleek. ,,'t Heeft veel van een overwinningsteeken, een liefdepand, vind je niet zei mevrouw Winterton met een damesachtig giecheltje. „Je bent een poosje nogal dik geweest met meneer Jack, is 't niet Ik herinner me, dat je je in Dublin nogal met hem hebt afgegeven. Je kunt nog pret hebben met dat min neteeken, als je wilt, kind. Laat 't hem maar eens kijken, als je hem spreekt ik wou, dat ik dan om een hoekje zijn gezicht kon zien 1 Is dat de juiste tijd schrok ze, toen de klok sloeg. „Dan moet ik dadelijk weg, ik heb Tom be loofd, dat ik hem tegemoet zou komen..O kind," ze kwam voorzichtig aan Nora's wenkbrauw, ofschoon er geen voorzichtigheid noodig was, want Nora's uiterlijk dankte niets aan kunstmiddeltjes „wat zie je er slecht uit Dat krijg je van dat eeuwige laat naar bed gaan. Pas maar op, schat. Dag Toen ze bij de deur was, keerde zij zich om, en zei, met een triomfantelijk ge zicht „Nu herinner ik me dien ouden heer ineens hij heet graaf Erlan- dorff't is een van die buitenlanders, die je tegenwoordig zoo vaak ontmoet uit 't een of andere onmogelijke landje." Nora knikte met geveinsde onverschilligheid, maar toen de deur einde lijk dicht was, viel zij op een stoel neer, het roode strikje tusschen de handen klemmend, en haaide diep en pijnlijk adem. We moeten onmiddellijk zeggen, dat ze niet jaloersch was, en dat twijfel aan Jack's trouw geen oogenblik in haar opkwam. Het was de herinnering aan zijn afscheidswoorden „Tot mor gen acht uur, als ik nog leef/' die haar gezicht deed verbleekeu en haar ver vulde met nameloozen angstwant zij wist toevallig het een en f\T 2 ander van dien graaf Erlandorff. Ze had hem op een receptie bij een gezant ontmoet, zijn uiterlijk was haar opgevallen, en haar vader had haar verteld, dat de graaf hem gepolst had over een leening aan hoe heette 't landje ook weer Ze ging naar de bibliotheek heel langzaam, want ze beefde van het hoofd tot de voeten nam een atlas, en zocht tot zij het vergeten woord vond: „Barentsia". De naam van't staatje vormde een nieuwe schakel in de keten, die zij trachtte opnieuw samen te stellen. In tegenstelling met vele meisjes uit haar kring las Nora geregeld en vrij goed de kranten. Soms praatte haar vader, die haar schranderheid kende en waardeerde, met haar over zijn onder nemingen zij herinnerde zich, dat zij een artikel gelezen had van een corres pondent, waarin de jammerlijke toestand van Barentsia uiteen werd gezet. De correspondent had met krachtige woorden de gisting in dat roerige konink rijkje besproken het scheen te naderen tot revolutie en anarchie, en hij had uitdrukkelijk beweerd, dat het leven van de leden der koninklijke familie in groot gevaar verkeerde. Nu was het duidelijk, uit hetgeen mevrouw Winterton verteld had, dat graaf Erlandorff zich min of meer aan Jack had opgedrongen, en hem had overgehaald, om mee te gaan naar.... ja, waarheen? En die beeldschoone vorstelijke dame Had die moeten optreden als lokaas 't Was mogelijk. Maar toch, Nora kon onmogelijk aannemen, dat het de schoonheid van die dame geweest was, waardoor Jack zich had laten bewegen, om mee te gaan. Er was maar één oplossing van het probleem, die haar aannemelijk voor kwam. Jack was een van die mannen, die nooit onverschillig kunnen blijven tegenover het leed van anderen, die onmogelijk weerstand kunnen bieden aan een bede om hulp van een man, en nog veel minder van een vrouw. Ongetwij feld had de graaf de een of andere treurige geschiedenis opgediend, en zoo macht gekregen over Jack. Waar was hij heengegaan? Waarom had hij zich niet gehouden aan zijn afspraak met haar „Morgen acht uur, als ik nog leef.' Het klonk haar in de ooren als het luiden van een doodsklok, en zij werd koud tot in 't hart toe. Het feit, dat zij niets doen kon, verergerde haar neerslachtigheid nog een neerslachtigheid, die bijkans ondraaglijk werd, toen de eene dag na den anderen voorbijging, zonder dat ze iets hoorde van haar geheimzinnig verdwe nen geliefde en zij zou het ook niet volgehouden hebben, en echt ziek gewor den zijn, als zij niet had bedacht, dat ieder oogenblik, en met spoed, iets van haar geëischt kon worden de een of andere uiterste poging, in verband met het mysterie. Zij volgde haar gewone levenswijze, in de hoop, hier of daar iets op te vangen, en haar talrijke bewonderaars merkten met leedwezen op, dat zij magerder werd, en er afgetobd uitzag. Het is overbodig te zeggen, dat zij haar oogen en ooren wijd openhield maar al werd Jack's naam nu en dan genoemd door hun talrijke vrienden en kennissen, eenige aanwijzing verkreeg zij niet en als de graaf en de schoone dame niet op het tooneel waren verschenen, had zij zich misschien kunnen ge troosten met de gedachte, dat Jack zich in 't uur of de plaats van hun ontmoe ting had vergist, en naar Zuid-Amerika was vertrokken. Zelfs nu begon zij dft middel op haar zielsangst toe te passentoen zij op een middag een schok ontving, die haar bijna neersloeg. Zij liep langzaam ctoor een der stille lanen van Kensington Gardens de lanen, waar al zooveel vrouwen met afgepijnde harten geloopeti hebbenj—- en peinsde over haar probleem, toen zij een heer zag aankomen, haar tegemoet. Zij bleef met een schrik staan en bracht de hand aan haar hart. Daar was Jack, in Londen, hij liep te wandelen in Kensington Gardens 1 Hoe moest ze dat begrijpen Zij kon zich niet bewegen en wachtte, snakkend naar adem; en toen hij dicht genoeg bij haar was, sprong ze naar voren, greep hem bij den arm en riep „Jack 1 Jack In plaats van haar in zijn armen te sluiten, zooals zij verwacht had, deed hij een stap achteruit, maakte zich voorzichtig vrij van haar greep en keek haar aan. „Pardon, madame 1" zei hij, en bij den klank van zijn stem kwam er een knelling om het hart van de arme Nora, en ook zij deed een stap achteruit. Ze kon niet spreken, maar keek hem aan met groote schrikoogen. „U.... bentniet...." zei ze hijgend. „Ik ben niet de heer, voor wien u mij schijnt te houden," zei hij, met een flauw lachje, en met meer dan geringe bewondering in zijn oogen. Zij trok zich nog iets verder terug, want zij wist, dat het de stem van Jack niet was dat de oogen van Jack nooit zoo vrijpostig konden zijn als die van dezen man. Bovendien was er een licht, vreemd accent in zijn woorden, en zij merkte ook verschil op van houding en gebaren. Maar wat gezicht en figuur betrof, was de gelijkenis buitengewoon. „Het spijt me zeer," zei hij zijn toon en glimlach werden vleierig. „Ge looft u maar gerust, dat ik me even teleurgesteld voel als u zelf. Ik wou o zoo graag, dat ik „Jack" was 1 Mag ik, al kent u mij niet, zoo vrij zijn, naar de rest van zijn naam te vragen „Alwynde", antwoordde Nora onwillekeurig. Hij schrok niet, maar hij stond een paar seconden volkomen onbeweeglijk. Hij sloeg de oogen neer, en toen hij weer opkeek, zag hij over haar hoofd heen, inplaats van in haar oogen. „Tot mijn spijt moet ik u verklaren, dat ik dien naain niet ken. Mag ik u er aan herinneren, dat ik evenmin op de hoogte ben met den uwen, madame?" Hoe ontsteld zij ook was, Nora was zichzelf nog genoeg meester, om de mededeeling te verzwijgen, die hij haar vroeg. Met een ontkennend gebaar ging ze hem voorbij en liep een paar stappen door toen keerde ze terug. Hij stond haar na te kijken met een eigenaardige gelaatsuitdrukking al was hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 12