204 VRIJDAG 15 JULI 1932 No. 7 Oft leii dooi Jted&Uand. MIDDELEEUWEN RECHT WERD GESPROKEN. VOLGENS PLAATS RECHTSPRAAK. SOMMIGEN HIELDEN OOK DE GERMANEN OP DEZE DE BALLERKUIL BIJ ROLDE, WAAR IN DE wL-v-y Nanette Grant legde met een koppig gezichtje een ther- mosflesch in het mos en een papieren zak, waar appels en sandwiches in zaten. Zij had een kleur en hijgde zwaar, want het was een heele klim geweest, naar het hoogste puntje van den Over top. Maar hier was ze in ieder geval veilig. Ze kon zien, zonder gezien te worden. Verborgen door een dikken halfcirkel van stevige dennen kon zij neerzien op de streek aan haar voeten, zonder gevaar te loopengevaar van den kant der spiedende wereld, die alle geheimen van haar hart trachtte te lezen. Toen sloeg ze opeens de armen wijd uit, en onder den druk van haar ge voelens sprak ze haar gedachten luidop uit. „Het kan me niet schelen. Ik doe 't niet. Ik trouw niet met n man, waar ik n*'et van houd," vertelde zij aan de wijde, stille wereld. Die uitval gaf haar kalmte. Zij liet zich neervallen naast haar flesch met thee, en sprak weer. „Ik doe 't niét,"zei ze nog eens, maar ditmaal bleef haar verklaring niet onbeantwoord. Vlak achter haar hoorde ze een stem. „Zou ik ook niet doen, als ik u was," zei die. Het antwoord kwam volkomen onverwacht op uit de stilte, en Nanette keerde zich om met een kreet van schrik, die een kreet van booshe-d werd, toen zij zag, dat er een man naar haar stond te kijken, met een tinteling van goedigen spot in de oogen. Wat 'n brutaliteit 1" zei ze. „Hoe durft u me af te luisteren I'lk was er het eerst," verdedigde hij zich. „Dus is 't mijn schuld niet, dat ik u gehoord heb, vindt u wel U had in ieder geval niet hoeven luisteren," zei Nanette, nog steeds boos. "waarom niet Hoe niet Ik kon toch niet van den heuvel afspringen Bovendien heb ik op 't oogenblik precies zoo'n gevoel als u," zei hij kalm- Hij keek haar op zoo'n hartelijke manier aan, dat Nanette haar toorn liet zakken. In ieder geval had hij het leukste stel grijze oogen, dat ze ooit van een man gezien had, en er was iets in zijn geheele houding, dat ze niet goed begreep, dat haar vaag nieuwsgierig maakte. Ze vond hem interessant, en ondanks zichzelve glimlachte ze. „Hoe weet u, dat u precies zoo'n gevoel hebt als ik vroeg ze hem. "omdat ze mij ook probeeren over te halen tot iets, dat ik niet wilen - al beweer ik bij hoog en laag, dat ik 't niet doe, ben ik toch U doodsbang, dat ik 't wél zal doen," vertelde hij plechtig. I Nanette keek hem ernstig aan. tznna Ldcey Dus u ként dat afschuwelijke gevoel?" vroeg ze. „Als 't net is, of de heele wereld samenwerkt, om je over den rand van den afgrond te stooten en er over móet je." Ze zweeg even, en ging toen voort „Ze willen me laten trouwen met een man, waar ik geen steek om geef, en dien ik amper ken," zei ze vlug. De man toonde geen verbazing over haar vertrouwelijkheid. „En ze willen mij laten trouwen met 'n meisje, waar ik geen steek om geef,"en dat ik óók amper ken," vertelde hij op denzelfden plechtigen toon. „We zijn dus lotgenooten." jaNanette keek een beetje verwonderd, toen greep ze naar de thermosflesch en schroefde die open. „Hebt u zin in thee vroeg ze. „Die heb ik meegebracht, om tenminste een uurtje alleen te zijn." „Dan zou 't zonde zijn, als ik uw eenzaamheid bleef verstoren, zei hij. Lachend trok Nanette de kurk van de flesch. ,,'t Lijkt wel, of we hier opzettelijk zijn gekomen, om elkaar onzen nood te klagen," zei ze. „Ik heb in ieder geval een gevoel, alsof we al heel lang vrienden zijn, gaf hij ten antwoord. Nanette boog zich naar hem toe. Ze vond het wel prettig, haar grieven aan iemand te kunnen toevertrouwen. ,,'t Is gewoon afschuwelijk," zei ze. „We zijn straatarm, ziet u. En dan zoogenaamd stand ophouden. We wonen in een veel te groot huis, omdat moeder dat den eenigen weg vond, om mij aan den man te brengen. Ik moet natuurlijk om geld trouwen, en ze heeft al een man voor me uitgezocht. Hij ts tegen de vijftig, en ik ben pas twintig, dus Ik sta er ongeveer net zoo voor," viel de man haar in de rede. „Ook mijn moeder. Om eh.om 't geld en nog een paar redenen wil ze, dat ik trouw, en een vrouw heeft ze al voor me. 't Is geen oudje ze is pas vierentwintig. Maar ze is leelijk en grof en vervelend en ze weet niet eens, met welk eind van een tennis-racket of ze spelen moet." Nanette's oogen schitterden. „Bent u ook zoo dol op tennis?" vroeg ze. „Reusachtig 1"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 12