No. 7 VRIJDAG 15 JULI 1932 207 Ze zocht haar zakdoek, snoot zich luidruchtig den neus en hief het hoofd op. En terwijl ze dit deed, hoorde ze een vriendschappelijk gebrom, en een klein nat neusje werd vragend tegen haar wang gedrukt. Nanette keek op. Een ongeduldige, borstelige terrier keek haar verwon derd aan. „Schat," zei ze zacht, terwijl ze haar hand naar 't dier uitstak. De hond maakte een klagend geluid, kwam dichter naar haar toe, en zij zag, dat hij beefde. Hij hield zijn kop een beetje naar een kant, en ook zijn oogen schenen te smecken, en Nanette begreep hem terstond. „Zoo, ben je verdwaald zei ze, en door haar zorg voor den hond vergat ze even haar eigen moeilijkheden. „Arme kleine stakker. Hoe kom je hier Er is nergens een huis te z<en. Staat je naam op je halsband Zij zat te turen in het donker, herinnerde zich toen, dat ze een klein doosje waslucifers in haar tasch had, en streek er een aan. „Je hebt een pracht van een halsband, jonge man," vertelde ze den hond, en hij zwaaide met zijn staart, alsof hij haar begreep." Zijn naam stond er inderdaad op Rafel en die naam paste hem goed. Toen las ze, in kleine letters daaronder „Villa Wilgenhof, De Wilg." „Oei," riep Nanette, „da's een heel eind Toen, in schertsenden toorn, zei ze tot den hond „Je moet dien kant op, Rafel. Ga gauw naar je baas, on deugende rakker." Rafel grinnikte onbeschaamd. Hij plaatste zijn kop nog wat schuiner dan hij al stond, en wachtte, wat er verder zou komen. Hij had in ieder geval geen zin, om te gehoorzamen. Hij had al een paar uren rondgezworven, en nu hij bij dit aardige meisje was, voelde hij zich best op zijn gemak. Als hij bij haar bleef, zoo scheen hij te begrijpen, zou zij hem wel terugbrengen naar huis en naar zijn verloren meester. Hij wachtte dus op de volgende beweging van het meisje. Zij liep vlug weg. Rafel kwam haar na. Ze gooide met een steen naar hem. Hij ving dien handig op met zijn bek, en was een seconde later weer naast haar. Nanette wist geen raad meer. Aan den eenen kant waren er haar moeder en Hugo Masters die zouden alle twee woedend op haar zijn, als ze zoo lang buiten bleef. Aan den anderen kant was er de arme kleine Rafel, die zijn baas kwijt was geraakt. En het lot van den verdwaalden hond trof haar het krach tigste. Het zou ontzettend laat worden, als ze Rafel naar huis bracht. Van den anderen kant ruzie kreeg ze toch zoo heel veel verschil zou 't niet maken, of ze wat vroeger of wat later thuiskwam. Rafel jankte nu zacht. Hij hief een van zijn voorpooten op, alsof hij dood moe was. Hij maakte het haar volkomen duidelijk, wat hij wenschte. Zonder nog langer te aarzelen nam Nanette hem in haar armen, keerde zich vastberaden om en sloeg de tegenovergestelde richting in. Ze ging Rafel naar huis brengen. Zij had nog niet ver geloopen, toen er 'n vrachtwagen haar achterop kwam. Zij riep den koetsier aan. Als hij ergens in de buurt van De Wilg zijn moest, wou ze wel graag meerijden. De man knikte. „Daar moet ik zijn," zei hij. „Ren er in tien minuten. Stapt u maar op." (Wordt voortgezet) Op ïeio dooi Jtedeüand. PANORAMA VANUIT EEN DER TORENS DER BRUG OVER DEN APEI .DOORNSCHEWEG BIJ ARNHEM. „Je trouwt, en je trouwt met mij." Er was iets hards en leelijks in den toon, waarop Hugo Masters dit zei. Zijn woor den klonken bijna als 'n bedreiging. Nanette strekte de armen uit met een smee- kend gebaar maar niet voor zichzelf smeekte zij ze wilde alleen niet, dat de herinnering aan haar avontuur bedorven zou worden. Toen keek ze hem kalm aan. „U hoeft me heusch niet meer lastig te vallen. Ik houd van iemand an ders," waagde ze te be kennen. Hugo lachte. Hij liet zijn plannen nooit in de war sturen door zulke kleinigheden. Van het oogenblik af, dat hij Nanette voor het eerst gezien had, was 't zijn plan geweest, haar tot zijn vrouw te maken. Daar kon hij slecht van afzien om een gril van haarHij sprak dus scherp „Doe niet zoo on- noozel, Nanette. Je weet, dat ik je alles kan geven, wat je hart begeert kleeren, een mooi huis, juweelen ,,'t Schijnt niet eens in je op te komen, om me liefde aan te bicden," zei ze uitdagend. „Liefde Hij stak een sigaret aan en blies den uitslingerenden rook de lucht in. „Daar kunnen we over praten, als we getrouwd zijn. 't Is toch zeker genoeg, dat ik je hebben wil „Neen," zei ze langzaam. „Dat is niet genoeg. Er zijn twee menschen noodig, om 'n contract te sluiten, meneer Masters, en ik wil u niet hebben." Haar woorden kwamen rustig, zonder eenig spoor van gemoedsbeweging. Het gezicht van den man verbleekte. Hij had wel bezwaren verwacht, maar geen wezenlijken tegenstand. Boos kwam hij op haar toe, maar het was een toorn, die uit gedwarsboomde hartstochten voortkwam. Nanette begreep zeer goed, dat hij haar wilde kussen. Dat was iets voor Hugo Masters te probeeren door geweld onderwerping af te dwingen kracht van geweld, geen kracht van liefde. En Nanette dorst niet te wachten op dien kus. Zij keerde zich om en vlucht te door de openstaande deuren den tuin in. „Nanette! Doe niet zoo dwaas Kom hier!" riep Hugo woedend, maar zij hoorde hem niet. Zij was de laan al uit en liep, zoo vlug zij kon. naar den heuvel, waar zij Paul dien middag ontmoet had. Plotseling bleef zij staan, opeens begrijpend, welk een dwaasheid zij be gaan had. Maar als ze hem nu eens nooit meer terugzag Voorbijgaande schepen misschien had zij een vergissing begaan. Ver onderstel, dat zij terug moest naar huis, om zich overwonnen te verklaren.. Zij wist precies, wat haar dan te wachten stond, want zij had al meer doorge maakt scènes, ruw, afschuwelijk, zenuwschokkend gekijf. Een poosje zou zij voet bij stuk kunnen houden, maar ten slotte zou haar moeder het winnen. Dan zou zij weer doen, zooals zij vroeger zoo vaak ge daan had zich onderwerpen, liever, dan verdere onaangenaamheden te Irotseeren. Zoo was 't altijd gegaan. Zij stond stil, aarzelde. De Overtop was zoo dichtbij, maar hij stond ver laten en zwijgend. Als zij opklom naar den top zou wel eens kunnen blijken, dat Paul niets anders was dan 'n waan, een droom, te mooi om waar te zijn. Er steeg een gloeiende blos in haar wangen toen zij dacht aan zijn kussen. Die waren in ieder geval echt geweest maar zouden ze blijven Of waren ze als het feeëngeld, iets dat verdween, als de zon daalde Pure illusie, of iets wezenlijks „Paul Zij fluisterde zijn naam uit. O, de dag van morgen móest komen, en de werkelijkheid van vandaag met zich brengen Vlug liep zij door, zonder op haar weg te letten bijna, tot zij opeens be merkte, hoe eenzaam ze was. „Ik lijk wel gek," sprak ze luidop, en minachtend snoof ze een paar maal. „Een man, dien ik maar éénmaal gezien heb, en waar ik niets van weet Toen gaf zij de poging op, zich achter voorwendsels te verschuilen. Omdat zij zich verlaten en ongelukkig voelde, en omdat ze naar Paul verlangde, liet zij zich plotseling neervallen in het gras, sloeg de handen voor het gezicht en liet haar tranen den vrijen loop. Het deed haar werkelijk goed, dat ze schreien kon. Al haar opgekropte emotie kwam nu los. Als zij weer kalm werd, begreep ze, zou zij de dingen kalm onder de oogen kunnen zien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 15