s ootnvaok* De uitslag van de prijsvraag uil den H.B.-roman Hel Huis a. d. Overkant y^iducr een episode uit het eerste gedeelte van onzen nieuwen premieroman In Stdte Getrouwd"door Charlotte M. Brame. Wij zijn ervan overtuigd dat het overbodig is een loflied te zingen op dit boek. voor welks inhoud de naam van de schrijfster borg staat. Alleen willen we er nog even op wijzen, dat in dezen roman zich wederom een prijsvraag bevindt voor welker goede oplossing o.a. een aantal geldprijzen is beschikbaar gesteld. Op de tafel in het boudoir van de hertogin van Hattonwood lag een heel fijne witte zakdoek, waaruit een lichte geur van viooltjes opsteeg, en een lint van een heel bijzondere mauve tint de hertogin fronste zwaar de wenkbrauwen, terwijl zij er naar keek. Toen zij 't geluid van naderende voetstap pen vernam, trok 'n blos van toorn over haar gelaat, terwijl er een boosaardig licht in haar oogen flikkerde. „Binnen," klonk haar kort antwoord, toen er be scheiden op de deur geklopt werd. Een meisje trad de kamer binnen een tamelijk groot en slank meisje. Haar gracieuze voorkomen en de frissche, nobele lijnen van haar gelaat hielden een belofte in voor een ontluikende, zeldzame schoonheid. Er was iets aarzelends wat schuchter, maar daarom niet minder bekoorlijk in haar houding, toen zij langzaam op de tafel toeschreed, waarvoor de herto gin gezeten was. „Uwe Genade wenscht mij te spreken zei zij met een stem, die zoet en helder klonk. Inderdaad, juffrouw Wynter," antwoordde de her togin op hooghartigen toon, „ik wensch u eens even te spreken." Meteen wees zij met een verachtelijk gebaar naar den zakdoek en het lint, die voor haar op tafel lagen. „U wilt wel zoo vriendelijk zijn, deze voorwer pen eens even van nabij te bekijken Juffrouw Wynter nam de beide voorwerpen in haar handen haar gelaat drukte niets anders dan de meest oprechte verbazing uit er viel noch vrees, noch schrik in te bespeuren. „Kunt u mij ook zeggen, aan wie deze voorwerpen toebehooren vroeg de hertogin. „Aan mij, uwe Genade," antwoordde 't meisje, zon der ook maar de geringste aarzeling. „Bent u daar heel zeker van „Heel zeker, uwe Genade mijn naam staat op den zakdoek en ik gebruik altijd deze zelfde odeur van viooltjes." „Wanneer heeft u dit lint, dezen strik het laatste gedragen?" vroeg de hertogin met hooghartigen ernst. „Wanneer? Ja, dat zou ik u niet zoo precies kun nen zeggen als ik mij niet vergis, eergisteren." „Dus ze zijn van u hield de hertogin aan, „u heeft ze als uw eigendom herkend en u droeg dat lint twee dagen geleden „Ja, voor zoover ik mij herinneren kan, wel," luidde het op zwakken toon gegeven antwoord. „Zoo, en waar denkt u wel, juffrouw Wynter, dat deze beide, door u als uw eigendom erkende voorwer- penjzijn gevonden Welnu, nergens anders dan in de kanier van lord Alban U zult moeten toegeven, juf frouw Wynter, dat daarmede het bewijs geleverd is, dat u daar vertoefd hebt." „Ik ik begrijp er niets van...." stamelde het meisje op onzekeren toon. „Ik zou niets liever wenschen, dan dat ik u zou kun nen getooven en ik verzeker u, dat ik de waarheid spreek, wanneer ik zeg, dat ik ook niets liever wen schen zou, dan dat u mij inderdaad niet begreep. Maar ik vrees, dat u helaas maar al te goed weet, wat ik be doel. Ik herhaal, dat deze voorwerpen in de kamer van mijn zoon gevonden zijn en dat uit dit feit het overtuigende bewijs geleverd is, dat u daar vertoefd hebt." De witte lippen openden zich opnieuw. „Welke ka mer IkikToen stierf het geluid weg. „Verspil uw tijd niet niet naar verontschuldigingen te zoeken," viel de hertogin in. „U zult moeten toe geven, dat uw kamers en die van lady Nelly zich in den Oostelijken vleugel bevinden u weet verder even goed als ik, dat de kamers van lord Alban aan den an deren kant van het huis gelegen zijn. Welnu, tracht nu eens mij een verklaring te geven van het feit, hoe het mogelijk is, dat deze, aan u toebehoorende voor werpen in zijn kamers gevonden zijn." Een onverstaanbaar gemompel was hierop het ant woord. „Ik wil u nog één kans geven," vervolgde de herto gin op langzamen toon „niet om u schoon te was- schen, want niets ter wereld kan mijn opinie omtrent u meer wijzigen, maar de beste manier om deze aange legenheid tot een goed, althans eenigszins behoorlijk einde te brengen is, dat u mij de volledige waarheid vertelt." „Ik heb u niets te vertellen." „Welnu, als u dan niet spreken wilt, dan zal ik het voor u doen. Als u denkt, dat 11 van uzelf zult vallen, neem dan liever een stoel," voegde zij er aan toe, want het lieve, zachte gelaat was met een doodelijk bleek overtrokken en het bevende meisje hield zich met één hand aan een stoel vast. „De vorige week," vervolgde de hertogin, „zond ik mijn kamermeisje Sidonie naar de vertrekken van mijn zoon om daar iets voor mij te halen. Het was heel vroeg in den och tend en zij bracht mij dezen zakdoek, dien zij midden in de kanier gevonden had. Waar ik zelf den avond te voren heel laat op die kamer geweest was, weet ik me uiteraard heel duidelijk te herinneren, dat die zakdoek er toen niet lag. Had hij er wel gelegen, dan zou ik hem zeer zeker opgemerkt hebben. En nu vraag ik u, hoe het mogelijk is, dat die zakdoek daar tusschen het uur, dat ik de kamer verliet, en den daar op volgenden ochtend kan gekomen zijn Er kwam geen antwoord. „Toen mijn meid een der daaropvolgende dagen opnieuw heel vroeg in den morgen op de kamer van lord Alban zijn moest, vond zij daar dat lint. Het toeval wilde, dat ik ook juist dien avond, die daaraan voorafging, laat op de kamer van mijn zoon had ver toefd, en ik kan tl de verzekering geven, dat het zich toen daar niet bevond. Ik kan hieruit slechts één gevolgtrekking maken. Kunt u wellicht een andere verklaring voor een en ander geven Weer klonk een onverstaanbaar gemompel. „Ik heb nog meer te zeggen," vervolgde de herto gin op hooghartigen toon „zelfs toén kon ik u nog niet van een dergelijke daad verdenken. Mijn meid besloot daarop, mij het overtuigende bewijs van uw schuld te leveren en stelde zich gisterenavond verdekt op. Ik zal u waarschijnlijk wel niet behoeven te ver tellen, wat zij gezien heeft." Het meisje sloeg de handen ineen, terwijl er een uitdrukking, waarvoor de hertogin geen uitleg kon vinden, op haar gelaat kwam. „En nu vraag ik u en ik eisch een antwoord van u sinds wanneer u er een ge woonte van hebt gemaakt, lord Alban in zijn werkkamer te gaan opzoeken Sinds wan neer Antwoord mij I" Met een hartverscheurenden kreet strekte het meisje beide handen naar de hertogin uit. „Heb medelijden met mij snikte zij. „Ik kan 11 daarop niet antwoorden. Ik heb niets te zeggen." Opnieuw drukte de hertogin op den knop van de zilveren bel, die voor haar op de tafel stond. „Stuur onmiddellijk Sidonie bij me," zei zij tegen dén livrei-bediende, die verscheen. Enkele oogenblikken later trad het Fransche ka mermeisje binnen. „Ik zou graag hebben, dat je in het bijzijn van juf frouw Wynter even herhaalde, wat je mij vanmorgen hebt medegedeeld," zei de hertogin. Op het gezicht van Sidonie verscheen een kwaad aardige trek. Zij haatte het bleeke, mooie meisje, dat daar bevend voor haar stond, en zij kon nauwelijks wachten om met haar verhaal te beginnen. „Een week geleden deelde ik uwe Genade reeds mede, dat ik, toen ik op een ochtend heel in de vroegte enkele werkzaamheden in de kamer van den lord moest verrichten, dezen zakdoek, waarin de naam van juffrouw Wynter geborduurd staat, op den grond vond liggen. Mij afvragende, hoe die daar komen kon, nam ik hem op en bracht hem bij u. Toen ik gisteren opnieuw iets moest halen in de kamer van den lord, vond ik daar dit mauve lint. Ik had het de juffrouw toevallig den daaraan voorafgaanden avond zien dragen." In haar hart haatte de hertogin de vrouw om den triomfantelijken blik, d>en zij in de richting van 't meisje wierp. „En verder. „En toen.... ja...." zei het meisje met voor gewende verlegenheid. „Ik,-,., ik weet werkelijk niet. „Terzake 1" klonk de nuchtere aansporing der hertogin. „Toen.. welnu, ik besloot er eens het mijne van te hebben. Niet uit nieuwsgierigheid, maar.... ja., enfin, ik besloot eens op een avond op den uitkijk te gaan staan. Mijn geduld werd niet al te lang op de proef gesteld. Heel kort na middernacht zag ik eens klaps juffrouw Wynter op haar teenen door de gang sluipen. Voor de kamerdeur van lord Alban bleef zij staan en zij tikte op een heel bijzondere manier op de deur. Deze werd geopend en zij ging naar binnen. Toen juffrouw Wynter de kamer weer uitkwam, was het twee uur." „Welnu, juffrouw Wynter, u hebt het gehoord. Wat hebt u op deze beschuldiging want een ander woord kan ik er niet voor vinden te zeggen Eén woord van u is voor mij voldoende is het „ja" of is het „neen" „Ik heb u niets te zeggen, uwe Genade." „Ik heb u gezegd, juffrouw Wynter, dat ik de waar heid van uw eigen lippen wilde hooren. Ik heb u altijd zoo graag mogen lijden, dat één woord van u voor mij voldoende zal zijn om elke tegen u ingebrachte beschuldiging te niet te doen. En nu voor de laatste maal vraag ik u in het bijzijn van degene, die u be schuldigd heeft kunt u mij een aannemelijke ver klaring geven als weerlegging van wat tegen u inge bracht is „Ik heb niets te zeggen, uwe Genade," snikte het meisje opnieuw. „Je kunt gaan, Sidonie," zei de hertogin. „Denk er om, dat geen woord van hetgeen hier besproken is verder komt dan deze vier muren." „Ik geef uwe Genade de verzekering, dat zij on voorwaardelijk op mijn stilzwijgendheid rekenen kan," antwoordde Sidonie, zichzelf trachtende wijs te maken, dat zij vandaag een prachtbeurt had ge maakt. Vergeel dan niet, waarheen ge ook gaal, een boekwerk der H.B.-serle mee Ie nemen. Uit sluitend voor onze abonnes slechts 1T^2 cenl, inge naaid, 70 cenl in luxe prachtband. Verkrijgbaar bij al onze bezorgers, agenten of op ons hoofdkantoor. Toe zending per post geschiedt, na ontvangst van postwissel groot respectievelijk 22*4 of 80 cent. Op verzoek van de Administratie der Hollandsche Bibliotheek deelen wij den uitslag mede van de Prijsvraag voorkomende in den premieroman „Het Huis aan den Overkant". De gevraagde dichtregels waren Helaas, helaas, hoe vlieden onze dagen Hoe spoedt zich ieder uur mei onzen luister heen Hoe Ilauwe vreugd, hoe bittre plagen Hoe min vermaak, hoeveel geween. Gebleken is dat er in de opgave een drukfoutje geslopen is, voor het woordje min staat abusievelijk opgegeven 201217, dat moet zijn 20127. De meeste inzenders hebben die fout zelf reeds verbeterd, de oplossingen echter die zich aan het cijfer 17 gehouden hebben, zijn natuurlijk ook gevoegd bij die welke voor een prijs in aanmerking kwamen. Na loting zijn de prijzen ten deel gevallen als volgt het eiken bockenrek aan den Heer R. M. Djokomarsaid, Rijnsburgersingel 45, Leiden de twintig rijksdaalders aan de dames en heeren B. v. d. Molen, Begoniastraat 35, Enschedé P. Buys, Otterspad 4, Zaandam J. Drok, Tuindorp D.323, Lobith Nr. 9—79 A, Huis van Bewaring, Dordrecht; P. A. Tesselhoff,Luipaardstraat 48, Eindhoven B. Grotegoed, Rozengracht 15 I, Amsterdam J. S. de Waard, Paul Krugerstraat 21, Assen; van Buren, Borneostraat 7, Gorinchem M. Schoonhoven, Weddenweg 34, Oude Pekela Van Tienhoven, Laan van Meerdervoort 335, Den Haag h! C. v.d. Burg, Oran jestraat 10, Lunteren J. Bakker, Nieuwe Aanleg 35, Arnhem G. Rauwèndaal, Torenstraat 10, Soest; J. P. van Driel, Assendelftstraat 41 B, Rotterdam D. Reutjes, Eyssoniusstraat 37A, Groningen F. Storms, Rijksweg 30 A, Sittard; A. v. d. Louw, Langstraat A 14, Arnemuiden H. Hengeveld, Vischpoortstraat 7, Elburg W. Konffeld, Kerkstraat 46, Nijverdal J. v. d. Zeede Boer, van Asbeckstraat 50, Leeuwarden. De prijzen zullen dezer dagen naar de bovenstaande adressen verzonden wor den.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 23