No. 7 onwillekeurig haar gezicht in de richting van Damer wendde. Plotseling begreep hij, dat een heele mor gen van wachten ondraaglijk zou zijn. Hij moest een excuus hebben om zoo vroeg mogelijk op het too- neel van de tragedie te verschijnen. „Ik ben ook van plan naar boven te gaan, Ha rold," zei hij, „maar op een beetje behoorlijker uur. Ik tref je dan later wel op het pad." „Graag," was Darner's antwoord, „Ik zou het vervelend vinden als ik den heelen dag alleen was. Misschien dat ik mijn steenbok nog tref, maar de conversatie met hem is altijd een beetje eenzijdig." Nog even bleef hij praten daarna wenschte Werner goeden nacht en vertrok. Toen Harold Damer den volgenden morgen de beklimming begon, werden de met sneeuw bedekte bergtoppen gekleurd door de eerste stralen van de opkomende zon. Naarmate hij hooger klom, bekeek hij met groeiende bewondering het prachtige, woeste berglandschap. De stilte werd af en toe alleen verstoord door het donderende geluid van een la wine, ergens ver wegoverigens harmonieerde die stilte volkomen met de ontzagwekkende na tuur. Twee uur duurde het voor hij het begin van het hangende pad bereikt had. Daar bleef hij even staan om uit te rusten. Over den rand naar be neden blikkend kon hij een huivering niet onder drukken. De glasachtige bergwanden, bijna lood recht in de verschrikkelijke diepten verdwijnend, gaven een gevoel van misselijkheid. Hij richtte zijn oogen weer op het pad deed een paar passen. „Kolossaal," mompelde hij half luid, „hoe de inboorlingen dèt hebben kunnen maken. Daar zouden onze ingenieurs...." Zie-iep Gekraak 1 Met een plotseling, scheurend geluid zakte het pad weg. Damer gooide zijn armen omhoog, greep wild naar den rotswand. Dan opende zich het ledig onder hem, en hij viel. Die ontzetten de val scheen een jaar te duren. In werkelijkheid was hij slechts een meter of zeven gevallen, sneeuw en aarde onder hem wegschietend, toen zijn handen de takken van een bergstruik grepen. Krampachtig sloten zijn vingers zich. De volgende seconde hing hij zwaaiend boven het duizend meter diepe ravijn. In doodsangst, een plotseling zwaar gevoel in de maag, wachtte hij tot de struik zou breken. Hij durfde de oogen niet naar beneden te richten. Het besef van den ontzettenden val der volgende oogenblikken was te veel voor menschelijke draagkracht. Maar de struik hield hem tenslotte waagde hij het naar beneden te kijken. Honderd meter lager boog de rotswand iets naar buiten, aldus een beschutting vormend voor het hangende pad daaronder, waarvan nog juist de buitenkant zichtbaar was. Wanneer hij viel, flitste het hem door den geest, zou de uitgebogen rotswand hem nog meer naar buiten slingeren. Hij sloot even de oogen, opende ze weer en keek naar boven. Zeven meter loodrechte rotswand scheidde hem van het gedeeltelijk versplinterde pad. Die muur zou hij nooit kunnen beklimmen. Hij moest hier hangen, kouder en kouder wordend, tot zijn verstijfde vingers zijn gewicht niet meer konden houden. Door een bijna bovenmenschelijke poging wist hij de opkomende duizeligheid te bedwingen en forceerde hij zichzelf tot denken. Werner zou van daag ook naar boven komen. Misschien zou hij over een paar uur hier zijn. Twee uur. Twee uur Zoo lang zou hij hier niet kunnen hangen. Mis schien, misschien was er een inboorling in de buurt. Hij schreeuwde, met al de kracht van zijn longen nog eens nog eens. De echo weerklonk dan weer stilte. Schichtig zochten zijn oogen weer den rots wand af. De struik waaraan hij hing was met de wortels bevestigd in een smalle rotsspleet, zoo smal, dat een mensch die er languit in lag, half op de struik moest rusten. Een wild verlangen tot leven greep hem aan. Als hij zich maar kon op trekken tot die spleet, zou hij het langer kunnen uithouden. De angst gaf zijn spieren even kracht. Zijn armen waren bijna verstijfd, maar langzaam, heel langzaam wist hij zich op te trekken. Nog iets, nog even, hij slingerde zijn eene been in de spleet, het andere volgde een oogenblik wankelde hij, hij greep de struiken. Goddank, nu lag hij languit in de spleet, half op de uitstekende struik. Hij draaide het gezicht zoo ver mogelijk naar boven, om niet in de gapende diepte te moeten kijken, waarin hij door de minste onvoorzichtige be weging te pletter kon vallen. Opnieuw schreeuwde hij zoo hard hij kon en plotseling hoorde hij een VRIJDAG 15 JULI 1932 en éUecAt kumwt zacht knorrend geluid boven zich. Hij keek een gehoornde kop verscheen over den rand van het gebroken pad. De steenbok keek hem in het gezicht. Ondanks zijn gevaarlijke positie voelde Harold zich vreemd bewogen bij het zien van zijn bescher meling. Het was of het dier iets begreep van de ongelukkige positie, waarin zijn redder ver keerde. Het knorde opnieuw, deed een poging of het over den rand wilde klauteren naar beneden, maar trok dan de pooten weer terug langs een bijna loodrechten rotswand kan zelfs een steenbok geen steunpunten vinden. Aandachtig bleef het dier naar beneden staren. Met het geweer onder den arm beklom Werner behoedzaam het bergpad. Hij had later op den morgen willen vertrekken, maar het was hem on mogelijk langer in zijn bungalow te blijven. Hij moest zekerheid hebben, zoo spoedig mogelijk, dat zijn vijand uit den weg geruimd was. De span ning was ondraaglijk zijn gerustheid zou eerst terugkeeren, wanneer hij het gapende gat in het hangende pad had gezien. Zijn hart bonsde nooit, zelfs tijdens de gevaarlijkste jacht, had hij zich zoo opgewonden gevoeld. Wat was dat Hij stond stil, luisterde. Het was Darner's stem, roepend in doodsangst. Razend vlogen de gedachten door Werner's hoofd. Damer schreeuwde om hulp. Dat beteekende, dat hij in gevaar was. Zou hij aan den rand van het pad hangen Hadden zijn handen een steunpunt aan den rotswand gevonden Zijn greep om het geweer verstevigde zich. Hij had Damer willen dooden zonder dat eenige verdenking in zijn rich ting ging. „Vervloekt t" Hij gromde. „Nu zal ik hem een kogel door zijn hersens moeten jagen," dacht hij. „Als ze ooit zijn lichaam vinden laten ze dan maar vermoeden wat ze willen." Zoo vlug mogelijk klom hij verder. Nu had hij het gedeelte van het hangende pad bereikt, dat zich bevond onder dat, hetwelk door hem onder mijnd was. Hij boog zich over den rand, zoodat hij langs den licht naar buiten buigenden rotswand naar boven kon zien. Honderd meter boven hem zag hij Damer, als een vlieg tegen de rots geklemd, half in een spleet, en recht boven hem den steenbok, die over den rand van het ge broken pad keek. Werner lachte binnensmonds. Hier was een prachtkans. Wanneer hij den steen bok schoot, zou deze boven op Damer vallen. Hij lachte weer. Precies boven op Damer, die immers half buiten de spleet hing. De steenbok zou Damer meesleuren in zijn val, duizend meter diep. Twee vliegen in één klap. Hij richtte zijn geweer koelbloedig en lang op het dier daarboven, dat nog steeds over den rand naar zijn weldoener keek. Hij trok af. Een deel van een seconde bleef de steenbok bewegingloos staan. Toen zakte hij naar voren, de voorpooten sloegen in de lucht boven het gapende gat in vernieuwden doodsangst trachtte Damer vergeefs zich dieper in de spleet te werken. Plotseling, in een laatste stuip trekkende beweging, verhief de groote steenbok zich achterover, weg van de gapende opening, steigerde nog een paar stappen terug en viel toen zijdelings over den rand van het han gende pad, langs Damer, maar meer dan een meter van hem verwijderd. Verbijsterd en als gefasci neerd door dit onverwachte resultaat, staarde Werner een oogenblik naar boven. Dan begreep hij het ontzettende gevaar waarin hij verkeerde. De vallende steenbok bevond zich recht boven hem Onder een schorren kreet liet hij het geweer vallen en wilde met groote sprongen het pad afloopen. Maar te laat. Suizend en bliksemsnel kwam de groote steenbok naar beneden geschoten, boven op Werner. Zijn omhoog geheven armen vormden geen beschutting. Als een strootje werd hij neer geslagen, mensch en dier lagen een oogenblik op den rand van het hangende pad daarna schoten beiden de diepte in. Twee uur later stond een hulpexpeditie, bestaan de uit kolonel Holt, twee van zijn officieren, vier inlandsche soldaten en Vera, aan den rand van het gebroken pad. In het daarna volgende half uur hadden de inlandsche soldaten zich langs touw ladders naar beneden gelaten, touwen om Darner's lichaam gebonden en hem uit zijn gevaarlijke positie naar boven getrokken. Sprakeloos en doods bleek viel Vera hem om den hals. Terwijl zij zich aan hem vastklemde, gaf de kolonel een verklaring. „Een van onze soldaten vond de lichamen van een steenbok en van Werner. Dadelijk zijn we naar boven getrokken. Niemand, behalve Vera, durfde hopen je nog levend te vinden. Was Werner bij je, toen het ongeluk gebeurde Harold Damer vertelde zijn verhaal. Toen hij het incident van het plotselinge schot bereikt had, onderbrak de kolonel hem. „Een schot Een schot op den steenbok, die recht boven je stond En Werner was de eenige die hier was?...." Nu was het Vera die hem onderbrak. „Begrijpt u het niet Hij moet het hangende pad zelf stuk gemaakt hebben. U kunt zien dat de staken door gezaagd zijn. Hij is natuurlijk naar boven gekomen, om het resultaat van zijn schurkestreek te zien. Hij zag Harold beneden den steenbok hangen en heeft toen natuurlijk geschoten in de hoop, dat het vallend lichaam Harold zou meesleuren." „Ja," zei Damer, „ik vrees dat dat de waarheid is. Het schot kwam van het pad beneden. Maar inplaats van op mij te vallen is de steenbok in zijn stuiptrekking terug gesprongen, en heeft Werner van het pad beneden in zijn val meege sleurd. Arm dier," vervolgde hij zacht en schor, „zonder het te weten, heeft hij mij gered en zich zelf gewroken." „Maar waarom 1" barstte de kolonel uit. „Welk motief. „Dat weten wij," viel Vera in „Harold en ik. Hij was jaloersch, vreeselijk jaloersch. Ik voelde, dat hij Harold kwaad wilde doen." Haar glinsterende oogen keken Harold aan. In een spontane beweging sloeg zij opnieuw de armen om zijn hals en gaf hem een kus. De kolonel kuchte. „Rechtsom was zijn com mando aan de inlandsche soldaten. En tegen de officieren „Heeren, 't lijkt me correct, dat we ons even omkeeren Foto Paramount.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 21