266 VRIJDAG 29 JULI 1932 No. 9 Een haarspeld van de Batavieren, juister gezegd van de Batavierschen, of de oven waarin de kok van Julius Caesar de spinazie stoofde, of'n soort stoof waarop Claudius Civilis in zijn oude dagen zijn voeten warmde, dat zijn allemaal dingen die men wel eens zien wil. En als men op de vacantiereis ergens komt, waar dergelijke oudheden te zien zijn, dan moet men er heengaan. Al die wetenschap kun je opdoen in gidsen, maar we zijn er bij reizen in binnen- en buitenland zoo aan gewoon geraakt, om dadelijk in een boekje naar de officieele beziens waardigheden te bladeren, dat velen er op 't laatst den brui van geven en die beroemde plekjes en musea expres niet gaan bekijken zij willen vreem de streken en steden op hun eigen manier zien. Groot gelijk. Juist op een vacantiereis ben je niet altijd in de stemming om de rijkdommen van een museum en een schilderijenverzameling naar waarde te schatten, en als je niet in de stemming bent, is het onzinnig om toch door de zalen te slof fen, omdat het de plicht van den toerist zou zijn. Maar van den anderen kant is op veel plaatsen iets te zien, dat wij niet moeten overslaan. Een ruïne of een oud kasteel bijv. slaan wij nooit over, omdat het altijd interessant is, eens met eigen oogen te zien, hoe de Nederlanders van vier of zes eeuwen geleden leefden, om te kijken naar hun keukens, hun slaapkamers en hun gevangenissen,waarin zij allerlei griezelige uitvindingen hadden toegepast, zoo als zolderingen met ijzeren punten die lang zaam naar beneden kwamen. Een uitzichttoren beklimmen wij ook altijd, in Arnhem of bij Wageningen of ergens anders, of de Pyramide van Austerlitz, of de hoogte bij Hellendoorn. Op zoo'n hoog punt krijg je een geweldig uit zicht en zie je pas goed, dat ons land eigenlijk be staat uit boomen, torens en molens; je kunt er soms ook duidelijk zien, hoe het eene landschap in het an dere overgaat, hoe groot het verschil is tusschen de eene streek en de an dere. Men kan ook in dat kleine landje van ons nog ontdekkingsreiziger worden en iets vinden, dat in geen enkelen gids gedrukt staat; en al is voor zoo'n ontdekking geen prijs uitgeloofd, of al zal „zooals de „leugenbank" op de IJselkade te Deventer het niet in de krant komen, of al zal er de malaise niet mee uit de wereld gestuurd worden voor ons zelf hebben wij er toch voldoening aan, dat wij in stadje zus of in dorpje zoo een raar huis hebben gezien, of dat wij hebben gepraat met een gezelligen boer van 93 jaar, die boomde over den goeien, ouwen tijd, of dat wij een tuin hebben gezien waar een groot wapen, compleet met leeuw en spreuk, in bloemen was gemaakt (Wageningen), enz. Klei nigheden misschien, maar het leven is aan elkaar geplakt van kleinigheden, die ons vreugde en

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 10