^OKjUsKr ITMOQ^^ ^K^NgSS'* J - u >.Ui l,n«i n1nn>v nn nnn knor no f nrratl OOtl hnnttt ninocf T O De eene deur na de andere een kleedkamer, een badkamer, een hok met bezemsbeneden was niets, hij zou aan de eerste verdieping moeten beginnen. Daar waren ook weer salons, 't Scheen een schatrijk mensch te zijn kon je dat allemaal bij elkaar dansen, of zou ze 't zoo gemeubileerd gehuurd hebben Maar dat liet hem zoo Russisch mogelijk.en op de eerste verdieping was ook al niets, allemachtig-nog-aan-toe. Twee jammerende gestalten liepen als schaduwen voortdurend met hem mee, dorsten hem toch niet aan te rakeneindelijk kreeg één van de twee een telefoon te pakken. Hij griste haar snel den hoorn uit de hand en slingerde dien tegen den muur. Dat ontbrak er nog maar aan, dat hij nu den toestand zou moeten uit leggen aan den een of anderen snuggeren brigadier of veldwachter.. Hoo- gerop, naar de zolders Daar kon hij in het gangetje de electrische schakelaars niet zoo gauw vinden, en de twee schaduwen jammerden nog harder. Hier boven was hóar rijk waarschijnlijk waren ze bang voor hun spaarpotjes. Er moest iets gedaan worden, dat geschreeuw kon gevaarlijk worden. Tommy tastte in zijn zak en gaf hun ieder een biljet van twintig mark, en dat leek den dames zooiets wonderbaars, dat zij geen woord meer uit konden brengen. Hij vond een zoldervertrek met een verzameling prentbriefkaarten aan den muur, en midden tusschen de plaatjes was een raam, dat op den tuin uitkeek. Hij trok dat raam open iets, wat hij al veel eerder had moe ten doen. Daar stond namelijk voor de garage een renwagen, een pracht van een ijzergrauw dingetje, enkel motorkast en wielen. Er zat al iemand aan het stuur, en de reus stond er nog naast; hij hamerde spijkers in een groote kist en was onderwijl tegen iemand aan 't schelden. Tommy boog zich verder naar buiten, om beter te kunnen onderscheiden, wat daar gebeurdehij kon dat echter niet onderscheiden, wijl er daar buiten geen ander licht brandde dan een oude stallantaarn hij verloor bijna het evenwicht, toen hij een stem uit de kist hoorde komen, die riep „Tommy! Tommy! IkToen niets meer. De reus, met den hamer in de hand, keek naar boven de jonge man had het hoofd niet tijdig weer binnen kunnen halen. De kerel schreeuwde iets on verstaanbaars, sjorde de kist op den renwagen, klom er zelf achteraan, en de man aan het stuur reed weg. Tommy schold zichzelf uit voor ezel, voor idioot, voor erbarmelijk onnoozel wicht, en sprong met twee beenen tegelijk de trap af, om bij zijn wagen te komen, waarvan hij niet eens den magneetsleutel had afgezet. en toen hij buiten was, brulde hij het uit van woede, want hij zag, dat zijn auto verdwenen was. Daar ging hij, ginds, achter het grijze renwagentje aan En toen waren ze weg, den hoek om, en voor Tommy zat er nog maar één ding op: sprinten. Hij trok de armen aan langs de zijden, trok de knieën aan, en toen in stormpas vooruit; gelukkig was de hoek niet ver weg, en op het Reichskanzlerplein stonden taxi's, zooveel men maar wou. Op het plein zag hij nog juist de twee wagens den grooten weg inslaan en hij besprong een taxi, zooals de leeuw de antilope bespringt. Maar nu duurde 't weer een poos, voor die chauffeur met zijn dikken schedel begrepen had, wat er van hem verlangd werd, vóór zijn motor op gang kwam. Tommy vond het om dol te worden, en als hij aan den renwagen dacht, was het, of de keel hem dicht werd geknepen. „Rijd maar zoo hard, als u kunt. Ik betaal alle boeten." Hij zat tandenknarsend te tieren op het vehikel, waar hij in zat, en op den chauffeur. Als hij nu maar niet nét zoo'n hopeloozen kaffer had getroffen, zoo'n regenworm, zoo'n slak Die anderen vóór hem werden hoe langer hoe kleiner, en als ze bij de eerstvolgende kruising niet meer te zien waren, kon hij 't wel opgeven. De chauffeur van zijn kant werd langzamerhand dol van die eindelooze reeks aanvurende kreten. Zijn ge zicht werd zoo rood als een kers. „Ik kan niet harder, meneer. Een Ford is toch geen Mercedes Nee helaas Ah.... nu buigen ze af naar links; de taxi nam HET VERHAAL TOT NU TOE Tommy Quint wordt op straat één twee-drie verliefd op een meisje, dat later Flox Winter blijkt te heeten. Hij rijdt haar achterna tot haar woning, Mahren- holzstraat 17, waar hij juist bijtijds komt om een aanslag op een oud heertje, Cornelius Gulden, te verijdelenHij wordt bewusteloos geslagen en in het huis ge dragen; den volgenden dag huurt hij een kamer bij Flox' tante, om in haar nabij heid te blijven. Hij verbergt voor haar zijn rijkdom en noemt zich handelsreiziger in toilet-artikelen. Na eenigen tijd gaat het spoken in perceel Mahrenholzstraat 17; schoorsteenen vallen in en de waterleiding weigert telkens. Op een avond als het huis weer bijna overstroomd wordt, ziet Tommy op de trap een der aanvallers van het oude heertje. Hij volgt hem en ont dekt dat hij iets te maken heeft met de danseres Renée Malvyhaar voornaamste bewonderaar is Edgar Magnussen, neef van den heer Gulden, doch door hem onterfd. Om meer te weten te komen gaan Flox en Tommy naar de revue, waarin Renée Malvy optreedt. Flox sluipt achter het tooneel en moet zich plotseling, om zich niet te verraden, voordoen als een der meisjes van het ballet. Zij onderzoekt de kleedkamer van Renée Malvy, doch wordt daar ontdekt. De helpers van Magnussen, de chauffeur Roett en de reus Saczewski, brengen haar, vermomd als negerin, over de grens. Tommy, die een spoor vindt, volgt hen en zoekt eerst in het huis van Renée. de bocht te kort, sloeg op een haar na tegen een boom, moest JvJq Q remmenen bleef toen zelfs staan, stokstijf. Er was iets niet in orde. De chauffeur begon te razen, maar hij deed het niet half zoo hard als Tommy Quint. Die verwonderde zich, dat de Ford óók niet begon te schelden, zijn flanken trilden in ieder geval heftig.'t ellendige ding. En daar stond hij nu, midden op den weg, en hij bad uit het diepste van zijn ziel „Een sportsman Alstublieft, alstublieft, nu een echte sportsman met 'n Packard, een Mercedesik zal al heel tevreden zijn, als 't maar een dood- onnoozele acht-cylinder is. Daar kwam er een aangeschoten, den weg af, maar daar zaten drie vrouwen in, en in den volgenden wagen gleed er een paartje voorbij, en toen verscheen er een vrachtauto.. Wat heb ik toch misdaan, zuchtte Tommy, waar heb ik 't aan verdiend.... o lieve hemel, laat er een acht- cylinder komen, een acht-cy-lin-der Een miniatuur-wagen, een dikke limousine, opgevuld met opper hoofden der zakenwerelden daar achteraan een schat van een touring-car Tommy versperde den weg met wijd uitgespreide armen, de wagen maakte een zwenking. Tommy brulde de ander suisde voorbij, had ontzettende haast. Vier bakken vol spijkers stond Tommy hem toe te wenschen, voor iederen band éénToen kwam er een andere wagen, die had er een vaartje in alle respectWeer de manoeuvre met de uitgespreide armen, weer een smeekend gebrulde wagen stopte en Tommy trok een lang gezicht, want het was een meisje „Waarom houdt u me op?" „Pardon.... ik kon niet zien, dat't een dame was, in de haast. Daar ginds gaan de kerels, die mijn wagen gestolen hebben.als 't nog een mi nuut duurt, zijn ze nooit meer te vinden Het meisje trok opeens een zeer koel, energiek gezicht. „Stapt u maar in Tommy zette groote oogen op, en stópte in. De chauffeur van de Ford be gon te schreeuwen. Tommy gooide een bankbiljet uit het raampje hij had geen flauw besef van de waarde en toen ging 't voort, links den weg op, vijftig, zestig kilometer tachtig. „Met z'n hoevelcn zijn ze?" vroeg het meisje. „Twee. Een groote en een kleine." „Wat is 't voor een wagen?" „Roadster." „O. Dien hebben we zóó." „Als ik aan 't stuur zat, wist ik 't nog zoo net niet. Ik haal er honderd- en-vijftien uit." „Ik maak honderddertig. Mijn wagen is geen naai machine." Zoo moet ik 't hebben, dacht Tommy. Het meisje stak de kin naar voren en gaf gas. Zij waren nu op een buitenweg rijkelijk donker. In de verte zagen zij de schijnwerpers der vervolgden lichten. „Ze schijnen geen zin te hebben, om in Berlijn te blijven," zei het meisje. „Neeze maken weer 'n hoeknaar 't zuiden. Dat is toch 't zuiden Ja Plotseling kwamen de schijnwerpers daar vóór hen wat dichterbij. Maar dat duurde niet lang. Daarna bleef de afstand ongeveer dezelfde. Nu was er echter nog één lichtpunt vóór hen en plotseling stopte het meisje, met een ruk.... er stond iets zwarts voor hen, dwars over den weg, 'n langgerekte donkere gedaante.... de roadster van Tommy. Met één sprong was hij buiten den wagen en hij schreeuwde triomf. „Die kerels zijn precies zoo idioot geweest als ik ze hebben er den sleutel in laten zitten." „Dat treft u," zei het meisje doodbedaard. Tommy trad op haar toe. „Ik moet die lui toch nog een eindje achterna," zei hij. „Ik heb nog iets met ze te bespreken." Het meisje vertrok geen spier. „Als ik u soms kan helpen spreken?" vroeg ze. „Ik heb een beetje jiu-jitsu geleerd." Tommy keek haar aan en lachte. Hij zag een strak klein gezichtje, jongensachtig, bijna niet gepoederd. „Ik dank u verschrikkelijk," zei hij. „U....U bent een prachtmeisje." Ze strekte hem de hand toe een kleine stevige hand, en Tommy drukte die. Ze lachte, en trok toen met een rukje haar hand terug.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 28