No. 6
VRIJDAG 8 JULI 1932
189
Met een paar sprongen was Tommy weer bij zijn wagen. Hij zwaaide zicli
er in schakelde.
„Gaat 't?"
„Ja Tot ziens En nog eens hartelijk dank
„Ik vond 't wel moppig," riep zij terug.
Ze wuifde nog eens, keerde haar wagen en suisde den weg weer over, terug
naar Berlijn.
Ook Tommy reed nu, en het leek wel, alsof die twee nog in dienzelfden
nacht, in tegenovergestelde richtingen, den aardbol rond wilden.
In enkele seconden lag breed de zwijgende nacht tusschen hen.
De lichtschijn voor hem uit was niet meer zichtbaar, maar Tommy reed
honderd kilometer, honderdvijf.... een renbaan was de weg niet, maar
hij ging.
Honderdtien kilometer.de boomen schoten als zwarte flitsen voor
bij, zonder tusschenpoozen.
Van tijd tot tijd keek Tommy rond, naar links en rechts; de mogelijk
heid bestond, dat zij ergens in het veld bleven staan, met gedoofde lichten,
om hem eerst voorbij te laten jagen.
Hij zag echter geen zwarte gedaanten trouwens, zoo donker was het niet,
dat zij van zoo'n plan veel succes konden verwachten.
Eenmaal suisde er hem een auto voorbijer ging een schok door hem
heen, maar het was een limousine, geen renwagen. Hij moest 't nummer
onthouden.... IA 119931, maar dat zouden ze natuurlijk veranderen.
Dat wil zeggen, als ze er den tijd voor kregen.
Toen bespeurde hij voor zich uit heel ver voor zich uit weer een
lichtschijnsel.
Kwam het dichterbij? Neen Dus geen wagen,die hem tegemoetkwam;
zij moesten het zijn.
Honderdtwaalf kilometer....
Als hij maar genoeg benzine in zijn tank had.. 't Moest genoeg zijn,
als hij zich niet verrekende.
Links en rechts joeg de nacht voorbij.
Nu de onzekerheid van de jacht was opgeheven, en hij zijn geregelde
vaart hield, ging hij weer aan 't denken, vanzelf, plotseling.
Hij was nog nooit van zijn leven zoo dol te werk gegaan, zoo koppig
vastberaden.
Hoe kwam die schaamtelooze bende er toe, het meisje tete stelen
Zij moest natuurlijk iets ontdekt, iets gehoord hebben, ze wilden haar
uit den weg hebben, omdat ze te veel wist. Dat was de eenige verklaring.
Maar waar wilden ze haar heenbrengen?
Wat was hij een ezel geweest, wat 'n onvoorzichtige, erbarmelijke idioot
om toe te laten, dat ze alleen achter 't tooneel ging.
Hij had toch geweten, dat die groote kerel daar was.... maar dat die
haar nu ook herkennen moest, dat had hij niet kunnen voorzienkwam
er niet op aan, de mógelijkheid was er toch, had hij aan moeten denken
Die kerel zag nergens tegenop, als ze het meisje kwijt wilden.... ze
konden haar wel den wagen uitgooien, bij volle vaart.
Tommy gaf een kreet, schreeuwde het uit als een waanzinnige.
Nu eerst wist en voelde hij goed, hoeveel dat kleine meisje voor hem
beteekende, dat hij op een avond, nog maar zoo kort geleden, zoo maar eens
was nagereden.
Zij, zij....
Honderdvijftien kilometer.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
*7al niet gaan," zei Novotny, en zijn dikke onderlip kwam bedenkelijk naar
voren. „Als je een maand of drie eerder was gekomen, dan was 't te
vinden geweest; maar op, 't oogenblik Geen kwestie van. Jullie hebben
me trouwens niet eens vooruit gewaarschuwd. Je snapt toch wel, dat 't zon
hals over kop niet kan?"
Saczewski liet zijn vingers knakken.
„Het móet kunnen, Novotny," zei hij somber. „Vooruit bericht sturen
gaat niet, als iets plotseling opkomt, 't Is in ieder geval van 't grootste belang."
De Tsjech haalde de schouders op.
„Voor bagatellen kom je ook niet bij Novotny," zei hij. „Dat kan ik me
indenken."
„Je kunt heelemaal niet denken. Ik wou, dat je je dikken schedel maar
eens 'n beetje inspande, ouwe jongen. Waar een wil is, is een weg. We hebben
indertijd voor jou ook niet stilgezeten."
„Daar zit 't 'm niet, Saczewski. Je weet drommels goed, dat ik niet te
lui ben om te werken, als er wat voor me aanzit. Aan mij ligt 't heusch niet.
Maar ze zijn de laatste weken aan de grens zoo venijnig als wat.. Zeg jij me
maar eens, hoe ik 't meisje er over moet krijgen. Hier in Niedergrund is 't
Duitschland Een pas heeft ze niet
„Misschien wil je er nog een pokkenbriefje ook bij hebben? Je hebt 't maar
voor 't zeggen."
„Een pas heeft ze niet," begon Novotny onverstoorbaar opnieuw, „en
Grabling, die me de papiertjes altijd bezorgd heeft, hebben ze vorige week ge
snapt in Tetschen. 't Zijn kwaaie tijden, Saczewski."
3Sown ia wolken.
IN HET DAL IS HFT NU WAT HET WEERBERICHT NOEMT „ZWAAR BEWOLKT", MAAR OP DEN BERGTOP IS HET LICHT, WANT DAAR STAAT MEN BOVEN
IN HET DAL IS HET NU WA 1 EEN qROOTSCH LANDSCHAP VAN WIT-BESNEEUWDE BERGTOPPEN LIJKEN.