No. 7
VRIJDAG 15 JULI 1932
221
Nu echter verplooiden zijn -trekken zich langzaam tot iets, dat men met
veel goeden wil voor een glimlach zou kunnen houden.
Want er kwam geen strijdlustige huurder binnen, tot aan de tanden ge
wapend met boosaardige voornemens en dwaze klachten, geen wanbetaler
ooker trad een wezentje zijn kamer binnen, dat hem volslagen onbekend
was dat wil zeggenhet tród niet het zweefde het verscheen een
tenger figuurtje, heelemaal in 't zwart gekleed, met een mooi, bleek gezicht,
waarin twee groote donkere oogen, onder een "nauw aansluitend klein hoedje,
de meeste plaats innamen.
Om den hals droeg dit schepseltje een wonder van een zilvervos, dien de
heer Pietsch gladweg op tweeduizend mark taxeerde, en een zwakke geur van
de een of andere dure zelfstandigheid vervulde bij haar binnenkomst de ruim
te, den scherpen geur van uitgedoofde sigarenstompjes inild overstemmend.
De heer Pietsch stond op, zijn stoel met groot tumult achteruitschuivend,
en hij spande zich in, om een soort buiging tot stand te brengen, waarvoor hij
met een bevallig hoofdknikje beloond werd.
„Ik ben Renée Malvy," zei het schepseltje.
De heer Pietsch voerde nog eens de beweging uit, die hij voor een buiging
hield, noemde zijn naam, en voegde er, om zijn buitengewone hoogachting te
betuigen, aan toe
„Als ik zoo vrij mag zijn."
Toen bood hij, als man van de wereld, zijn schoone bezoekster een zit
plaats aan.
Renée Malvy had de lange wimpers neergeslagen.
„Ik weet natuurlijk niet, of mijn naam u iets zégt, meneer Pietsch,"
begon ze met zachte stem. „Maar ik word aangezienof misschien kan ik
beter zeggen, ik wérd tot nu toe aangezien voor een der meestbekende danse
ressenik speel de hoofdrol in „Duizend Mooie Meisjes" in het Nieuwe
Operetten-theaterjaMaar ik heb nu het besluit genomen, me heele
maal van het tooneel terug te trekken."
De heer Pietsch had bijna gezegd, dat ze daar, volgens zijn meening, ge
rust nog een paar jaartjes mee wachten kon, maar het schoot hem nog juist
bijtijds te binnen, dat ze die woorden verkeerd zou kunnen uitleggen.
Hij bleef dus zwijgen, met een gezicht van droeve verbazing, en Renée
Malvy ging voort
„Het stuit mij hoe langer hoe meer tegen de borst, iederen avond voor
het publiekhoe zal ik 't zeggenvoor 't publiek als hansworst op te
treden en zooik kan 't werkelijk niet meer. Er bestaan in het leven mooiere,
hoogere, ernstiger dingen, meneer PietschIk weet niet, of u me be
grijpt.
„Ik begrijp u volkomen, mevrouw," haastte de heer Pietsch zich te zeg
gen, en hij vroeg zich af, of dat nu op een huwelijksaanzoek uit zou draaien. Je
kon nooit weten bij die tooneeldames 1 Maar de ringen schenen echt te zijn
ook die groote, met dien smaragd.
„Ik weet nog niet goed, wat ik doen zal," zei Renée Malvy met een om
floerst stemgeluid. „Er is een man, die me liefheeftniet zoo'n oppervlak
kige bewondering van al die jongelui, die me bloemen sturen en bonbons en
weet ik wat voor rommel nog meer, en die dolblij zijn, als ik in hun auto mee
wil rijden naar een restaurantnet of ik niet alleen naar een restaurant kan
rijdenlieve hemel, wat is éten nu eigenlijk, nietwaar? Wat wou ik
zeggeno ja, hij houdt echt van me, en hij heeft een Verrukkelijk huis, in
Zwitserland, en honden en paarden dus dat is één mogelijkheid. Maar ik
heb gisteren een heelen tijd met de Overste gesproken.o ja, dat weet u
natuurlijk niet met de Overste van de Urselinen, die is op 't oogenblik in
Berlijn.... En ze heeft me veel verteld over haar klooster, heelemaal met
klimop begroeid, en zoo'n sprookjesachtige stilte, en 's morgens om negen uur
luidt er een zilveren klokje voor de mis, en je loopt er altijd twee aan twee, net
een droom. Dus ik moet voor één van tweeën beslissen, is 't niet zoo, en u zult
wel begrijpen, dat dat voor een vrouw nog niet zoo eenvoudig is.
Zij sloeg nu voor de eerste maal de oogen op, waardoor zij den sprake-
loozen heer Pietsch in niet geringe verwarring bracht.
Hij schraapte zich de keel, en 't was hem, alsof zijn boord plotseling
twee nummers nauwer was geworden.
Hij zat te transpireeren, en diep in zijn bewustzijn had hij het ergerlijke,
maar niet geheel ongegronde gevoel, dat die heele geschiedenis hem eigenlijk
geen steek aanging.
Maar vóór hij zijn gedachten zoover bij elkaar had, dat hij in dien geest
een aanval kon ondernemen, sprak de danseres alweer door
„Ik weet heel goed, dat ik in de meeste opzichten heel anders ben dan
andere vrouwen, ziet u we zijn meestal zoo oppervlakkig, en lui en onver
schillig en zoo, maar ik geloof niet, dat ze mij zooiets kunnen verwijten; als
een mensch iets doet, moet hij 't heelemóal doen, vindt u ook niet
De heer Pietsch meende niet anders te kunnen doen, dan te verklaren,
dat hij er óók altijd voor was, afdoende maatregelen te nemen, en hij kreeg
daarvoor ten loon een kinderlijk lieftallig lachje.
„Jawel, dus.... ziet u.... in één-opzicht blijf je toch altijd maar een
vrouw, „een vrouw tot in de puntjes van haar nagels," heeft Richard
Schmidt eens van me gezegd. U kent Richard Schmidt toch zeker Niet
Dat begrijp ik niet. Hij is toch beslist.maar wat ik zeggen wouu moet
me niet in de rede vallen, meneer Pietsch, ik weet heusch niet meer, wat ik
zeggen wouach ja, in één opzicht ben ik toch nog maar een echte vrouw,
helaas, ik ben zoo.... besluiteloos, ziet u. Het wil me maar nooit lukken,
kordaat een besluit te nemen, en me daar dan aan te houden. En toen heb
ik zoo bij mezelf gedachtje moet jezelf tot een besluit dwingen, heb ik bij
mezelf gedacht, met geweld dwingen en daarom ben ik nu hier, ziet u."
Zij zweeg om eens adem te halen en keek den heer Pietsch aan met een
paar kristalheldere oogen.
De huiseigenaar trok een totaal verslagen gezicht. Hij probeerde een
paar maal, een zin te beginnen, en bracht het ten slotte tot de vraag
„Hoe bedoelt u dat, mevrouw
Weer keek Renée Malvy hem recht in het gezicht, en het gelukte haar,
daarbij een echte Madonna-uitdrukking te brengen in haar amusante, ja
ietwat brutale trekken.
„Ik heb een erg goeden kennis," zei ze, „een jongen journalist, en die
heeft me verteld, dat hij een artikel wou schrijven over het huis Mahrenholz-
straat 17, omdat de menschen daar alle mogelijke ongelukken beleven, over
stroomingen, ontploffingen, en de hemel mag weten wat allemaal nog meer."
De heer Pietsch begon onrustig heen en weer te schuiven op zijn stoel.
„Die arme menschen
moeten heelemaal van
streek zijn, radeloos ge
woon; ze moeten in vochti
ge, ongezonde kamers
slapen, afschuwelijk.
en toen heb ik tegen mijn
vriend gezegd schrijf jij
er maar geen artikel over
wat zegt u, meneer
Pietsch O, ik dacht,
dat u wat zeiNu,
dus ik zei tegen hem:
schrijft u er maar geen
artikel over, ik zal die
arme menschen zelf wel
helpen. Ik heb 'namelijk
een villa, meneer Pietsch,
in de Hölderlinstraat,
vlak bij 't Reichkanzler-
plein. Er zijn drie ver
diepingen met vierentwin
tig kamers. Die wil ik heel
graag ter beschikking van
die arme menschen stel
len; ze kunnen er in
wonen, tot hun oude
woningen weer in orde
gemaakt z»n.of des
noods nog langer je
moet nooit iets half doen
zoolang ze 't prettig
vinden. Ik wil die villa
niet meer bew.onen op
die manier dwing ik me
zelf om een besluit te
nemen, zietu? Want dan
heb ik geen tehuis meer,
ytai de tandaVtb ziet....