Qn üüa ioox oftó land. 180 VRIJDAG 8 JULI 1932 de ballon niet op zou gaan, als hij er niet bij Ik ben dol op 't circus op alles 1 Ik vind het lekker om te ruiken, lekker om te zien en lekker om te hooren. Neem nou eens de muziek van 'n circus die marcheert maar niet rechtdoor één twee drie ieder zijn eigen nootje, precies op tijd, net een ma chine. Nee vrind 1 In 'n circus is muziek, om 'n prettig lawaai te maken, en dat doet 't. Als er een muzikant een beetje te laat of te vroeg komt met zijn nootje, zal er niemand nijdig naar 'm kijken. Ze vinden 'm toch een goeien kerel als ie maar blijft doorblazen. Er is in de heele natuur niets, dat je kunt verge lijken met een trombone-speler in een circus of misschien een groote mannetjesleeuw, als ie bloed ruikt. Je krijgt er 'n oempa van, dat je in je maag voelt, net of je 'n schop van 'n muildier gehad hebt. En dan die lichten in 't circus, en die prachtige daines, en de clown, en de acrobaten, en dat ge voel, dat je krijgt, dat je overal maling aan hebt 1 lk ben dol op 't circus. Toen Voorpoot en Geur's Groote Op eenstapeling van Verbazingwekkend en Onovertreffelijk Talent in onze stad kwam, moest ik er natuurlijk naar toe. Heel in de vroegte al stonden we klaar ik en nog drie jongens allemaal piekfijn gekleed, met 'n nieuwen hoed, Zondagsche sporen, ingevette laarzen en een nieuwen zijen zakdoek om onzen nek. Er woei een lekker Noord-Dakota- windje. Zes uur klauterden we tegen dien wind op de paarden zetten hun teenen in de prairie en zoo heschen ze zich vooruit. „Als 't zoo doorgaat, krijgen we lauw circus," zei Curly. „De tent waait zóó de rivier in." 't Zag er best naar uit. Er hingen een massa lui met lange gezichten om 't veld, en ze hingen aan hun hoeden óók, en ze zeien maar aldoor, dat de wind wel ging liggen, maar dat hielp niets, tot twee uur 's middags toe. Toen ging ie uit als een nachtkaars. Je werd er bijna eng van, zooals die wind ineens weg was. De lui gingen aan den gang, en ieder een werd vroolijk. Maar ik heb nooit wat van de voorstelling gezien 1 Het eerste nummer was een bal, >n- opstijging. Senor Hoogvlieger, de Wereld beroemde en Hemeltrotseerende Men- schelijke Adelaar, zou opstijgen in een balion met gas. Nou, zooals ik al gezegd heb, was er geen spatje wind, en de bal lon zette uit als een zeepbel. De senor huppelde rond,twintig mannen hingen aan de touwen, en alles was in orde, meneer Perkins inbegrepen. Meneer Perkins was de burgemeester van onze stad. Een brave man, met een rond buikje, een bovenlip die altijd ver wonderd stond, een gouden bril en een kale plek. Meneer Perkins was een man, die wist op te treden. Je kon aan zijn gezicht zien, dat ie heel goed wist, dat BIJ DE GROOTE KERK TE ARNHEM, GEZIEN VANONDER DE POORT VAN HET STADHUIS was. Een eind voorbij meneer Perkins stond de kooi van den fieren jaguar uit de Zuid-Amerikaansche wildernis. Misschien bekwam 't klimaat van Noord- Amerika 'm niet goed, maar ik vond 'm meer op 'n tamme poes lijken, dan op 'n wild beest, lk kriebelde door de tralies heen op z'n kop en hij spon als 'n koffiemolen. Alles was klaar, de ballon stond op barsten, senor Hoogvlieger stapte als een pauw, meneer Perkins keek gewichtig door zijn gouden bril, en de wilde jaguar lag in 'n hoek te dutten, en toen opeens hoep 1 daar had je 't. De wind stak ineens op achter de tent vandaan, terwijl iedereen op den ballon lette, en ineens had hij ons te pakken. De groote tent kraakte als een kanon en stond toen recht in de lucht, en er achteraan kwamen 5783 hoeden, en 'n stel kranten, kisten, doozen en 'n massa zand. Als dat geen orkaan was, weet ik niet, wat wind is. De ballon hing over en sloeg meneer Perkins tegen zijn bol. Hij greep direct in 't net en tegelijk No. 6 besloten de twintig mannen, die de touwen vast hielden, dat ze liever in Dakota bleven, dan met 'n ballon op reis te gaan, dus lieten ze los. De ballon nam een kuier en sloeg het hok van den wilden jaguar uit de Zuid-Amerikaansche wildernis om. Het beest jankte als 47 kattenge- vechten, sprong, greep den ballon zoowat twee meter onder meneer Perkins, en 't spelletje begon. Me neer Perkins zag juffrouw Jaguar aankomen. Ze waren niet aan elkaar voorgesteld, dus om zich niet aan een dame op te dringen, begon hij zich te verwijderen en gaf ons te zien, hoe gauw een kleine dikke burgemeester tegen een ballon op kan klim men, als hij voelt dat 't zijn plicht is. Maar terwijl hij klom, draaide de ballon, zoodat juffrouw Jaguar beneden bleef. „Op je gezicht 1" dacht zij. Ze had een stel uitstekende klauwen, en die ging ze gebruiken. Zoo ging de ballon om en om en op en neer, terwijl burgemeester Perkins, met zijn buikje en zijn gouden bril, en de wilde jaguar voortklauwden als muizen in een wiel. 't Was een vreemd en angstig gezicht. Zwak hoorden we meneer Perkins gillen om hulp en politie, en juffrouw Jaguar gilde zoomaar. „Nou," zei Curly, „ik geloof, dat we meneer Perkins kwijt zijn." Dat was tenminste één troost, nu we de voor stelling moesten missen. Maar de circusbaas vloekte en meneer Hoogvlieger klaagde over het verlies van zijn ballon met woorden, die ik niet durf herhalen. Intusschen grepen wij allemaal 't een of ander vast, om meneer Perkins niet achterna te gaan. Toen kwam de circusbaas belooningen aan bieden. Hij zou honderd dollars betalen, zei hij, contant geld, aan den man, die den ballon vond, en nóg honderd dollars voor 't terugbrengen van juf frouw Jaguar. „En hoeveel voor meneer Perkins vroeg Curly. „Ook honderd dollars, als je zorgt dat ie weg blijft 1" zei de circusbaas. „Hij is aan 't bezuinigen. Je moest eens zien, hoe hij in mijn portemonnaie bezuinigd heeft voor m'n standplaats! Laat hém schieten, en breng de rest terug, en je hebt de duiten." „Afgesproken 1" riep Curly. „Ga mee, Rooie 1" Dus vóór ik het wist had ik een nieuwe baan een ballon, die op hol was, na zitten door Noord-Ame- rika met de windrichting als eenige aanwijzing. Maar ik rekende op één ding die jaguar zou de ballon vol gaatjes prikken terwijl hij rondklauwde, dus moest het ding wel gauw op den grond te recht komen, 't Eenige ongeluk was die wind. Als tonnen door de lucht zweven, komt een ballon niet naar beneden, al zit er geen gas meer in. Hoe lang meneer Per kins en de wilde jaguar krijgertje konden blijven spelen, was een tweede kwestie. Zooiets valt niet mee, als je dik en kort ademig bent. En Perkins vertelde later, dat hij bijna stikte van 't gas dat er uit liep, en dat hij doodzenuwachtig werd van die jaguar, zoodat hij wel twintig maal bijna misgreep. Hij zei, dat hij geen tijd had gehad, om naar't landschap te kijken, maar dat 't net was, of hij al jaren en jaren in een grooten, ronden, bruinen berg klom, die maar niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 20