No. 6 VRIJDAG 8 JULI 1932 173 even knap als Jack, zijn gezicht leek haar brutaler, slapper, onverschilliger dan dat van Jack. „Wilt u me uw naam zeggen vroeg ze bijna onverstaanbaar. Hij trok de wenkbrauwen samen, aarzelde even, en zei toen, heel even het hoofd buigend „Ik heet Peter Brown." Nora begreep natuurlijk, dat hij een valschen naam had genoemd. Er viel niets meer te zeggen, zij keerde zich om, en ging naar huis. Op het tafeltje in de hall lagen een paar kranten de avondbladen. Als gewoonlijk nam zij er een op, en ging er mee naar haar kamer werktuiglijk keek zij op de eerste bladzijde, en onmiddellijk viel haar een vette kopregel in 't oog „MOORD OP PRINS SERQ1US VAN BARENTS IA 1" Zij las het korte, telegrafische bericht. Prins Sergius, zoo stond er, was gevallen als slachtoffer van een bom, die naar hem geworpen was na een groote parade. Zijn opvolger werd genoemd. Met gedwongen kalmte ging zij op het bed zitten en trachtte orde te bren gen in haar gedachten. Jack was verdwenen. Zijn vrienden hadden niets meer van hem gehoord. Zou hij naar Barentsia zijn gegaan, inplaats van Zuid-Ameri- ka En o, zou hij betrokken zijn geworden in de onlusten daar.. was hij gewond En dan wie was die man, die zóózeer op hem geleek, dat zelfs zij er zich het eerste oogenblik in vergist had Het raadsel was moeilijker geworden, wreeder. En zij kon niets zeggen, niemand om hulp vragen zelfs haar vader niet, want zij wist, dat die bijna blij zou zijn, als er Jack iets overkomen was. Ze verfrischte haar gezicht, liet zich door haar kamenier verkleeden en ging naar beneden, om te dineeren. De heer Bolton, die gewoonlijk zeer stipt was, bleek nog niet thuis te zijn het duurde nog een uur, voor hij kwam, haastig en opgewonden. ZESDE HOOFDSTUK. IJ aar gids legde waarschuwend een vinger op de lippen. Nora greep 'n kaars, die op een plank stond, en hield die bij het bleeke ge dicht van den man op het bed en zij voelde niet eens verbazing bij de ontdekking, dat het Jack was. Hij was er ontzettend aan toe, spookachtig bleek, en zijn bleekheid kwam nog scherper uit door het bebloede verband, dat hij om het hoofd had. Een oogenblik hield ze hem in haar armen. Zij schreeuwde niet en schreide Mid&aq-uiit (IN AANSLUITING OP DE FOTO'S VAN PAG. 10—u) „Hoor eens, Nora," zei hij, „ik moet naar 't buitenland vanavond nog weg. Waar zit Parkins Zoek hem even, schat, wil je en zeg, dat hij mijn koffer inpakt. Ik zal zoowat een week wegblijven." Nora ging naar de deur, en toen ze die geopend had, vroeg ze „Waar gaat u heen, vader?" „Naar Tykitsoh, de hoofdstad van Barentsia. Ze hebben daar spektakel gehad ik denk, dat er aardig wat te verdienen valt. Zeg nu maar gauw tegen Parkins, dat hij voortmaakt." Nora snelde de trap op. Binnen 't half uur was zij weer beneden, in een reiscostuum, gevolgd door haar kamenier en een huisknecht, die haar bagage droeg. „Wat.... waar ga jij heen?" vroeg de heer Bolton. „Ik ga mee naar Tykitsoh, vader," zei Nora liefjes. „Ik snak naar een veranderingetje." „Maar Barentsia is op 't oogenblik niets gedaan voor een vrouw riep de heer Bolton uit. „Het land, en vooral Tykitsoh zelf, is een groote warboel de oproer en anarchie.veel te gevaarlijk voor je 1" „Dat vind ik juist interessant," zei Nora. „Ik ben niet zoo bang uitge vallen. U moet niet vergeten, dat ik uw dochter ben 1" De heer Bolton wist natuurlijk, dat hij met redeneeren alleen maar zijn adem verspilde, als zij haar besluit eenmaal genomen had maar eigenlijk was het dat laatste vleiende zinnetje, dat bij hem den doorslag gaf, want in tegen stelling met vele andere geldkoningen bezat de heer Bolton waarlijk moed. Zij bereikten Tykitsoh. De heer Bolton had den toestand daar vrij goed beschreven. Het gistte er sterk, en zooals het bij gistingsprocessen pleegt te gaan, het schuim kwam naar boven. Het onrustige stadje galmde van de stappen der soldaten er werd nu en dan geschoten er waren samenscho lingen, er werd veel geschreeuwd, herhaaldelijk botsten de partijen tegen elkaar en ontstonden er straatgevech ten. De ziekenhuizen waren vol, en tal van dames bewezen goede diensten als vrij willige verpleegsters. Een dier engelen van gedienstigheid, een Britsche met een zeer bekenden naam, woon de in het hotel. Zij hoorde'van Nora, dat deze een cursus in Eerste Hulp had gevolgd, en tot groote verontwaardiging van den heer Bolton en vreugde van Nora nam zij het meisje op in de menschenlievende zuster schap. Nora kleedde zich in verpleegsters- costuum en begon haar werk met een gretig heid, die zij niet trachtte te verbergen. Zij leefde in een koorts van onrust en angst, want altijd sterker werd in haar het ver moeden, dat Jack in Tykitsoh was, zoodat zij ieder oogenblik van hem kon hooren. De eene dag na den anderen ging voor bij. Zij deed haar ziekenhuiswerk met geest drift, zij werkte als een paard, en ontving een pluimpje van de hoofdverpleegster, en booze verwijten van haar vader, die iederen dag met haar kibbelde over haar „vefvloekte dwaasheid", zooals hij het noemde. Op een middag, toen zij van het hotel terug ging naar het ziekenhuis, werd zij aan gesproken door een bleeken, zenuwachtigen jongen, die vlak bij haar kwam en heesch, in een soort gebroken Fransch, fluisterde „Zuster, kom met mij mee In 's hemels naam, gaat u meeEr is een manhij keek angstig om zich heen, „hij is heel erg ik heb mijn best gedaan, maar.O, zuster, gaat u mee Ja Even aarzelde Nora toen bedacht zij, dat een ziekenverpleegster altijd gerespec teerd wordt, zelfs in de ergste ongeregeld heden, en met een knikje volgde zij hem. Hij bracht haar door zulke kronkelige straat jes, door zulke vieze stegen, waar zooveel wanhopige ellende huisde, dat Nora een keer stil bleef staan, en hem twijfelachtig aankeek; maar hij strekt? de handen smeekend uit, en keek haar zoo ernstig meewarig aan, dat zij haar weg met hem vervolgde, en zonder aarzeling meeging 'n donkere en smerige trap op, naar een zolder -en 'twas nog een allerellendigste zolder ook waar op een bed van stroo een man lag uitgestrekt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 13